De Hollandsche Lelie. Jaargang 28
(1914-1915)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdOverzicht van de Week.I. Parijsche corr: I.Onze Holl: couranten hebben hunne Parijsche correspondenten, die zeer franschgezind zijn. De Fransche groote Bladen geven zich insgelijks het air, als ware alles in Parijs couleur de rose. Thans ligt voor mij de Engelsche Queen, een Blad dat uitteraard bijna niet op het vasteland maar slechts in Engeland-zelf wordt gelezen, en er dus minder belang bij heeft de waarheid te verdraaien. Dit Blad bevat steeds, elke week, eene correspondentie uit Parijs, en ziehier wat ik citeer uit het 24 Oct.-nommer: Een andere moeilijkheid is de hopelooze toestand van den trein-dienst rondom Parijs. Om een reis van drie uren te maken kan men nu gerust het dubbele voor den tijd rekenen, en zelfs dan maken de autoriteiten het enkel nemen van een kaartje tot iets zoo gewichtigs als het teekenen van een contract. Daarbij de gezegende onzekerheid van elken trein die vertrekt.! Hij vertrekt, komt terug, vertrekt weer, stopt aan elk station, en tusschen elk station, staat precies daar stil waar geen platform is, zoodat het uiten instappen voor de oude menschen, de kreupelen, of zelfs de zwaarlijvigen, een zaak van gewicht wordt. - - A la guerre comme à la | |
[pagina 262]
| |
guerre, maar, met dat al is het duidelijk dat de spoorweg-directies ‘een slaatje uit den oorlogstoestand maken’. Zooals een Fransche vrouw dezer dagen zeide: Geen land evenaart ons in bovenmenschelijke inspanning, gelijk de mobilisatie bewees, maar wij houden niet vol. (spatieering van mij, red.) En inderdaad, zij heeft geen ongelijk. Frankrijk is ongetwijfeld in staat tot bovenmenschelijke inspanning, maar of het in staat is die vol te houden, dat is de vraag. (Spatieering is van mij, red). Ziedaar een oordeel van achter de schermen, en van een Engelsche, van bondgenootenzijde, maar een oordeel niet bestemd voor het vasteland doch voor Engeland-zelf. En het is een zeer juist oordeel m.i. De Franschen zijn inderdaad te oppervlakkig, te weelderig, te zeer luchthartig om iets te bezitten van dien ‘Ausdauer’, die den Duitscher doet zeggen: Sterven of overwinnen, - en die ook ons-Hollanders eigen is. Geen wonder ook, wij zijn, evenals de Duitschers, Germanen, terwijl de luchthartige Franschen tot het Latijnsche ras behooren. Rasverschil laat zich niet wegredeneeren. Het komt telkens opnieuw voor den dag. Nergens merkt men dit zoo goed als in Zwitserland. Zwitserland heeft één regeeringsvorm, maar welk een reusachtig verschil is er tusschen den Fransch-Zwitser in Montreux en Lausanne, en den Duitsch-Zwitser in Bern, enz., of de Italiaansch-Zwitser van het Engadin.! Al vormen de verschillende provinciën één land, de inwoners hebben niets met elkander gemeen, en de vreemdeling voelt dit terstond als hij, zooals ik, een tijdlang wóónt onder hen. ANNA DE SAVORNIN LOHMAN. | |
II. Parijsche corr: II.Uit dit zelfde Blad: the Queen, dat óók geeft een wekelijksch overzicht van de oorlogsgebeurtenissen, knip ik tevens een cynische beschouwing over den val van Antwerpen, waaruit zonneklaar het ècht-egoïstische Engelsche karakter blijkt: De val van Antwerpen was een tegenvaller, maar het is onnoodig het te beschouwen als een tegenvaller van ernstigen aard. - Voor Antwerpen-zelf is het treurig, voor de natie zeer hard, maar het is uit een oogpunt van strategie niets erg. De Duitschers hebben zich te goede gedaan er op dat zij Antwerpen konden gebruiken als basis van operaties tegen Engeland. Indien hiermede is bedoeld dat de Duitsche vloot het eerst te voorschijn