De Hollandsche Lelie. Jaargang 28
(1914-1915)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdOverzicht van de Week.I. Ziekelijke opvattingen.Het heele land is vol van Belgische vluchtelingen, ongegoede meestal, want de gegoeden prefereeren over het algemeen de wijk te nemen naar Engeland, (waar zij op die wijze geld inbrengen, - waarvan de Engelsche handel profiteert, terwijl de onze lijdt). Maar.... het heele land is helaas óók vol van Hollandsche werkeloozen, door den oorlog buiten eigen toedoen broodeloos-gewordenen, van Hollanders, die het zeker evenmin kunnen helpen als de Belgen het kunnen, dat de oorlog uitbrak en hen beroofde van hun kostwinning.... O zeker, ik weet wel dat er voor dezen steuncomité's zijn gevormd, dat er voor hen veel is gedaan in den beginne. Maar toch.... als men b.v. in Amsterdam verneemt van een rijke dame, die plotseling haar eigen huis aan een der mooiste grachten openzet voor deze haar geheel onbekende vluchtelingen van verre, die ze dagelijks spijzigt en laaft, alles ten aanschouwe der Amsterdamsche werkeloozen, als men de stad ziet doorrijden van auto's gevuld met oningepakt beddegoed, speelgoed, etenswaren, enz., terwijl aanstellerige juffers daarin zitten, een grooten band om den arm met: Hulp voor de Belgische Vluchtelingen, en als men dan in diezelfde stad honderden bleekneuzige Hollandsche kindertjes aanschouwt, en weet van uitgehongerde uitgeteerde Hollandsche vaders en moeders, die dat alles, ongevoed en onverzorgd, mede aanzien, zie dan rijst inwendig de vraag: Is zulk doen nu eigenlijk ware weldadigheid of... een ziekelijke bevlieging ervan door den oorlog...? Van al die vluchtelingen weet men niets, van de broodeloos gewordene Hollandsche armen wèl. Moeten nu per-se alle onbekende vreemdelingen voorgaan boven onze eigen landgenooten alleen omdat het... zoo ijselijk ‘gekleed’ staat in deze dagen te voelen voor Belgische vluchtelingen!? De bevolking van beide landen, van België en van Holland, is absoluut onschuldig aan den oorlog, heeft hem niet gewild. Maar de regeering van België heeft gemeend Duitschland's aanbod niet te moeten of niet te kunnen aanvaarden, en Engeland en de overige bondgenooten hebben zich daarop hunnerzijds verplicht België te helpen. Nu is dientengevolge de ramp gebeurd, en de Belgische bevolking is het slachtoffer geworden der handeling harer regeering. Maar waarom moet nu de onze, die, even onschuldig, toch óók reeds zwaar genoeg lijdt onder den oorlog, óók nog achteruit gezet worden ten koste der Belgen? Laat Engeland geld sturen en helpen; de Engelschen zijn rijk, zeer rijk. Zij echter hebben de gegoede Belgen, en wij sloven ons uit voor de armen... en vergeten onze eigen armen. Ik voor mij erken volmondig, véél heb ik helaas niet te missen in deze moeielijke tijden, maar, wat ik missen kan, dat geef ik allereerst aan de mij bekende oppassende Hollandsche gezinnen, die door den oorlog in nood geraakten, en niet links en rechts aan vreemdelingen van wie niemand weet | |
[pagina 197]
| |
wie ze zijn, en wat hen precies dreef zoo overhaast naar Holland te trekken, wezenlijke armoede of... gemakzucht. Het doet eenigszins bespottelijk aan telkens opnieuw in de couranten met voldoening te zien geconstateerd, hoe ‘tevreden’ de Belgische vluchtelingen zich verklaren over de ondervonden behandeling ten onzent, en hoe onwillig zij dientengevolge zijn terug te keeren. Het ontbreekt er nog maar aan dat zij niet ‘tevreden’ waren, waar rijk en arm zich uitslooft om het hun beter te geven dan menigeen hunner het misschien in Antwerpen zelf ooit gehad heeft. Hoe brutaal zij dientengevolge optreden blijkt uit de volgende advertentie, die ik zooeven uitknip uit ‘het Vaderland’: | |
Belgische vluchtelingen.Gevraagd voor 3 verschillende gegoede Belgische Families gemeub. kamers met gebruik van keuken. Wie is genegen, deze gratis, of voor zeer billijken prijs, te verhuren. Liefst niet op Scheveningen.
