te helpen en te genezen. En zoo spreekt het vanzelf dat hij, als Voorzitter van het Roode Kruis te Bad-Nauheim, thans nog extra een zeer drukken werkkring heeft, waar het geldt de toebereidselen voor de straks komende gewonden, die zullen worden ondergebracht in badhuizen, villa's, hôtels....
Toch, met zijn nooit genoeg te waardeeren vriendschap, gunt hij zich nog een oogenblikje elke week om mij vriendschappelijk te komen opzoeken, en het is bij een van die gelegenheden dat hij mij antwoordt, als ik vraag of ik dan niets, niets kan doen op mijn manier:
‘Zeker, kunt U dat - U kunt bij Uw landgenooten collecteeren voor het Roode Kruis. Er zijn hier immers nog verscheidene Hollanders. En, hoe ze ook over den oorlog denken, voor gewonden en zieken zullen ze toch zeker gaarne geven, van welke nationaliteit die ook zijn.’
Even schrik ik... 't Is zoo niets voor mij, dat gaan ‘bedelen’ bij geheel onbekende menschen, bij menschen die misschien wel een hekel hebben aan mij, of die graag hun hand op den zak houden....
Ik heb altijd zoo'n gevoel alsof je iets voor je-zelve vraagt, als je zoo iets doet....
Ik durf niet goed....
Maar... bah... Ik schaam me voor mezelve... Het geldt hier immers een goed werk, een werk van wezenlijke liefdadigheid.
‘Es muss’. - Dat woord is hier op de rechte plaats... En samen gaan wij op het pad, mijn vriendin en ik,... op een o zoo heeten, gloeienden zomermiddag.
Maar we denken daarbij aan die arme, arme menschen daarginds, die menschen en die dieren, die moeten marcheeren, en moeten vechten, in diezelfde gloeiende hitte...
... O maar iets, hoe gering dan ook, kunnen bijdragen om hun nood te lenigen...
En zie het valt alles zoo mede, zoo heerlijk mede... 't Begin is al zoo aanmoedigend.
Want, 't eerst gaan we natuurlijk naar iemand dien we kennen, van wien we zeker zijn.... Dat geeft moed....
Nu zijn we er doorheen. - Ons volgend bezoek-óók is nog bij persoonlijke kennissen, die evenzeer vriendelijk en bereidwillig teekenen op de door mij opgestelde lijst...
Maar dan geldt het Hollanders van wien we slechts bij name, toevallig, weten dat ze er zijn... En er hoort een klein beetje zelfoverwinning toe ook hen lastig te durven vallen.
Allen, allen echter zijn even voorkomend. Niet één afwijzend onheusch bescheid.! Iedereen, dien we aanklampen, brengt zijn of haar offer...
In het bizonder herdenk ik U, verengelscht Hollandsch echtpaar, dat reeds zoo vele jaren in Londen woont, wier sympathieën daarom uiteraard Engelsch zullen zijn geweest, maar dat terstond ontsloot Uw beurs, trotsch erop zich Hollanders te bekennen bij deze gelegenheid, daarom te teekenen op een lijst van bijdragen door Hollanders geschonken.
‘En U-ook, die verwant zijt met een beide in Indië en in Holland hooggeëerden naam, nicht van onzen generaal van Swieten, door Uw huwelijk sinds lang eene Duitsche, eene Nauheimsche geworden, U-ook herdenk ik, zooals gij ons, de U geheel-onbekenden, hebt ontvangen in de wachtkamer van Uw man, den Sanitätsrat, zoo eenvoudig-hartelijk-voorkomend, U-zelve excuseerend dat ge nog niet mèèr kondet geven, vertellend zoo èchtmoederlijk van Uw jongen dien gij hadt moeten afstaan aan de mobilisatie, Uw jongen, die U zoo dierbaar was, zoo oneindig-dierbaar, dat Uw stem bijna oversloeg.
‘Goddank, dat U ten minste nog andere kinderen overhoudt’ - zeide ik...
En nog hoor ik haar zachte, treurige stem, toen zij antwoordde:
‘Ach God, voor een moeder blijft dat hetzelfde of zij één kind bezit of velen. Het verlies, het sterven, blijft even hard,... of we slechts één bezitten, of meerderen’...
Hoevelen, de geheele wereld dóór, zullen evenals zij aldus voelen, aldus nameloos lijden...!
Ja, tenslotte is het een heerlijk werk geweest dat inzamelen voor het Roode Kruis, een werk van verbroedering en van vrede. Hebt dank gij allen die gegeven hebt, allen zonder onderscheid, hoog en laag beide, hebt dank in de éérste plaats om het doel-zelf, om de leniging van den nood, maar hebt òòk dank voor Uw vriendelijk welwillend optreden, blijmoedig geven... dat het vragen zoo licht maakte voor ons...
.... En ziedaar waarom er dan Wien Neerlands Bloed gespeeld werd op een van de middag-concerten, Wien Neerlands Bloed ter eere van de nog aanwezige Hollanders. - -
Professor Winderstein wist namelijk, dat de heer Johannes Snoer, een lid van zijn Kurkapelle, - wiens harp-solo's een der attracties uitmaken elken zomer van het Kur-