De Hollandsche Lelie. Jaargang 28(1914-1915)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Niet stil in mij. Het is me als hoor ik aarz'lend fluist'ren Heel ver, van 't Land der Overzij; Maar 'k kan het fluist'ren niet begrijpen, Want o, het is niet stil in mij. Hoe zou het stil nu kunnen wezen In 't fel geslagen menschenhart? Teleurgesteld en diep vernederd, Te diep, te wreed voor stille smart. Zou ooit de stilte wederkeeren? In vrede en liefde opgebouwd Uit harmonie in 't zieleleven, Aan beiden: vreugd en smart vertrouwd. Mijn hart snikt uit, maar heeft geen tranen Bij moord en sluipmoord, schande en wee, Krankzinnigheid, o oorlogsgruwel, Orkaan op donk're levenszee. Gij demon in der volk'ren leven Met wreed barbaren-aangezicht, Een het vol wanhoop wordt deez' aarde Waar gij uw heilloos werk verricht. En angstiger steeds wordt het fluist'ren, Zoo ver, zoo eindloos ver van mij, Maar 't gaat héél droef en onbegrepen En sidd'rend aan mijn ziel voorbij. J. VAN REES-VAN NAUTA LEMKE. Vorige Volgende