komt, dan zou onze marine dat uitstekend vinden. - Maar 't voornaamste is dat, hoe ook de vesting zal worden gebruikt, zij voor ons veel geschikter is om te worden bestookt dan de tot hiertoe door de Duitschers bezette plaatsen. Ziedaar alles, al het medelijden, dat dit, speciaal voor vrouwen geschreven Engelsche Blad over heeft voor het lijden, den nood, de verschrikkingen, geleden door de Antwerpensche bevolking! Alleen en enkel het Engelsche voor- en na-deel wordt beschouwd, alleen uit dat gezichtspunt wordt de zaak bezien wat voor Engeland noodig en prettig is. Maar medelijden - geven - er wordt niet aan gedacht zelfs. Dat laat men liever over aan Hollanders, en neemt zelf de rijke betalende Belgen.! En, ik herhaal, let wel dat dit Blad een specifiek Engelsch orgaan is, geschreven voor een Engelsch publiek, er op rekenend daarom dat het vasteland niet onder de oogen krijgt wat er achter de schermen wordt gedacht over België in het schijnbaar-vrome Engeland. ANNA DE SAVORNIN LOHMAN. | |
III. Nog eens ‘the Queen’.In dit zelfde Blad kan men ook nog lezen: Het is zeer treurig dat de drankzucht steeds toeneemt onder de vrouwen, die, - nu de natie min of meer zorgt voor haar bij afwezigheid van de mannen, - zichzelven niet gedwongen meer voelen tot arbeid. Velen harer ontvangen meer geld dan anders, op grond van die afwezigheid van den broodverdiener dan toen deze thuis was en verdiende.. En zij verontschuldigen zich dan dat zij drinken om haar verdriet over de afwezigen te vergeten. (Spatieering is van mij). Men moet wèl tot de huichelachtigen behooren om zulk een excuus te durven aanvoeren voor dit in een vrouw dubbel afzichtelijke misdrijf: drinken! Vele mijner lezeressen schrijven mij - en ik ben het met haar eens - dat zij de Duitsche vrouw en móeder niet kunnen navoelen in haar zóó bereidwillig den man of den zoon afstaan ‘voor het vaderland’. Maar met dat al heb ik voor deze berusting vrij wat méér eerbied dan voor de Engelsche ‘vrome’ vrouwen, die zich laten bedeelen om te drinken, en die deze vuile gewoonte dan excuseeren met haar ‘verdriet’. Dáárvoor moet men tot in hart en nieren huichelachtig zijn. Ik wijs er nogmaals uitdrukkelijk op, dat ik het bovenstaande vertaal uit het Engelsche Blad: the Queen. ANNA DE SAVORNIN LOHMAN. | |
[pagina 263]
| |
IV. België - en neutraliteit.Men heeft mij reeds meer dan éénmaal verkeerd begrepen in zake de netelige, en door leeken overigens niet uit te maken quaestie of Duitschland België's neutraliteit schond of niet. Herhaaldelijk betoogde ik reeds, dat ik die quaestie kan noch wil beoordeelen, enkel geloof hoe het dom was van de Belgische regeering zich te wagen aan een zoo ongelijken strijd. Van een zoo bevoegde hand als die van Generaal Staal wil ik heden uit het Vaderland citeeren: Nog op 4 Augustus deed nu de Belgische Minister van Buitenlandsche Zaken een beroep op Engeland, Frankrijk en Rusland om, als garanten, samen te werken tot de verdediging van België's grondgebied, en trad op die wijze feitelijk tot de Verbondenen toe, vermits de oorlogstoestand tusschen Frankrijk en Duitschland in den avond van 3 Augustus was ingetreden. Naar mijn bescheiden meening zou, als de Belgische Regeering niet het initiatief had genomen tot het verbreken van de diplomatieke betrekking, zij geen beroep had gedaan op Engeland, Frankrijk en Rusland als garanten van België's neutraliteit, en zij zich bepaald had tot een verwijzing naar de artikelen 5 en 10 van het Verdrag, tot het motiveeren van haar besluit om de schending der neutraliteit met alle middelen te keeren - zij sterker hebben gestaan bij het