Welke Hollandsche ‘gegoede’ familie zou het durven wagen, juist in deze dagen, waarin wij allen finantieel in moeilijkheden zijn, gratis of tegen zeer billijken prijs een woning te vragen, nog wel met de pretensie erbij van ‘liefst niet op Scheveningen’. Men moet wèl overtuigd zijn van de verstandeloosheid, waaraan een groot deel onzer Nederlandsche natie schijnt te lijden tegenwoordig, om het in zijn hoofd te krijgen zulk een advertentie te drukken. Zij geeft een prachtig bewijs van de ingenomenheid jegens ongelukkige vreemdelingen ten koste van de eigen ongelukkige landgenooten, die een eigenschap schijnt te zijn der Nederlandsche liefdadigheid. Naar den Balkan-oorlog stroomde het indertijd ambulances en doctoren, terwijl voor de pest in onze eigen Indiën noch deelneming noch enthousiasme zijdens verpleegsters of geneesheeren was te vinden. Zoo is het ook thans. De verborgen ellende, die dergenen die door dezen oorlog, waaraan zij part noch deel hebben, plotseling broodeloos zijn gemaakt, is oneindig groot. Maar ik geloof niet dat deze het zijn die bij voorkeur in drommen langs de hoofdstraten trekken, of op de grachten staan te luieren, evenmin als ik geloof dat die Belgische vluchtelingen de grootste ellende doorstonden, die lust hebben, terstond na aankomst in Amsterdam, rond te zwerven in en om de winkels, en blootshoofds, met gescheurde kleeren, in de hoofdstraten, op het gevoel der menigte werken. En evenmin geloof ik dat die weldadigheidszin is van het reinste soort, die zich uit in het door de stad rondrijden in auto's met oningepakte goederen, de reikhalzende begeerte opwekkende der niet-bedeeld-wordende Hollandsche broodeloozen, goederen van allerlei aard, kleedingstukken, beddegoed, lekkers. - Ik weet b.v. van een ‘liefdadige’ juffrouw, die het steun-comité bad en smeekte toch te mogen meehelpen, en die niet kon worden aangenomen, omdat er reeds veel te veel ‘liefhebbers’ zijn; (voor zulk soort liefdadigheid, waarbij je een rolletje in het publiek speelt, en je naam in de courant staat, en je rondrijdt in auto's, zijn er altijd ‘te veel lìefhebbers’). En aan den anderen kant: - ik was onlangs op den Dam, toen een jongen een Duitsche courant te koop aanbood voor 10 cts. Mijn eerste impulsie was die courant te koopen, mijn tweede, waaraan ik gehoor gaf: ik kan die 10 cent tegenwoordig beter gebruiken. Geen vijf passen verder zag ik twee o zoo interessant-uitziende ‘haveloozen’, of het Belgen of Hollanders waren weet ik niet, maar wél weet ik dat zij geheel en al het type vertegenwoordigden der tegenwoordig de hoofdstraten vullende ‘ongelukkigen’. Wel, een venter van Het Leven duwde hun een Blad onder hun oogen, èn, zonder zich te bedenken, kwam onmiddellijk de beurs uit den zak, en werd deze geheel onnoodige genoegen-uitgave gedaan. Zie, m.i. illustreert zoo iets den tegenwoordigen toestand. Het is allemaal zoo ijselijk-aandoenlijk, de lang-uitgesponnen courantenberichten over de vluchtelingen, en de druktedoenerige liefdadigheid van de rijken, en de druktemakerij van de leegloopende juffers, en de uitgemergelde aanblik van den volkshoop, met bleeke gezichten, en zonder hoeden, en met radde tong allerlei niet te