en van vreemdelingen, als op dien avond. - Op eenmaal breekt een groote opwinding uit. De directeur verschijnt onder ons met een oplaag extra-bladen van de Frankfürter Zeitung, die zooeven zijn aangekomen van Frankfürt. Er ontstaat een ware bestorming. Men rukt hem bijna de couranten uit de handen. Mijn vriend gelukt het een Blad deelachtig te worden, waarvoor een oogenblik later een minder gelukkige meneer hem een vrij hooge som biedt, hetgeen natuurlijk wordt geweigerd. - - -
Wij lezen ademloos het antwoord van Servië aan Oostenrijk... het onbevredigende antwoord, dat de lont in het kruit stak.
- - En zie, plotseling, impulsief, barst het los uit honderden kelen:
Gott erhalte Franz den Kaiser!
Intusschen volgt nog een week van betrekkelijke rust. Alles hoopt nog op vrede. Juist in een plaats als Bad-Nauheim, die leeft van het internationaal verkeer, heeft men den vrede zoo noodig, heeft men ook van weerszijden persoonlijke vrienden onder alle natiën. Elken ochtend worden de telegrammen aangeplakt, en staan wij, staat ieder, reikhalzend te lezen welk nieuws ze brengen.
Zoo weinig, ach zoo weinig.!
Maar toch, altijd nog geen mobilisatie zijdens Duitschland. Hier en daar hoort men zelfs een heethoofd die daarover moppert. De overgroote meerderheid echter twijfelt er niet aan of het geschil zal zich bepalen tusschen Servië en Oostenrijk. Wel reizen reeds velen af! Speciaal de Oostenrijkers en Hongaren (de laatsten zijn zeer talrijk steeds vertegenwoordigd in Bad-Nauheim) verdwijnen alle. Een beklagenswaardige oppassende werkman, vader van vijf kinderen, gehuwd in Bad-Nauheim, maar zelf Oostenrijker van nationaliteit nog gebleven, wordt wegens dienstplicht opgeroepen. Met hem vertrekt het eerste slachtoffer van de komende gebeurtenissen, die nog niemand onzer vermoedt.
De Vrijdag brengt plotseling een soort herademing. Engelands aanbod tot een vredesbijeenkomst staat telegrafisch aangeplakt. Alle Duitschers die wij spreken zijn even blijde als wij-zelven. Zoo is dan het gevaar bezworen. Men drukt elkander stom de hand; men maakt weer toekomstplannen.
Maar des Zaterdags neemt de zaak eene andere wending. De gezichten worden weder ernstig. En plotseling wordt het één optocht van rijtuigen naar het station. Als ware de cholera uitgebroken, zoo onophoudelijk verdwijnen Kurgasten met koffers. Helaas, velen keeren terug, want reeds wordt, wegens de dreigende mobilisatie, geen bagage meer vervoerd. En ook worden van iedereen thans passen geeischt, waarvan de meeste der uit het Westen van Europa komende reizigers natuurlijk niet voorzien nog waren. Wat ons-zelven betreft, wij leven als in een droom. Wij willen het niet gelooven. Het is te vreeselijk ineens. Wij zijn op het Kurhaus te zamen met een lieven vriend, die ons geruststelt, die zich den oorlog van '70 nog herinnert, stellig gelooft dat de menschheid thans te ver reeds is gevorderd in beschaving om zulk een oorlogsgruwel te willen. Wij spreken met hem een samenkomst af voor den volgenden avond... Maar in den vroegen ochtend reeds staat hij voor ons, gereed af te reizen. Hem ook hebben de gebeurtenissen overvallen. Hij vertrekt plotseling, een valiesje in de hand, met het plan te zien hoe ver hij kan dóórkomen. En wij huilen beide als wij hem de hand drukken, huilen omdat we het onbeschrijfelijk eenzame gevoel hebben van achter te blijven als ballingen...
En weder een schitterende heerlijke Zondag van den vliedenden zomer!
Nooit, nooit zal ik dien dag vergeten.
Wij allen wachtten in stomme, angstige onzekerheid af wat ging gebeuren. Wij, die den vrede zoo vurig begeerden, wij wilden in hem, nog steeds, gelooven...
Maar als een zwijgende druk lag het nogtans over de reeds stilgeworden badplaats, dat wat komen ging, dat vreeselijke wat ieder onzer nu wist dat komen ging...
En om 5 uur stond het aangeplakt met groote wreede letters aan allerlei gebouwen en op allerlei boomen: ‘Duitschland mobiliseert’...
In stillen ernst stonden de menschen, - voor wien anders de Zondag in Nauheim een zoo blijde verpoozingdag is, voor henzelven zoowel als voor velen ver uit den omtrek, - thans verslagen bijeen. Zij wisten het: vaders en zonen, echtgenooten en verloofden, allen, allen werden straks geroepen tot den strijd. En in aller harten was een stil: Waarom?
... Ik ging, zooals steeds des Zondags, naar de post om de Lelie-drukproeven te gaan bezorgen per expresse, opdat zij bijtijds in Amsterdam kunnen zijn voor het des