sluiten van den vrede, en niet zwakker gedurende den strijd, aangezien de Verbondenen geheel bereid zouden zijn geweest om de neutraliteit van België te verdedigen, ook zonder dat zij daartoe door België als garanten waren opgeroepen. Ziehier hetzelfde wat ik bedoel, wanneer ik zeg dat m.i. de Belgische regeering niet verstandig handelde. Ik kan niet genoeg herhalen dat ik mijne persoonlijke meening voor niet meer wensch te geven dan eene persoonlijke, maar ik ben blij dat hetgeen ik ongeveer bedoel in mijn gedachtengang, thans zoo helder en klaar is gezegd door een militair als generaal Staal. ANNA DE SAVORNIN LOHMAN. | |
V. Voorspellingen.I.Misschien herinneren mijne lezers zich nog hoe Le Matin indertijd schimpte en smaalde op waarzegsters, enz., toen het gold den moord op den Franschen fabrikant, wiens lijk is gevonden enkel en alleen tengevolge der aanwijzingen van eene zeer bekende Fransche zieneres uit Nancy. Diezelfde Matin echter vindt het thans ineens niet meer beneden zich aan voorspellingen te hechten, nu het geldt den oorlog, voorspellingen namelijk met zijn eigen wenschen overeenkomende. Het Blad schrijft: Op een Zondag van het vorig jaar ontstak over Parijs een hevig onweder, en de bliksem sloeg in op het schild van de Gare du Nord; in het midden daarboven bevindt zich het beeld van de stad Parijs en van Petersburg, en ter linkerhand dat van Londen en van Weenen. Het beeld van de stad Weenen ontving den schok. Zijn kroon was gebroken en werd weggeslingerd; de stukken vielen ter aarde, terwijl de beelden van Parijs, Petersburg, Brussel en Londen onbeschadigd bleven. Volgens de oudheid hebben de voorteekens een verschillende beteekenis al naar gelang zij plaats vinden rechts of links. Rechts loerden zij als gunstig beschouwd, links als ongunstig. En zie, het beeld van Weenen bevindt zich op het schild van de Gare du Nord links. - | |
II.Ik-zelve heb van bevriende hand de bekende ‘almanachs’ van madame de Thèbes ontvangen omstreeks het vorig Nieuwjaar, toen er dus van geen oorlog sprake nog was, die van 1913 en van 1914. Nu neem ik ze ter hand - ik had ze niet mede genomen naar Nauheim - en het trof mij thans hoevéél reeds is uitgekomen van hetgeen deze zoo bekende waarzeggeres voorspelde. Ik ben niet als le Matin, die vandaag zich schaamt voor het geloof aan het bovenzinnelijke, en er morgen mee coquetteert uit eigenbelang. Ik heb stééds gezegd, dat ik gelóóf aan bovenzinnelijke machten, en aan de gave van sommigen, die méér zien van de toekomst dan wij. Juist daarom zou ik-persoonlijk nooit tot dezulken willen gaan om inlichtingen over eigen lot. Het geluk komt vroeg genoeg, en het ongeluk óók. Waarom dus vooruit willen loopen op wat ons onvermijdelijk wacht.! Maar thans acht ik het voor mijne lezers niet van belang ontbloot de gedane voorspellingen, voor zoover zij op de belangrijke hedendaagsche gebeurtenissen betrekking hebben, te herhalen. Mijne lezers mogen dan zelf oordeelen: 1913 Nieuwjaar. (terugblik van voorspelling in 1912). | |
[pagina 264]
| |
Duitschland bedreigt Europa in het algemeen genomen, en Frankrijk in het bijzonder. Wanneer de oorlog zal uitbreken, heeft Duitschland het gewild, maar daarna zullen er geen Hohenzollerns meer zijn, en geen overheerschend Pruisen. Ik heb gezegd, en ik herhaal het thans in 1913: De dagen van den Keizer zijn geteld, en na hem zal alles in Duitschland veranderd zijn. Ik zeg: zijn dagen van regeering, ik zeg niet: zijn levensdagen.
1913. (terugblik van voorspelling in 1912). Het is twijfelachtig of België nog langen tijd den vrede zal kunnen behouden, waarvan het thans geniet.