controleeren verhalen opdisschend van doorgestane ellende.... Het is ijselijk-aandoenlijk, en heel dikwijls óók is het wáár. Maar.... met dat al, de ware liefdadigheid zoekt te lenigen een geheel andere categorie van menschen, wijdt zich, óók in vredestijd, aan Hollandsche armen, en de ware noodlijdenden loopen niet bij voorkeur in de Kalverstraat en op den Dam te slenteren, en het ware medelijden gaat niet uit van diegenen, die, om het eigen voordeel, hunne couranten trachten te vullen met afgrijselijke maar o zoo graag juist door het gegoede publiek verslonden akelige verhalen van de Belgische vluchtingen.... verhalen die niemand kan contro- | |
[pagina 198]
| |
leeren, terwijl de Hollandsche ellende wèl is te onderzoeken.Ga naar voetnoot1) ANNA DE SAVORNIN LOHMAN. | |
II.In verband met het bovenstaande zij nog overgenomen een redactie-artikel van het Vaderland, waarin wordt gezegd: | |
Een goede raad.Het doet zeker aan het schitterend hulpbetoon in ons heele land niets ten kwade, als we ten slotte moeten verklaren, dat we die heele vlucht ten zeerste betreuren, aangezien zij overbodig was. Zeer groote schade hebben de vluchtelingen zichzelf toegebracht door hun goed en have zoo maar in den steek te laten en wat zij trachten te vermijden, kunnen ze zich juist thans berokkenen, wanneer de Duitschers bij hun komst het heele land verlaten zullen vinden. Wij raden zoo spoedig mogelijke terugkeer naar de haardsteden aan, en, wanneer ook de Duitsche Regeering zulks gewenscht mocht achten, zal zij veel kunnen bereiken wanneer zij openlijk zou willen verklaren: 1o. dat zij alle particulier eigendom wenscht te ontzien; 2o. dat zij geen mannen voor haar leger zal wegvoeren; 3o. dat vreedzame non-combattanten niets van haar soldaten te duchten hebben. Nogmaals verklaren wij met eigen oogen te hebben gezien, dat de overgroote meerderheid van Antwerpen's bevolking thans nog haar woningen volkomen ongedeerd zal terugvinden, en dat de branden, welke men van verre zag, hoofdzakelijk golden de olietanks, de houtopslagplaats, een blok huizen op de Zuider-Lei, een azijnfabriek en een sigarenfabriek in het centrum der stad. Eindelijk zij nog gemeld, dat de meest welvarende vluchtelingen over Vlissingen naar Engeland de wijk namen. Waar wij onze ontstemming over het gebrek aan onderling hulpbetoon bij vele Belgen niet verzwegen, maken wij gaarne melding van een Antwerpschen brouwer, die met zijn heele personeel en hun familie op de vlucht was, en alles voor het kolossale gezin betaalde. Men ziet hieruit dat ook Het Vaderland de komst der Belgische vluchtelingen betracht uit een ander dan enkel het sentimenteele oogpunt, verder, dat zij verklaart uit eigen aanschouwen te weten, hoe de overgroote meerderheid van Antwerpen's bevolking ‘hare woningen ongedeerd zal terugvinden’, (waaruit dus volgt dat deze vluchtelingen volstrekt niet alle zóó diep te beklagen zijn als het hier te lande toeschijnt aan opgewonden gevoelsmenschen), en eindelijk, dat de Belgenzelf vrij wat minder deden voor elkander dan de Hollanders het doen voor hen.... iets wat m.i., gegeven de tijdsomstandigheden, eenigszins onbillijk wordt tegenover onze eigene dakloozen en hulpeloozen door