De Hollandsche Lelie. Jaargang 28
(1914-1915)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdOverzicht van de Week.I. De mesthoop.
| |
[pagina 103]
| |
Daar heb je ‘het’ groote wereldnieuws, de mogelijke oorlog. Waarom? Om niets. Om de meest onoprechte, gezochtste, onverantwoordelijkste aller redenen wordt het kleine Servië gebruikt als een lont, die het zoo lang reeds smeulende oorlogsvuur misschien in brand zal doen geraken. Van rechtvaardigheidszin geen spoor. Daarover is iedereen, elke mogendheid, het ééns. Maar toch wordt in naam van den reeds met anderhalven voet in zijn graf staanden Oostenrijksche keizer een manifest aan diens volk uitgevaardigd, waarin ‘de Voorzienigheid’ wordt uitgespeeld als willend de oorlog. En toch zien de andere mogendheden dezen leugen zwijgend of met Schadenfreude aan, gereed ieder voor zich den buit waarop zij azen naar zich toe te halen, onbekommerd om de duizenden en duizenden menschenlevens die het zal kosten, om de verwoeste gezinnen, de verwoeste welvaart, de verwoeste streken waardoor de krijgsmacht onbekommerd om de rondwarende pestaardige ziekten, cholera en typhus, onbekommerd om de verkrachte vrouwen en kinderen... Alles in naam der ‘Voorzienigheid’... In naam van God verrijken zich beurs-speculanten, omlauweren zich vorsten, die zelf buiten schot blijven. In naam van God en (natuurlijk) voor ‘het vaderland’ wordt geroofd, geplunderd, gemoord... En de ‘christenen’ van alle landen doen niets, niets, de voorgangers niet, en de gemeenteleden niet... Moesten zij niet als één man de wapens neergooien en weigeren de hand op te heffen tegen de ‘broeders’ die hun niets misdeden? Staat zulks niet als het eerste, het grootste gebod in den Bijbel dien zij heeten vereeren als Gods woord. Maar ook die anderen, de niet-christenen, de groote massa, zij die dezen wereldoorlog moeten betalen met hun goed en hun bloed, waarom weigeren zij niet als één man, alle landen dóór, de wapens op te nemen om een zaak die hun niets deert, die zij niet eenmaal begrijpen, die eigenlijk niet eenmaal bestáát, slechts is een voorwendsel.... niets anders. Waarom? Omdat de groote massa een veelkoppige, domme, stomme niemand is, die niet durft, die zich láát leiden door eenlingen, hebzuchtige slimmerds, egoïsten, omdat zij is tegen zichzelven, verdeeld, in plaats van gemeene zaak te maken in eigen belang.... En daarom verdient zij ook niet beters dan het lot dat haar wacht: straks te worden neergeschoten en verminkt als kanonnenvee. En nog een andere stank komt doordringender dan gewoonlijk nog tot ons. O, we weten het al zoo lang dat er tweeërlei rechtspraak is, ook in ons land, een voor de invloedrijken, en een voor de misdeelden in dat opzicht. Die stank is ons niet nieuw meer. Maar de vrijspraak eener Madame Caillaux, deze moordenares in koelen bloede, op de laaghartigste manier, zij zet wel de kroon op alle onrecht dat in deze wereld geschiedt onder den naam justitie Neen, ga niet af mijne lezers op de uittreksels die U partijdige Hollandsche bladen voorzetten, ik voor mij heb het stenografisch verslag van elke terechtzitting gelezen in de Fransche bladen, ik heb gelezen hoe de president, en de advocaat-generaal stelselmatig Caillaux, en zijn partij, bevoorrechten in het getuigenverhoor, hoe zij van het proces-moord-Calmette hebben gemaakt een politieke verdedigingsreden van meneer Caillaux, een lofrede op hem door zijn smerigen vriend Ceccaldi, ik heb gelezen, let wel, in het stenografisch verslag, hoe er noch van den moord als zoodanig, noch van de misdaad als zoodanig, ook maar eenige sprake is geweest, omdat men wilde vrijspreken,.... terwille van een schurk, die nu eenmaal is de invloedrijke man. En het is geschied. Het is geschied dat men een wijf - neen ik noem haar niet vrouw - die met voorbedachte rade een weerloozen man neerschiet uit laffen angst voor hetgeen hij van haar mans verleden weet en kan openbaren - eenvoudig-weg vrijspreekt, terwijl men de ongelukkige autobandieten onder de geméénste behandelingen heeft ter dood veroordeeld, terwijl men dergelijke mannen en vrouwen, díe stelen of moorden uit nood, uit bitteren nood, gestreng straft en guillotineert... Maar het volk... het volk zal toch protesteeren - - zei mij een naïeve ziel. (Naïeve zielen heb je altijd nog). Ik antwoordde wat ik hierboven reeds schreef: ‘Het volk is een veelkoppigen, domme, stomme niemand, die niet durft, die zich làat leiden, door eenlingen, hebzuchtigen, slimmerds, egoïsten, omdat zij tegen zichzelven verdeeld zijn, in plaats van.... een gemeene zaak te maken in eigen belang... Neen, ook van het volk hebt ge geen recht- | |
[pagina 104]
| |
vaardigheid, geen verbetering te hopen. De Fransche revolutie heeft het afdoend geleerd. Gij kunt den mesthoop omkeeren, ten onderste boven, misschien staan we aan den vooravond van zulk een omkeer, - en den tegenwoordigen machthebbers en christenen van alle landen gun ik dat - het resultaat zal hetzelfde zijn: een vuile mesthoop.