1913. (voorspelling voor 1914) Parijs zal subliem zijn en verschrikkelijk wanneer, zooals alles aanwijst, het leger aan de grenzen staat en het vaderland in gevaar is. - Is het mogelijk - zullen wij dat zien? - -! Is er onder ons, of ergens anders, een wil, die iets vermag, wat ook, tegen het onvermijdelijk gevolg van de smeulende geschillen, plotseling in vlam geraakt door het meedoogenlooze noodlot!
1913. (voorspelling voor 1914). Een nieuwe koning misschien; een nieuwe paus stellig.
1913. (voorspelling voor 1914). Duitschland zal al zijn troeven in 1913 uitspelen. Welk een verandering in dat Rijk.! De oorlog zal het noodlottig zijn. Het weet dat. Het vreest dien. Het zou hem willen vermijden. Het is te ver gegaan, te snel, te hoogmoedig opgetreden.
1913. (voorspelling voor 1914) (Oostenrijk) Het uur is nabij der openlijke vijandschap tusschen slaven en germanen. Hij die dacht te zullen regeeren zal het niet doen, en een jonge man, die niet op de opvolging rekende, zal regeeren in zijn plaats.Ga naar voetnoot*) - - - In Weenen is alles onzeker, alles weifelt tusschen het slavisme en het germanisme, het catholicisme en het protestantisme en de orthodoxen, zonder zelfs te noemen het islamisme.
Voorspelling 1913 (voor 1914). België, meegesleept in den oorlog, en in staat dien uit te lokken, heeft langer bestaan dan het nog zal bestaan. Uit een congres geboren, zal het door andere congressen zien wijzigen wat het nu is. Brussel en eenige andere groote Waalsche steden zullen zeer hebben te lijden, vooral Brussel dat door vuur wordt bedreigd.
Voorspelling 1913 (voor 1914). Polen, Polen! Gij hebt gelijk niet te wanhopen! U lacht de toekomst tegen. Heerlijke en bloedige dingen zullen voorvallen in Warschau binnen korten tijd. - - -
Voorspelling 1914 (gegeven in het jaar 1913. Omstreeks November, bij de uitgave van dit boekje). Gelukkig jaar voor ons (de Franschen) wier harten slaan voor groote idealen, redders en hernieuwers van volken; ondanks tranen. Jaar van roem, jaar van haat, dan van liefde, jaar van scheuring, dan van onderling verbond tusschen de volkeren van Europa en andere groote volken van over zee. De tijden zijn vervuld; wij krijgen den oogst na zooveel zaaitijd. - - - 1914 zal voldoende zijn om ons de geboorte te toonen van een nieuw Europa, van een nieuwen geest. - - - Vrede zal ontstaan uit den oorlog. - - - Wij hebben niets te vreezen van de beproevingen van het lot. Frankrijk zal daaruit te voorschijn treden hernieuwd, door den oorlog of door de bedreiging van den oorlog, die wordt verwacht en noodlottig zal zijn.
Een zeer belangrijk staatsproces, dat het geheele land in beweging zal doen geraken, waarin - als altijd - de justitie, in dienst van de politiek, partijdig zal handelen. Oproertjes in de straten.Ga naar voetnoot*)
- - - Voor het overige, de tijden die komen zullen verbazingwekkend zijn door de menigvuldigheid der gebeurtenissen, zooals een stuk, gezien in een kaleidoscoop, - waarin de handeling wordt bestierd door het Lot. -
| |
[pagina 265]
| |
Duitschland! Alles is angstwekkend in het Lot van Duitschland. Alles is onzeker en verdeeld. Ik heb het vorig gaar zulke vreesaanjagende aanduidingen gevonden, dat ik achterna als het ware verschrikt was zoo pessimistisch te zijn geweest ten opzichte van een land naar den schijn zoo almachtig. - - Maar ik zeg, en herzeg, dat Duitschland is onder de landen die het meest van allen zijn bedreigd door veranderingen, door ernstige omkeeringen in zeden en instellingen. - - Het. naastbijzijnd lot van de regeerders van het groote Duitschland zal waarschijnlijk plotseling een keer nemen. De Keizer zelf wordt het meest door het Lot bedreigd. Het is niet de Adelaar der Overwinning dien de Keizer draagt op zijn helm. Hij, die gelukkig en machtig schijnt voelt zich ongelukkig en zwak, door het verleden vervolgd. Men is er door gevangen gehouden. Men verblindt zich en bedriegt zichzelf; maar, hoe meer men zich uiterlijk groothoudt, hoe meer men onder zich de grond voelt wankelen.