den oorlog. Indien ‘het Vaderland’ het namelijk reeds als iets héél bijzonders gaat vertellen dat althans één Antwerpensche bierbrouwer ‘alles voor het kolossale gezin-zelf betaalde,’ wat geeft dit dan te denken omtrent de houding der meerderheid van de Antwerpenaars? Welnu, verdienen deze het dan dat de Amsterdammers, de Hagenaars, enz., geld, beddegoed, kinderspeelgoed, lekkers, wat niet al, met auto's vol brengen aan de Belgische vluchtelingen (aan wien het Vaderland-zelf verzekert uit eigen aanschouwen, dat zij hunne haardsteden ongeschonden zullen terugvinden), terwijl ondertusschen de Amsterdamsche en Haagsche en geheel de Nederlandsche bevolking evenzeer bittere armoede lijdt, en | |
[pagina 199]
| |
dat even onverdiend? ‘Charité bien ordonnée commence par soi-même is geen mooi spreekwoord, maar hier is het volkomen toepasselijk en gerechtigd. Want, het gaat niet aan in deze ernstige dagen voor vreemdelingen, van wien wij niets afweten, en die kunnen terugkeeren maar geen lust daartoe toonen, datgene te besteden wat thans hoognoodig is voor de eigene landgenooten. ANNA DE SAVORNIN LOHMAN. | |
III. Bah.... of draaien met den wind.Jarenlang heeft de heer Domela Nieuwenhuis, redacteur van de Vrije Socialist, mij dat Blad toegezonden, uit achting voor mijn eigen streven, waarmede hij het overigens even weinig eens is in menig ding als ik het ben met het zijne.... Maar, in één opzicht heb ik mij altijd geheel en al geestverwant gevoeld van de ‘Vrije Socialisten’, en dat was waar het gold hun anti-militarisme. Zij verdedigden dienstweigeraars, zij predikten: ‘oorlog aan den oorlog’ op alle wijzen, met het woord èn met de daad.... Dat was naar mijn hart. En zie, nu lees ik dat ‘De Vrije Socialisten Vereeniging’ en de ‘anarchistische propaganda-clubs’ in Amsterdam een bijeenkomst hebben uitgeschreven, waarin de heer Chr. Cornelissen behandelde de vraag: ‘Moet Nederland, als neutrale Staat, België bijstaan bij den terugtocht der Duitschers’. Ziehier het slot van 's man's lang en ophitsend betoog, (waarvan de Telegraaf een uitvoerig verslag geeft; natuurlijk, - nu het dit onderwerp geldt, en deze wijze van het te behandelen): Laten wij ons, zegt spr., vereenigen met de Belgen en laat ons zeggen, dat hun neutraliteit ook onze neutraliteit is. Neutrale landen moeten elkaar steunen. Als wij het bloedbad konden stuiten, ook al zou het met de wapens geschieden, dan zou dat anti-militarisme zijn. Spr. kondigde tenslotte aan, dat hij der vergadering een resolutie zou voorleggen, waarin aan de Nederlandsche Regeering en het Nederlandsche volk wordt verzocht, de houding van laksheid te laten varen, zich bij België aan te sluiten, en de neutraliteit van België te helpen verdedigen, opdat tenminste nieuwe gruwelen voorkomen worden. - - - Waar blijft nu de dienstweigering, waar het mooie: ‘wij zijn allen broeders,’ waarvan het Vrije Socialisme zich steeds tot tolk maakte? Zeker, ik weet wel dat, volgens het verslag, deze meneer Cornelissen is bestreden door anderen, maar dat neemt niet weg dat hij dan toch optrad voor ‘de Vrije Socialistische Vereeniging’ te Amsterdam, en dus in die kringen thuisbehoort.... Het ware te wenschen dat onze regeering