Nu die vraag om de familiepapieren.... hij zou daarvoor naar Koen moeten gaan. Hij was er na Amelie's vertrek nog niet geweest. En tien tegen een, dat hij Koen niet thuis trof, dacht hij. 's Morgens deed hij zijn wandeling, 's middags Besognekamer, en 'savonds.... was er bijna heelemaal geen kans hem te ontmoeten.
't Beste was er tegen koffietijd even heen te gaan, en als hij niet thuis was, zijn bezoek voor den volgenden dag aan te kondigen, overwoog hij.
Hij zou maar eerst ontbijten, daarna zich kleeden, en aan de huismenschen zeggen, dat hij niet kwam koffiedrinken.
Als hij zich bij Koen wat verlaatte, kon hij wel op de Witte lunchen.
Toen hij tegen twaalven aanbelde aan de van Speykstraat, verrastte het hem, dat een docters-koetsje voor de deur stond.
‘Is de generaal van Breukelen thuis?’, vroeg hij.
‘Jawel meneer, meneer is al een paar dagen niet uit geweest, meneer is niet al te best’, zei de hospita, een klein, onooglijk vrouwtje, met slordig, onopgemaakt haar, en een vuile voorschoot voor, waaronder zij haar groezelige handen poogde te verstoppen.
‘U moet niet kwalijk nemen, ik ben nog niet gekleed’, zei ze verlegen onder de Vree zijn blik, en streek zich de verwarde haren uit het gezicht.
‘Wil meneer naar boven gaan? De dokter is er net’, lichtte ze toe.
‘Dan wacht ik maar liever tot die weg is.’
‘Zooals u wil. 't Zal wel niet lang meer duren: hij ìs er al een poossie. Ik geloof, dat ik al wat hoor, boven; misschien gaat ie wel weg.’
De Vree wachtte, zag den docter de trappen afkomen.
‘Wil u maar naar boven gaan, daar is de dokter, weet u den weg?’ teemde de Juffrouw, in gedienstig liefdoen met haar slordig hoofd aldoor knikkend.
De Vree zag haar even aan. ‘Moest die Koen nou bedienen?....’ hij griezelde, zei in 't voorbijgaan: ‘Ik zal den weg wel vinden, dank u.’
‘Op de eerste étage, de voorkamer’, fleemde ze hem nog na.
‘Ja, ik zal 't wel vinden....’
Boven tikte hij aan, stapte op het geroep ‘binnen’ de kamer in.
‘Zoo, wat kom jij doen?’ vroeg van Breukelen, blijkbaar verbaasd de Vree op dit uur bij zich te zien.
‘Ik kom met een verzoek van Amelie: zij moet haar familiepapieren hebben, en die heb jij nog in bewaring. A propos, wat hoorde ik beneden, ben je aan den sukkel?’
‘Ja, van 't oogenblik, dat ik mijn huis uit ben gegaan, heb ik me niet lekker gevoeld hè, beroerd.’
‘Wat heb je dan, toch geen influenza? Ik zag dat je den docter hebt.’
‘Ja, ik ben er met zulke dingen maar gauw bij, ik heb overal pijn, kan me niet verroeren, en 't slapen 's nachts gaat ook al niet. Een treurige boel, en dan moet je zoo op kamers zitten, van je huismenschen afhankelijk zijn. Ga zitten, zeg, en drink met me koffie. Waar is de juffrouw?’
‘Ik heb ze daarnet gesproken, ze ziet er niet heel erg gesoigneerd uit, hè?’
‘Och, 't is een goed mensch, maar een beetje slordig; ze is in haar werk, moet je rekenen.’
‘Ja, ja, als straks de coiffeur er is geweest zal ze d'r wel anders uitzien. Hoe bevallen je overigens de kamers? Je hebt hier een aardig uitzicht, in je erker.’
‘Jawel, de kamers zijn niet kwaad; och, en de menschen eigenlijk ook niet, 't beroerde is, dat ik niet uit kan, en heelemaal van ze afhankelijk ben. Zulke menschen weten niet wat je toekomt. Een thee krijg ik 's morgens, die is gewoon ondrinkbaar! En als je er wat van zegt, kijkt ze je met de grootste verbazing aan.’ ‘Gut meneer, en de vorige meneer vond juist dat ik die zoo lekker zette.’ ‘Nou, dan ben je uitgepraat.’
‘En nou ik niet uit mag, moet ik me contenteeren met wat zoo'n mensch me voorzet. 's Middags mijn eten a-b-o-mi-na-bel! En 't servies.... ik heb al genoeg als ik er aan denk.’
‘Arme kerel’, beklaagde de Vree, wat spotachtig.
‘Wat zegt je dokter ervan’?
‘Mijn dokter? Dat is een oud wijf, die praatte God betere 't van mijn ouden dag. Ik ken veel jongere kerels, die 't hebben. Ik moet dieet houden, rust nemen, niet in de avondlucht komen’.
‘Nou, rust nemen doe ik vanzelf wel, als je je niet verroeren kunt.’
‘Dat andere is een onaangename factor, he’?... spotte de Vree.
‘Verduiveld onpleizierig. Als ik alles geweten had, zat ik nog in de Laan Copes.’
‘Zooiets was anders toch wel te verwachten, op jou leeftijd’.