Oostenrijk! Ongelukkig Oostenrijk! - - - Het keizerlijk drama, dat ik voorspelde, zal weldra geschieden. Niemand kan het Lot verhinderen zijn gang te gaan.Ga naar voetnoot1) -
België! Dit land, zoo dicht bij het onze, heeft tot hiertoe kunnen ontsnappen aan de gevaren die het bedreigen. - - België zou kunnen voortbestaan onder een verstandige regeering.Ga naar voetnoot2) Alles echter kondigt aan dat het langer heeft geleefd dan het nog zal leven, - - Arm klein land! Arm klein Hof! Dat alles zal verdwijnen.
Engeland! Ook dat groote Rijk heeft slechte dagen te wachten. Buiten- en binnen-landsche oorlog! Revolutie of iets dergelijks à propos van Ierland. Engeland is misschien het land dat het meeste wordt bedreigd door een algeheele verandering. Geheel Europa is bezig te veranderen. - - Engeland, verdeeld, alleenstaande-concurrent, en tegelijkertijd inwendig uitgeput, geruïneerd door het meedoogenloos egoïsme van de rijkelui en de financiers, die het land bezitten ten koste van het volk, heeft minder kans om aan de opstanden weerstand te bieden. Het spreekt vanzelf dat ik uit deze twee zeer interessante boekjes van madame de Thèbes alleen datgene overnam wat mij, in verband met wat wij thans aanschouwden, uiterst opmerkelijk toescheen. Ook over de overige landen - niet over Holland echter - bevatten de twee vóór mij liggende almanakken allerlei voorspellingen. Nogmaals wijs ik er uitdrukkelijk op dat ze zijn gedrukt, alvorens ook maar eenige mogelijkheid bestond iets af te weten van hetgeen thans ging gebeuren, namelijk die van 1913 in 1912 omstreeks Nov., en die van 1914 in 1913, omstreeks November. - Ik zeide onlangs, - in het door mij in Bad-Nauheim aangehouden Dagboek, - dat ik publiceer onder den titel: Indrukken, - hoe juist deze wereldgebeurtenissen mijn geloof in het Onzienlijke versterkten. Welnu, mijn geloof in het Onzienlijke wordt óók versterkt waar het dergelijke voorspellingen betreft. ‘There are many things between heaven and earth which your philosophy never dreamt of.’ Ziedaar een zeer waar woord van Shakespeare. | |
III.Ook de Petit Parisien vindt thans, evenals Le Matin, voorspellingen, - die naar zijn zin zijn tenminste, - niet langer beneden zich. Paul Lagardére schrijft daarin, omtrent een bezoek bij bovengemelde madame de Thèbes, die in Parijs zéér wordt gewaardeerd in alle, ook de hoogere, kringen. Ik zag op den schoorsteenmantel van het kleine werkkamertje van madame de Thèbes een photographie, die van Wilhelm II. ‘Hebt U ook in zijn hand gelezen?’ - vroeg ik. ‘Neen - niet in zijn eigen hand. Maar, ongeveer tien jaar geleden, heeft een voorname Duitsche dame mij den pleisterafdruk gebracht van een rechterhand, behoorende, zeide zij, aan een zeer hooggeplaatste persoonlijkheid. Dat afgietsel was zeer nauwkeurig genomen, en ik werd zeer geboeid door de studie der lijnen ervan. De hoofdlijn, breed, zeer goed zichtbaar, gaf blijk van een zeer groot verstand, maar ook van een ongeordende fantasie en van een onmetelijken hoogmoed. Zij boog plotseling, na twee derde van zijn loop, en daalde naar den top van de maan; teeken van krankzinnigheid. - De voorname dame zeide tot mij: Gij hebt zooeven de hand bestudeerd van den Keizer van Duitschland.’ - - - - - - - - - - - ‘Wat den kroonprins’ aangaat - aldus madame de Thèbes: - ‘Ik heb zijne photographieën gezien, en afdrukken zijner handen. Zij dragen het onwedersprekelijk teeken van een gewelddadigen dood. | |