niet alleen dergelijke soort van ophitsende ‘vergaderingen’, die ons volk duur te staan kunnen en zullen komen, verbood, maar óók dat zij een einde maakte aan het uitvoerig verslaggeven ervan in zeker soort van partijdige couranten, waarvan de redacties wel zullen zorgen bijtijds in Engeland een onderkomen te zoeken, als het hun eerst gelukt is door hunne opruiïng ons volk in dezelfde rampen te brengen, die thans de Belgische bevolking treft. Hoe men ook moge denken over Duitschland, dat het een Staat is die kan en die weet wat hij wil, de laatste weken hebben het aan België afdoend genoeg bewezen; en de malle courantenpraatjes zullen er te zijner tijd nog toe leiden, dat ook wij ons deel krijgen tengevolge van de kunstmatig-aangekweekte ophits-stemming zijdens zeker soort menschen, die, onder het veelverbergend woord ‘de redactie’, niet openlijk hun naam noemen, maar die grootendeels met hunne kapitalen betrokken zijn in dezen zuiver kapitalistischen oorlog, en daarom heusch niet uit vaderlandsliefde, of uit medelijden met de Belgen, zoo lief redeneeren als zij het doen, maar enkel om in troebel water te visschen, om, wanneer de tijd voor hen dáár is, en het gevaar uitbreekt, te vluchten met hun kapitaal naar Engeland, en het Nederlandsche volk, dat hun laffe ophitserij in oorlog bracht met Duitschland, dan vanuit die veilige wijkplaats te beklagen met mooie phrases. Nederlanders, die geen geld hebt, die niet kunt vluchten, die eerlijk wilt den vrede, geloof mij, laat U niet opruien door raddraaiers, noch door de zoogenaamd ‘onafhankelijke’ en zoogenaamd ‘neutrale’ pers. Die raddraaiers zitten achter de schermen, en hitsen op in eigen voordeel, niet in dat van het vaderland. Straks echter, als het te laat is, dan steken zij het Kanaal over, en gij kunt U dan laten uitplunderen en uitmoorden.... zonder dat gij een land zult vinden waar men U gastvrij opneemt. Ieder is het er over eens dat we hier te doen hebben met een kapitalisten-oorlog. Nederlandsch publiek, denk er eens over na dat er ook Nederlandsche kapitalisten zijn, óók achter de schermen, óók in de persredacties; denk na, en onderzoek, en laat U | |
[pagina 200]
| |
dus niet gebruiken om hunne zakken te mesten ten koste van Uw bloed en Uw have.... onder het schijnheilig mom vaderlandsliefde. ANNA DE SAVORNIN LOHMAN. | |
Naschrift.Ik had het bovenstaande geschreven, en reeds ter drukkerij gezonden, toen ik het laatste nommer van ‘de Vrije Socialist’ ontving, waaruit blijkt dat de redactie-zelve het optreden van dezen meneer Cornelissen ten hoogste afkeurt:
Uit de Hoofdstad. De laatste poging van Cornelissen. - De groepen hadden Donderdagavond Cornelissen in de gelegenheid gesteld in breeder kring nog eens zijn ideeën te ontwikkelen inzake den oorlog. Een dergelijk voorstel bij het N.A.S. ingekomen, werd in een bestuurs-vergadering verworpen. Of de groepen er wèl aan deden om Cornelissen nog eens weer zijn oorlogszuchtige gevoelens te laten uiten? De voorzitter zei Donderdagavond: ‘wij willen 't licht van iedereen laten schijnen, wij zijn geen dompers. Domperij beteekent echter iemand belemmeren in 't uiten van zijn meening, maar iedereen gelegenheid geven, dat is toch geen werk van groepen die een bepaald beginsel willen propageeren. Die hebben waarachtig de handen vol in dezen tijd om eigen meening te verkondigen en kunnen derhalve andersdenkenden op eigen gelegenheid laten werken. Hoevelen hebben dezer dagen geen afwijkende meening? Waar moet 't heen, als wij hen allen in de gelegenheid zouden stellen? 