Ingezonden stukken.
Buiten verantwoordelijkheid der Redactie.
Aan Mevr. A. de Vries-Dijkstra op haar woord aan ‘de Lezeressen en Lezers van de Holl. Lelie’ dt. 28 Oct.
‘de vrouw moet den man bekoren’.
‘de vrouwen zijn zelf de schuld als de liefde verdwijnt en een andere vrouw hun levensweg kruist.’
Vergeef het mij als ik soms in krasse bewoordingen mijne meening neerschrijf; dit is geen verontwaardiging of geen boosheid: ‘Ieder Vogeltje’, enz. En nu ter zake.
‘De vrouw moet de man bekoren’, maar hiermede wordt in mijne oogen de man zoo gruwelijk neergehaald en voorgesteld als zoo'n prullig, nullig laf, karakterloos wezen, dat ik om den dood niet graag één woord van dezen zin tot het mijne zou willen maken.
Ja zeker, een baardelooze jongen, een flaneur, een saletjonker, hij verkeert in de periode van bekoord te worden door een of ander lief, frisch, mooi jong meisje, dat behoort bij dien leeftijd. Men kan een meisje volkomen vergelijken bij de bloesem van het menschelijk bestaan.
Maar wat gebeurt er met de bloem als zij overgaat tot vrucht? Haar kroon verwelkt en haar uiterlijke schoonheid gaat weg!
Wee het huwelijk dat met het verdwijnen van dat kinderlijk geschijn in twist en krakeel uit elkander spat. Als dan de ernst, het ideale, het heerlijke levensdoel niet te voorschijn treedt als de hoogste bekoring.
Wee het huwelijk waar man en vrouw beiden missen de ernst van karakter, waar ze niet gevoelen de hoogste bekoring die er uitgaat van den huiselijken haard, waar man en vrouw beiden willen zijn onzelfzuchtig en rein, dienende het ideaal.
Nu wil ik hiermede volstrekt niet zeggen of beweren dat een vrouw die gehuwd is in een zoutzak moet veranderen of haar uiterlijke verschijning moet gaan verwaarloozen.
Doch een vrouw voor te schrijven dat ze een man moet blijven bekoren, dat is haar doemen tot een onwaar, zenuwspannend, overprikkeld schijnbestaan, wreed en onwaardig.
Neen, als de tijd van de bekoring achter hen ligt en man en vrouw treden te zamen den dikwijls zoo zwaren levensweg op, dan ware het te hopen dat beide menschen elkander zullen leeren, achten, waardeeren en liefhebben.
Hoe, de bekoring in het huwelijk zou verdwijnen?
Waar gaat grooter, edeler bekoring uit dan van de vrouw als moeder.
Als de man, de krachtige, zelfbewuste, rechtgeaarde man dat heerlijke levensbeeld ziet, zijn vrouw met het kind in de armen! dan zal hij eene bekoring gevoelen zoo overweldigend groot, dat uitstraalt van het levensmysterie-zelve, dat hij in volle menschenweelde die moeder en dat kind in zijn armen zal sluiten, met een heilige liefde.
- Zóó moest 't zijn als het goed was, - dit is Liefde van tijd tot eeuwigheid.
Maar een man met allerlei middeltjes, roode lipjes, vlekkeloos gezichtje, lieve gebaartjes, mooie kleertjes en zoete woordjes te moeten trekken tot zich!
O, foei hoe vreeselijk!
Een hoog-rechtschapen, zelfbewust man behoeft niet bekoord te worden door zijne eigene vrouw om niet terecht te komen in de armen van een lichtekooi. God beware ons, wat een voorstelling.
Arnhem.
Mevr. S. HOOGENDIJK-HESSE.