[pagina 266]
| |
Ook zijn geboortedatum, zijn eerste levensuur plaatsen hem onder noodlottige invloeden. Wilhelm II zal sterven in krankzinnigheid en in physieken ondergang. Zijn zoon zal vermoord worden. En, als zij dood zijn, dan is het einde der Hohenzollerns daar...’ Ik laat deze profetie, die tot ons komt uit den mond van meneer Lagardère, en niet uit dien van madame de Thèbes-zelve, voor wat zij is. Alleen om de curiositeit vestig ik er de aandacht op hoezeer de ‘verlichte’ Fransche pers, - die indertijd zoo verachtelijk neerzag op de waarzegster van Nancy, - thans angstvallig grijpt naar die voorspellingen welke naar haren zin zijn, omdat zij het huis Hohenzollern den ondergang voorspellen. Hoe dat alles zij, dat er een ‘tweede gezicht’ is, en dat sommigen onzer zijn ingewijd, gedeeltelijk althans, in het vooruitzien van wat gaat komen, dat staat bij mij persoonlijk reeds lang vast. ANNA DE SAVORNIN LOHMAN. | |
VI. Weder een getuigenis.Tegenover al de gemeene ongeteekende leugens, die een zeker deel onzer pers gretig herhaalt uit de meest-verdachte bronnen, leugens over zoogenaamde ‘Duitsche gruwelen’ zal ik blijven voortgaan die berichten te publiceeren, die geteekend, en uit onverdachte bron, tot ons komen om het tegendeel te getuigen. Ik word niet betaald door Duitsch geld - zooals zéér velen dat worden door Engelsch geld - ik getuig alleen eerlijk de waarheid, onverschillig of die aan anti-duitsche lezers bevalt of niet. Niet doe ik dat uit sympathie voor de Junkerpartij of voor het militarisme, maar wèl uit eerlijk rechtsvaardigheidsgevoel, dat mij doet getuigen: De Duitsche natie is in geen geval verantwoordelijk te stellen voor wat hare regeering of voor wat de Junkerpartij misschien deed, noch voor de gruwelen bedreven door sommige individuen in haar leger: De Deensche dirigeerende officier van gezondheid Thorson schrijft in de Berlingske Tidende over den Duitschen geneeskundigen dienst in den oorlog. Hij zegt o.a.: Ik schrijf deze regelen in het belang van de waarheid en uit aandrang ook iets er toe bij te dragen, dat men met een iets minder bevooroordeeld en blik de Duitsche natie beschouwt dan thans het geval is in dezen oorlog. Om de beschaving van een volk in den oorlog te kunnen beoordeelen is de quaestie der behandeling van gewonden, met name van de gekwetste vijanden. Daar ik op dit gebied gelegenheid had mij een persoonlijke meening te vormen, zou ik dit willen zeggen: Van het oogenblik aan, dat een slagveld wordt doorzocht door den geneeskundigen dienst, wordt elke gewonde, vriend of vijand, gelijkmatig behandeld, en wordt niet het minste onderscheid gemaakt. Dat geschiedt in waarheid bij het Duitsche Roode Kruis. De ambtenaren van den geneeskundigen dienst, artsen en soldaten, transportmateriaal, ambulance, verbandstation, enz., verkeeren in idealen toestand. Ik heb alle groote hospitalen bezocht van Keulen, Aken en Berlijn, met de Russische, Fransche, Belgische en Engelsche gewonden heb ik gesproken en kon, zonder getuigen, vrij met hen praten, ze uitvragen, alles onderzoeken; niets werd geheim gehouden, de autoriteiten wenschten slechts één ding, nl. dat ik de waarheid zou bekend maken. De waarheid is dat alle gewonden zonder onderscheid van nationaliteit dezelfde behandeling genieten. Niet één der gewonde vijanden beklaagde zich. Een volk, dat zijn gewonden behandelt als het Duitsche doet, mag niet als ‘barbaren’ gekenschetst worden. Wanneer de behandeling bij de geallieerden maar bijna even goed is, kan de menschheid trotsch er op zijn zulk een hooge beschaving te hebben bereikt. De spatieeringen zijn van mijn hand. Het stuk heeft geen commentaar noodig. Het spreekt voor zichzelf. ANNA DE SAVORNIN LOHMAN. | |
