De Hollandsche Lelie. Jaargang 28
(1914-1915)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdNeutraal of.... Ophitserij tot oorlog?Terwijl ‘het Vaderland’ zich verheugt in een militairen medewerker, den heer generaal Staal, wiens artikelen uitmunten door onpartijdigheid en eerlijkheid, heeft datzelfde Blad een, - ik kan er geen ander woord voor noemen - misselijken correspondent uit Parijs, die, - natuurlijk - ongeteekend (enkel met den letter S.) geen gelegenheid laat voorbijgaan om de Franschen op te hemelen en de Duitschers naar beneden te halen. In het zooeven verschenen Avondblad van 6 Nov. j.l. echter gaat hij nog verder, en citeert een artikel van Clemenceau, uit l'Homme libre, dat openlijk ons aanhitst - bijna bedreigt, als we het niet doen - tot het deelnemen aan den Bondgenooten-oorlog tegen Duitschland. Bepaalde hij zich tot de enkele overneming van dat artikel, dan ware dit, gegeven de ernstige tijdsomstandigheden, reeds niet te excuseeren. Maar de anonymus S. gaat nog verder, en dikt telkens zelf aan de woorden van den Franschman door eigen bemerkingen over hunne belangrijkheid, over den man van invloed die ze schreef, enz., enz. Hoor maar: De heer George Clemenceau, die juist tien dagen geleden in zijn blad L'Homme Enchainé zulk een vriendelijk compliment aan Nederland bracht over de nauwgezette (scrupuleuse) wijze waarop onze Regeering over de neutraliteit van ons land waakte - een compliment dat, van zoo'n invloedrijk man afkomstig, op waarde moet gehouden worden, - laat nu, in een artikel dat een parallel trekt tusschen de neutraliteit van België en die van Nederland, doorschemeren, dat het met die nauwgezetheid niet zoo gesteld is als het wel zijn moet. Beide landen zijn, zegt de schrijver, slachtoffers der economische binnendringing van Duitschland, beider grootste havens, Antwerpen en Rotterdam, bevinden zich voor een groot deel onder Germaanschen invloed; ernstige middelen ter verdediging hunner neutraliteit hebben noch het eene noch het andere land; maar terwijl België zich op een wijze, de antieken waardig, verzet heeft tegen de schending van zijn grondgebied en het zijn eer en waardigheid, ‘alles wat de grootheid en de schoonheid van het leven uitmaakt’, stelde tegenover de kans van zijne steden en zijne akkers te zien verwoest, zijne gezinnen te zien uitgedreven en de leden ervan verjaagd en vermoord... wijst de heer Clemenceau daarnaast op la Hollande, dat wel niet zoo rechtstreeks bedreigd was - ‘om de eenige reden dat men het niet noodig had’ - en zijn hoogste heil heeft gezocht in het bewaren van zijn neutraliteit. Dat deze in het begin van den oorlog even geschonden is, was een gerucht dat de Nederlandsche regeering heeft tegengesproken ‘en hoewel nog eenige twijfel moge bestaan,Ga naar voetnoot1) heeft niemand het recht haar goede trouw in twijfel te trekken.’ ‘Maar er bestaan redenen, waarvan sommigen buiten het volk zelf omgaan, die de publieke meening in Nederland doet neigen tot een politiek van toenadering tot Duitschland.Ga naar voetnoot2) Het Nederlandsche volk is fier en onafhankelijk en houdt aan het recht de tradities eener schoone historie voort te zetten. De Nederlanders verzuimen geen gelegenheid te verzekeren dat zij geen Duitschers willen worden; maar dat verhindert hun niet een politiek te voeren ondergeschikt aan de Pruisische autocratie;Ga naar voetnoot3) zij hebben hun land zonder eenigen tegenzin opengesteld voor de economische, zelfs voor de politieke binnendringing van Duitsche zijde. Toen dan ook de oorlogswolken zich boven den Europeeschen hemel begonnen op te hoopen, en, terwijl in België de meening in de richting van Frankrijk ging, werd hier menigen brief uit Amsterdam of uit Den Haag ontvangen, | |
[pagina 246]
| |