't Is nu tijd om stelling te kiezen: hier of daar, vóór of tégen den kapitalistischen oorlog en het militarisme. En Cornelissen is vóór den kapitalistischen oorlog. Juist als op de vergadering in de Geelvinck heeft hij Donderdagavond gesproken. Wat waren zijn motieven om ons te bewegen België te hulp te snellen, het leven van onze jonge mannen en 't beetje welvaart en geluk hunner gezinnen te offeren? Cornelissen deed allerlei politieke voorspellingen; met de beslistheid van een kaartlegster wist hij te vertellen wat uit dezen oorlog zou resulteeren als Duitschland won of als de geallieerden wonnen.... zelfs scheen hij niet eens te overwegen of de hulp van Holland wel eenigermate van invloed zou zijn en wij ons zonder eenig succes de rampen van den oorlog op den hals zouden halen. Neen, Cornelissen wist op z'n vingers na te tellen: dit zouden wij winnen, dàt verliezen. En die voor- en nadeelen, zij wogen veel zwaarder dan 't verlies dat wij als socialisten in èlk geval te boeken zouden hebben: het prijsgeven van onze anti-militaristische beginselen en 't wegschrappen van ons anti-nationaliteitsgevoel: het steunen van dit schandelijk kapitalistisch oorlogsbedrijf. Dit is zóó flink gezegd en zoo ruiterlijk, dat ik zou kunnen volstaan met mijn eerste stuk eenvoudig te schrappen, ware het niet dat ik de aandacht wil vestigen op het dubbelzinnig doen van het bourgeois-dagblad, dat juist van deze opruiende oorlogpredikende vergadering een zoo uitvoerig verslag gaf, terwijl anders de vergaderingen en het doen van de Vrije-Socialisten stelselmatig worden doodgezwegen door de groote Pers. Nu echter gold het eene bijeenkomst, die openlijk predikte den oorlog tegen Duitschland, en ziet.... de brave Telegraaf zorgt plots dat juist deze bijeenkomst onder de oogen van het publiek komt, vooral ook onder de oogen van het groote volkspubliek, dat leest bij voorkeur ‘De Telegraaf’ of ‘De Courant’, het goedkoope volksblad van de Telegraaf.... Let eens op lezers: indien het stoken gevolgen heeft, en de oorlog met Duitschland uitbreekt, wie dan zullen zorgen het eerst en het vlugst in veiligheid te zijn over het Kanaal! Het stoken namelijk geschiedt gewoonlijk niet door dezelfde menschen, die later de gevolgen hebben uit te vechten. De laatsten, de dommen, zijn de slachtoffers, de eersten, de kapitalisten, kunnen zich en hun geld intijds in veiligheid brengen.... ANNA DE SAVORNIN LOHMAN. | |
IV. Nog eens De Vrije Socialist en Ophitserij.In verband met bovenstaand artikel wijs ik op de volgende ophitserij voorkomend in ‘De Vrije Socialist’, welke ophitserij m.i. zeer zeker is schending der neutraliteit, en als zoodanig onder de oogen van bevoegde autoriteiten dient te worden gebracht: Ziet, met zulke mannen als deze burgemeester,Ga naar voetnoot*) als de kommandant Leman van Luik, ja als de koning van België, die zonder reklame op eenvoudige wijze zijn plicht doet en temidden zijner troepen is - heel wat anders dan die schreeuwleelijk Wilhelm, die met al de hulp Gods niet de voorste is, zooals den vorst betaamt, maar de achterste - met zulke mannen | |