ANNA DE SAVORNIN LOHMAN. | |
II. Van helden gesproken.Die Thomson is overal uitgegeven voor een held. Maar waarin bestond dan toch eigenlijk zijn heldhaftigheid? Wij kunnen haar maar niet ontdekken. De man is gaan vechten en nu hij als echte vechtersbaas is neergeschoten door den vijand, nu zou hij een held zijn. Dan is elke spoorwegman, die zich waagt op de machine, elke mijnwerker, die afdaalt in een mijn, elke zeeman, die op schip gaat en door een ongeluk omkomt, elke soldaat, die op 't slagveld blijft, een held. In de geheele daad van dien meneer Thomson schuilt niets om hem tot held te stempelen. Men heeft gesold met dat lijk door erop te bluffen tegen het buitenland. Dat is de zaak. Terzelfder tijd ongeveer werd een Nederlandsch luitenant in Indië doodgeschoten. Heelemaal geen drukte over. En die man stierf nogal voor het vaderland, wat men van Thomson niet zeggen kan. Neen, dan kennen wij andere helden en heldinnen: De Voorhoede vertelt van een kind dat in een gasthuis ten prooi was aan duldelooze pijnen, door vuur veroorzaakt. De dokter zegt aan de zusters, die erom stonden geschaard, dat de arm moest worden afgezet en met zoo'n operatie is op dien leeftijd van 3 jaar veelal de dood gemoeid. Het zou misschien nog kunnen genezen, wanneer.... Wanneer?.... viel de moeder-overste hem in de rede. De geneesheer zei dat er een lap krachtig menschenvleesch in de plaats moest komen van het uitgeteerde in het armpje van de kleine, maar.... en terwijl hij om zich heen zag, zei hij: de moeder is niet hier? Sinds twee dagen, hernam de overste, is het kind een wees. De tien zusters, die in de omgeving harer overste zijn, treden nader en met zelfverloochening vragen ze haar met dit korte woord: ‘indien ge mij veroorlooft, waarde moeder, ik ben bereid een stuk van mijn vleesch te geven.’ De geneesheer zei getroffen: wilt gij dan allen dit kind ter hulpe komen? Zeker, hernam de overste. Gij hebt er slechts eene te kiezen uit deze zusterschaar. De dokter werd innerlijk bewogen, de tranen stonden hem in de oogen. Hij voelde zijn hand beven, maar hij vermande zich, want als het offerlam moed heeft, dan moet de offeraar de noodige kracht bezitten. Zuster Cecilia wordt door den geneesheer uitverkoren. Hij wet zijn lemmet, zij ontbloot haar arm en rekt dien uit. Nogmaals spreekt hij de zuster moed in, maar zij zegt kalm en glimlachend dat hij er dan maar spoedig toe moet overgaan. De dokter begint te snijden, een langdurige pijniging. Een bloedig stuk vleesch wordt er uit den arm genomen om het te leggen op de wond van het kind. En toen zich wendende tot de overige zusters zei hij: ‘belast gij u met de zorg voor de zuster, die hier de moedertaak op zich nam en bindt spoedig den arm af, dien ik ontvleescht heb.’ Het eerekruis werd haar verleend, dat nu sinds 10 jaar hangt op de borst van zuster Cecilia. Ziet, vergelijk deze daad nu eens met hetgeen Thomson deed, en durf dan zeggen dat Thomson een held is. Neen, die vrouw was een heldin, zij die bewust en spontaan zich aanbood om dat kleine kind te redden. Een geheele andere daad toch zeker! Maar men schijnt niet te weten wat een heldendaad is en schreeuwt ondoordacht mede met den grooten hoop. Of wel die machinist in Engeland, die in brand geraakte, maar toch op zijn machine bleef, omdat hij anders den grooten sneltrein met tal van passagiers een wissen ondergang zou doen tegemoet gaan. Half verbrand weet hij zijn trein binnen te rijden in het station en valt toen dood neer. Zoo'n plichtsbetrachting grenst aan het ongelooflijke. Maar zulke daden worden spoedig vergeten. Wij meenen dat de weduwe werd afgescheept met een pensioen van f 6. - in de week. Maar mevrouw Thomson krijgt 50.000 gulden, door onzen held bedongen als hij daar den dood vond. Juist bijtijds, want mevr. Thomson moet in echtscheidingsproces zijn en toch woonde zij in rouwgewaad met kripsluier al die plechtigheden bij. O die huichelarij tot zelfs in de ernstige oogenblikken des levens.Ga naar voetnoot*) (Vrije Socialist).
ANNA DE SAVORNIN LOHMAN. |
|