De Hollandsche Lelie. Jaargang 28(1914-1915)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Van Vrede en Strijd. Het vredige landschap vol zomersche kleuren, Zich badend in zonlicht.... Idylle van rust. Door rijpende halmen ruischt zachtkens het koeltje; O, kalme natuur, van geen onheil bewust. De erica bloeit en de heide is purper, Het bijtje zoemt rond in de zonnige lucht; Geheimzinnig ruischen aan d'oever van 't meertje, Waar 't windeke zacht door de riethalmen zucht. Maar donkere wolken bedekken den hemel, Losbarstend verwoestend het schoon der natuur. Vergeefs tracht de menschheid het onheil te keeren, Vergeefs zoekt het oog naar het wolk'loos azuur. Kanonnengebulder en wapengekletter, Gejammer, gekreun, dat de lucht thans vervult; Waar, waar bleef de pracht van de hei en de velden, Als d'avond de aarde in schemering hult? Een huis eens vol welvaart.... nu: rookende puinhoop, Het rijpende graan ligt vertrapt op het veld. Vergeefs zoekt ge vrede en rust op de heide, Waar d' oorlog gewoed heeft met bloedig geweld. Ze liggen dooreen ginds, verminkten en dooden, Jong leven, gegeven voor d'eer van het land. Hoe kort nog tevoren vol kracht en vol hope, Drenkt nu reeds hun bloed daar het vaal-bruine zand. Zoo ligt dan de aarde vol lijden en strijden, En deernisvol dekt haar de komende nacht. De worst'lende menschheid ziet op in haar duister, Terwijl zij al biddend des Vredeskomst wacht. Fr. H. Kuyper. Amsterdam, September 1914. Vorige Volgende