[pagina 201]
| |
komt men een eind verder, in elk geval: zij wekken in hooge mate elks sympathie, en zij leveren het bewijs dat niet alle karakter en persoonlijke moed onder de menschen zijn verdwenen. Zij wekken het gevoel dat er nog flinke krachten onder de menschen schuilen. Dat de burgemeester van Brussel in den smaak valt van ‘de Vrije Socialist’ is geen reden om in deze dagen van ‘neutraliteit’ een vorst van een anderen Staat te beleedigen door de uitdrukking ‘Schreeuwleelijk’. Het is juist door al deze geheel ongecontroleerde praatjes dat de publieke opinie wordt beïnvloed en meegesleept, zoolang, totdat te eeniger tijd, indien de regeering niet bijtijds ingrijpt, het volk-zelf zich te laat zal berouwen dat het niet wijzer was, en zich niet intijds spiegelde aan het lot van België. De Vrije Socialist verdient, dunkt mij, thans met allen ernst in het oog te worden gehouden door de bevoegde autoriteiten. ANNA DE SAVORNIN LOHMAN. | |
V. Nog eens naar aanleiding van de inname van Luik.In het vorig nommer, zie de Lelie van 14 Oct. l.l. Overzicht v/d Week I, heb ik mijnen lezers een uitlegging gegeven van het door mij ingenomen standpunt, namelijk dat ik heb gezien in de inname van Luik eene bespoediging van den vrede, dien ik vóór en boven alles wensch, hoe dan ook, zoodat ik enkel dáárom mij verheugde over die inname. In verband daarmede is het niet ondienstig een en ander te citeeren uit een hoofdartikel van het Vaderland van Zondag 11 Oct. 1914, geteekend H.P. Staal: Is de oorlog eenmaal uitgebroken dan komt in werking wat men ‘oorlogsnoodzaak’ noemt, dat is: de noodzakelijkheid waarin tijdens den oorlog de oorlogvoerenden verkeeren om handelingen te doen, waartoe zij in gewone tijden niet zouden overgaan, en die zij slechts doen en meenen te mogen doen, onder den drang van het feit, dat zij hun leven, hun bestaan verdedigen en dat, voor wat de Staat betreft, alles heeft te wijken voor den eisch: dat hij wil leven, terwijl de strijders zelf zich beroepen op het: nood breekt wet.
Eilieve, geachte lezer!, die u dezer dagen zoo fel uitlaat over sommige geweldhandelingen van strijders op het oorlogsveld, weet gij wel heel zeker, hoever in geval van doodsnood uw moraal en uwe beschaving bestand zouden zijn tegen den drang om te blijven leven? Zijt ge wel eens op een zinkenden Titanic of in een brandende feestzaal geweest, en is het toen gebleken, dat gij uw redding niet hebt gezocht door het vertreden en naar den dood dringen van medemenschen? Want, vergeten wij het niet: èn de Staat èn zijn strijders verheeren tijdens den oorlog in doodsnood!
Als de zaken eens anders hadden gestaan, ben ik beslist van meening, dat de Verbondenen, op hunne beurt, ook door oorlogsnoodzaak gedreven, (ik heb dat reeds in mijn artikel: Namen en Luik, in het Eerste Avondblad van 28 Sept. l.l. betoogd) hun offensief door België heen hadden moeten nemen, waartoe althans voor hen alle aanleiding had kunnen bestaan.