VII. Hollandsche ‘Gruwelen’.Het onderstaande wordt door mij overgenomen uit een socialistisch Blad. Voor de waarheid ervan kan ik moeilijk instaan, waar de schrijver zich - om in dit geval zéér begrijpelijke redenen - niet met zijn naam onderteekent. Intusschen, het lijkt mij toch niet onwaarschijnlijk dat onze ‘vaderlandverdedigers’ aan deze behandelingen blootstaan - uit noodzaak. Juist dáárom immers is de oorlog zoo afschuwelijk, zoo onverdedigbaar, juist daarom kwéékt hij ten slotte monsters! Wat kan men anders doen dan de manschap, pen, haast je, rep je, overal onderdak bren- | |
[pagina 267]
| |
gen.! Van de plotselinge mobilisatie zijn zulke toestanden het natuurlijk gevolg. En daarom neem ik het onderstaande dan ook niet op als een aanklacht tegen het in Tilburg gebeurde, maar als een getuigenis van achter de schermen van wat er vastzit aan de phrasen: vaderlandsliefde, vaderlandsverdediging, enz. enz., vastzit voor die ongelukkige ‘dienstplichtigen’, die daarvan het slachtoffer zijn, - alleen omdat een kleine minderheid van regeerders en beurs speculanten, in verschillende Europeesche landen, een afschuwelijken oorlog wil. Wij kwamen dus vermoeid van den marsch in Tilburg aan, alwaar de indeeling compagnies-gewijze begon. Fabrieken, oude magazijnen of soortgelijke ruimten schenen de ideaalplaatsen te zijn om ons te loodsen. Ik smaakte het twijfelachtige geluk van met mijn ‘lotgenooten’ in een gedeeltelijk ontruimde ‘voddenfabriek’ onder dak te worden gebracht. Zoodra wij binnenkwamen keken wij elkaar verbaasd aan! Was dat ons kwartier? Zouden we daar moeten slapen, eten, drinken, poetsen, enz.!! Stel u voor, lezer, een ruimte van circa 12 M. lang en 10 M. breed, bewoond door ongeveer 45 à 50 man. Maar het ergste van alles was de ligging. Op vuile, vunzige juttenzakken, gevuld met dito stroo, zouden we onze vermoeide ledematen uitstrekken; om uit te rusten zoogenaamd. De vloer was met een dikke laag stof en modder bedekt. Zelden heb ik een smeriger slaapvertrek voor menschen gezien. Daar hebben nu vóór ons al 6 weken soldaten in doorgebracht, en nu zijn wij aan de beurt. Doch het wilde er niet bij mij in daar te moeten slapen. Ik vroeg per verzoek den kapitein te mogen spreken en wilde hem wijzen op den treurigen toestand waarin wij verkeerden. Ik wilde hem vragen dat smerige kwartier te mogen reinigen, zóódat het tenminste bewoonbaar was. Eenige dagen te voren had ik een boekje ontvangen, waarin allerlei nuttige wenken voor de gezondheid te lezen waren. Aan de hand van deze gegevens zou ik opkomen voor den meest bescheiden eisch: behoorlijke ligging. Doch voor de zooveelste maal leerde ik dat de militaire hierarchieke weg dood loopt. Al te beginnen met onzen majoor, die mij de verzekering gaf dat het nog wel een tijdje zou duren vóór ik den kapitein te spreken zou kunnen krijgen. En inderdaad, de kapitein was er niet. Hier moesten we dus rustig blijven wachten.
