Haarlems, Delftsch, Haagsch, Rotterdamsch, Friesch. Schiedamsch, en in welke plaatsen werd het, met den algemeenen naam ‘Delftsch’ aangewezen, niet gemaakt, - teruggedrongen werd naar hoeken en gaten om er naderhand meerendeels beschadigd weder uittekomen.
Men voelde voor dat alles niets meer. Kostbare schotels, - b.v. in mijn ouderlijk huis, - werden nonchalant gebruikt, als waren het stukken van enkele centen, en zoo ging het overal, totdat plotseling de meening was veranderd, zoozelfs, dat leelijk goed op zich zelf mooi werd gevonden, omdat de modezucht het in miscrediet gebrachte eenmaal onder hare vleugelen bracht, en de waarde tot honderdvouden deed rijzen.
Die nieuwe strooming deed wonderen, en waar eertijds boeken over de keramische kunst spaarzaam verschenen komen zij nu de markt overstroomen, en het blijkt dat in bijna iedere stad oudtijds de keramische kunst werd beoefend, hetzij in den oudsten vorm: de pottebakkerij, of in de latere verfijning: het porseleinbakken.
Nu wederom geeft Dr. Ernst Zimmerman een pracht-boek uit over de uitvinding van het Meissner-porselein. Joh. Friedr. Böttger, de grondlegger van deze soort werd tot heden verkeerd beoordeeld. Archief-studies hebben anders geleerd, en Böttger krijgt nu het voetstuk, dat hij verdient.
Terzelfdertijd wordt ook het zoogenaamde ‘boerengoed’ in eere hersteld. In de Antiq. Zeiting van 24 Febr. 1909 wordt op de ‘Bauernkeramik’ gewezen in een opstel, getiteld: ‘Zur Hausindustrie des Töpfergewerbes’.
Als nu maar niet bij dat alles overdrijving tot buitensporigheden overslaat. Het is immers gemakkelijker wat leelijk is mooi te vinden, dan het leelijke te onderkennen en het mooie te vinden.
A.J. SERVAAS VAN ROOYEN.
Oud-Gemeente-archivaris.