Ook bij het verdere verloop van een (dezen) oorlog doen zich bij herhaling gevallen voor, welke door de buitenstaanders onbillijk beoordeeld worden als zij geen rekening houden met den invloed, welke de oorlogsnoodzaak op verschillende maatregelen en handelingen uitoefent. Het is waarlijk hoogst aanbevelenswaardig deze beschouwingen, in een Blad als Het Vaderland als Hoofdartikel opgenomen, geschreven door een militair en Hollander, eens met aandacht te overwegen. Vooral waar de heer Staal U er op wijst, geachte lezers, dat gij-zelf eerst eens zoudt moeten zijn in oorlogsgevaar en doodsnood, om te weten of ook dan uw menschlievende moraal steek zou houden. Heusch, het is zoo ijselijklievig onder een kopje thee, met een sigaar, of een koekje, te zitten couranten-lezen, en U daarbij, gemakkelijk voor den brandenden haard gezeten, heel verontwaardigd aan te stellen over die ‘schanddaden in België’ en die ‘verwoeste kunstschatten’. Maar, als ge-zelf eens weken lang niet uit de kleeren waart, en moest belegeren een vesting onder voortdurend levensgevaar, en onder honger en dorst, weggerukt opeens van uw gezin, uit uw werkkring, uit uw prettig interieur... en ge werdt dan opeens overwinnaar, en de kelders met wijn stonden voor U open en de winkels met levensmiddelen, en met dranken, en de haat gloeide in U, de onbe- | |
[pagina 202]
| |
redeneerde monsterachtige háát, die wordt gekwéékt door den oorlog, door den dagelijkschen aanblik van bloed en wonden en dood en afzichtelijkheden, och, of ge zelven dan wel zoo veel beter zoudt zijn dan die ‘barbaren’, die ‘Hunnen’ - en of ge dan heusch nog zoo kunstdoenerig-teeder zoudt voelen voor de cathedralen en de musea...? In de binnenkamer is het alles zoo makkelijk praten. Maar het doen... Dat hebt gij niet, o brave verontwaardigde Hollanders... Dat doen is aan de ongelukkige, onschuldige Duitschers, ongelukkig en onschuldig evengoed als bevolking genomen als de Belgen en de Franschen en de Russen en de Engelschen dat zijn als bevolking genomen, als alle volken het zijn die hunne regeeringen dwingen tot den oorlog... ... En dan ook verwijs ik nog speciaal naar de woorden van den heer Staal aangaande de zekerheid, z.i., dat de Verbondenen evengoed België waren binnengetrokken indien zij daarin hun voordeel hadden gezien. Zoo is het. De Duitschers hebben misschien wederrechtelijk gehandeld, maar de Bondgenooten lieten hunnerzijds die wederrechtelijkheid geenszins na uit een edel motief, maar enkel omdat hun belang elders lag. De oorlog wordt van geen enkele zijde gevoerd uit een edel motief, en juist daarom schreef ik indertijd: Hij is er nu eenmaal, dus, ik verheug mij over den val eener vesting, die beschouwd wordt als zeer noodzakelijk tot het verkrijgen van den vrede.... Het verheugt mij te constateeren dat, waar een zeker deel der pers voortgaat door ongeteekende correspondenties en dito artikelen allerlei ophitserij te verspreiden, tegelijkertijd mannen van beteekenis als Mr. De Beaufort, professor Blok, professor Kernkamp, de heer Staal, enz., enz., verstandige en weldoordachte beschouwingen geven van een geheel anderen aard, beschouwingen die het volk voorlichten in plaats van het te verdommen opzettelijk. ANNA DE SAVORNIN LOHMAN. | |
VI. Nonsens.Ik heb te veel achting voor het gezond verstand van de Koningin, om den nonsens, die meneer Aart van der Leeuw haar in een ‘zangspel’ in de ‘Beweging’ in den mond legt, ongestraft te willen voorbijgaan. Er bestaat bij ons geen censuur, hetgeen waarlijk jammer is, want dergelijke onnoozele praat verdiende verboden te worden. | |
De koningin.(Zingend bij het bed van het prinsesje.)
De nacht is groot
Voor een wichtje bloot;
Het wil niet slapen
Onder de wol van schapen;
Ziezoo, meneer Aart van der Leeuw, nu kunt ge me straks anonym in de een of andere ‘critiek’ over de Holl. Lelie, of over mij, of over mijn werk, uitschelden naar hartelust tot wraak, of ook een Uwer côterie-vriendjes met die taak belasten, ga gerust Uw gang, dat zal mij niet weerhouden te zeggen, hoe Uw gedicht zóó belachelijke leuterpraat is, dat elke redactie van eenige werkelijke literaire beteekenis er zich stellig voor zou schamen zoo iets te laten drukken. ANNA DE SAVORNIN LOHMAN. |
|