(Een soldaat in H.M.'s dienst.) Plaatsgebrek belet mij de rest over te nemen, waarin de schrijver verhaalt hoe hij en een paar kameraden weigerden onder ongedierte en vuil te slapen, en dus elders onderdak zochten en vonden, hoe zij daarvoor gestraft werden, en hoe nochtans de kapitein-zelf hun gelijk erkende door de ruimte grondig te laten reinigen. Hij wijst dan op het onrechtvaardige van gestraft worden waar men gelijk heeft, en zegt - iets waarin ieder onpartijdig mensch hem gelijk moet geven - dat de militaire dienst alle persoonlijkheid doodt, en de menschen maakt tot slaven, en van hun vrijheid berooft. Zoolang echter de massa-zelve, diens ondanks, voortgaat zich aan dezen slavendienst te onderwerpen, zoolang is het toch tenslotte haar eigen schuld dat zij aldus wordt behandeld. Hadden de volkeren van Europa, de legers zelf, de wapens neergegooid, en gezegd tot hunne vorsten en presidenten: Vecht-zelf, dan ware al deze vreeselijke ellende hun en ook ons land en onzen gemobiliseerden bespaard gebleven. ANNA DE SAVORNIN LOHMAN. | |
VIII. Nuttige wenken.In het vorig nommer nam ik den goeden raad over door Mevr. Van Rees-van Nauta Lemke gegeven in zake het maken van dekens gevuld met papier. Thans wil ik de aandacht vestigen op een niet alleen voor militairen of armen, maar voor ons allen zeer nuttig iets, namelijk op zuinigheid, zooals die betracht wordt in het uitstekend Kookboek voor den oorlogstijd van mevrouw M.J. Catenius-van der Meyden (128 recepten voor de bereiding van goedkoop en smakelijk voedsel: De zuinige Keuken, Kookboek voor den Oorlogstijd, uitgave Rotterdam, Nijgh en van Ditmar's uitgeversmaatschappij, prijs 20 cts.) - Eigenlijk is het ongepast dat een zoo onbevoegde, als ik ben in dat speciale opzicht van koken, eene zoo bevoegde specialiteit als mevrouw Catenius zou willen beoordeelen in zake hare ‘recepten’. Zij heeft haar naam schitterend gevestigd, getuige menige eervolle vermelding en medaille. Maar ik schrijf dit ook niet om te beoordeelen, ik schrijf slechts om aan te bevelen, nog te meer waar de hulpvaardige samenstelster der recepten een deel van de opbrengst afstaat aan het steuncomité. Alle deze recepten zijn berekend op den tegenwoordigen tijd van duurte en van moeten zuinig wezen; zij zijn echter alle ècht gezonde | |
[pagina 268]
| |
huiselijke kost, als b.v. pannekoeken, hutspot, spek met boonen, ham, eieren, groenten, enz. In het bijzonder het recept genaamd ‘mobilisatie-boter’ is een op dezen tijd toepasselijk. Het is geen ‘geknoei’, want het bestaat uit tarwemeel, melk, echte boter en eieren. Wie het precies wil weten koope het boekje, en sla op: blz. 12. Op een andere plaats in dit zoo helder geschreven boekje staat de zeer ware opmerking, dat vet en spek nu eenmaal volksvoeding zijn inplaats van het zoo dure vleesch, reden waarom het aanbevelenswaardig is dat de regeering nimmer déze artikelen in prijs laat stijgen. Ik kan slechts zeggen: wat wij zelven probeeren, dat vinden we altijd even smakelijk als we het ontleenen aan een recept van mevrouw Catenius, en de groote gewildheid harer kookboeken bewijst dat het anderen evenzoo gaat. In dit bijzondere geval echter zou ik er allen huisvrouwen, die de moeite doen zelve op hare huishouding toe te zien, in plaats van dit beneden zich te achten, op willen wijzen hoe ook de beste keukenmeid, ja die gewoonlijk 't meest, niet ‘zuinig’ omgaat met de gebruiksartikelen der keuken, onder het motto: ‘Het moet nu eenmaal zijn eisch hebben.’ Maar, indien men werkelijk wil sparen, dan zijn er massa's gerechten te vervaardigen die evengoed smaken, of die tot het zelfde genre behooren als de duurdere, en waarin soms heel wat minder eieren of boter wordt verbruikt dan in den ouderwetschen tijd. Doet er uw voordeel mee, met dit 20 cents kookboek, en helpt daardoor metéén het steuncomité. ANNA DE SAVORNIN LOHMAN. |
|