waarvan het einde in het algemeen aldus luidde: ‘Ik mag u niet verbergen, dat de meening hier u beslist ongunstig is.’Ga naar voetnoot1) De ophitserij wordt nog brutaler en onbeschaamder, waar Clemenceau het volgende durft beweren: ‘De welwillende, zelfs meer dan welwillende neutraliteit der Nederlanden ten opzichte van Duitschland is onder de tegenwoordige omstandigheden inderdaad van een belang dat men niet mag verwaarloozen.’ - Maar ons land staat in dit opzicht niet alleen, er doen zich ook in de Skandinavische landen, in Zwitserland, in Italië verdachte verschijnselen voor, die er op wijzen dat Duitschland ook van daar van oorlogscontrabande en proviand wordt voorzien. En dan schaamt deze anonymus, deze in Parijs wonende ‘S’, (wie is hij, wie betaalt hem?) zich niet de ophitserij van den Franschman aan te dikken met deze woorden: Het slot van het artikel bevat een waarschuwing en een raad, die, komend uit de pen van een man van gezag als de heer Clemenceau, wel eenige overweging verdienen. Hoor nu welke ‘waarschuwing’ en ‘raad’ ten beste wordt gegeven: ‘De inname van Antwerpen zal waarschijnlijk Nederland in een nog kiescheren toestand brengen, want alles schijnt er op te wijzen, dat, zonder met de traktaten rekening te houden, de Kaiser trachten zal, onder welken vorm dan ook, van de Schelde gebruik te maken. De Triple Entente heeft het recht erop te rekenen dat Nederland geheel zijn plicht zal doen. Zoo kan dan de oorlog zijn loop volgen, zonder dat de onzijdige landen ons de schade opleggen hem te verlengen door zich te leenen tot zijdelingsche pogingen van approviandeering ten voordeele van Duitschland. En Nederland, evenzeer door den Germaanschen inval bedreigd, als België zelf, Nederland (militairement indifférente), dat door de over winning van Duitschland onder het gezag van Berlijn zou worden gebracht, kan zijn onafhankelijkheid gered zien door de Triple Entente en, met de Triple Entente, door België zelf - wat voor de toekomstige geschiedschrijvers wel een mooi voorwerp van studie zal zijn.’Ga naar voetnoot2) Een ‘Nederlandsch’ correspondent aan een Nederlandsche courant moest zich schamen aldus de neutraliteit in het aangezicht te durven slaan. Want, dat is dit in het openbaar ophitsen tot deelname aan den oorlog. En, let wel, lezers, meneer Clemenceau en meneer ‘S’ zitten, als die oorlog hìer uitbreekt, veilig in Frankrijk, maar gij wordt platgeschoten precies als België. Hebben de Bondgenooten België geholpen? Zijn niet de Belgen-zelf diep-verontwaardigd over het in den steek gelaten zijn door hen, door Engelschen en Franschen? O, zeker, meneer Clemenceau - die lang over de 70 jaar is - zal ongetwijfeld een heel ‘mooie studie’ maken over onze dapperheid en trouw aan de Bondgenooten, maar wij zullen offeren onze mannen, vaders, zoons, ons bloed en ons goed. Wij zullen als België ondergaan. - - Het is een schande, dat ophits-correspondenties, ongeteekend nog wel, worden geplaatst in een blad als Het Vaderland. Ik voor mij ben eerlijk en onbepaald voor den vrede, voor het behoud van onze menschenlevens, voor de redding van wat er nog te redden valt. Daardoor wordt er misschien een ‘mooie studie’ minder geschreven voor de latere geslachten, maar het tegenwoordige geslacht wordt er door gered voor gruwelen en ellenden als die waaronder thans België is te gronde gegaan. Ik durf het hier openlijk uitspreken: Schande over den anonymus ‘S’, die, om meneer Clemenceau naar den mond te praten, veilig, vanuit de verte, zulke ophitserij durft overdrukken. - Waakt Nederlanders, houdt Uw oogen open, loop niet in de val, maar bedenk dat het gaat om U te lokken naar deze of naar gene zijde der oorlogvoerenden, maar, in elk geval, - als gij er op ingaat - te lokken in de val, waaruit noch de Bondgenooten, noch de Duitschers, noch wie ook, U zullen trachten te halen, zoo min als België er is uitgehaald. Laat België U een waarschuwend voorbeeld zijn.... Tot elken prijs vrede.... en nog eens vrede.... En laat U niet blinddoeken met phrasen van ‘eer’ en ‘plicht’ en al dat moois waarmee men U wil belazeren.... uit puur eigenbelang.Ga naar voetnoot1) ANNA DE SAVORNIN LOHMAN. |
|