van het vonnis, dat reeds over haar geveld was, ging naar de theetafel en schonk de reeds gerangschikte kopjes vol.
En eindelijk zàt men om de notenhouten salontafel en trachtte van weerszijden het ijs te breken....
Angstvallig vermeden de broers bij het ophalen van herinneringen de aanleiding van hun verkoeling, maar als Willem het woord richtte tot zijn schoonzuster, viel zijn blik over haar hoofd heen nu en dan op de portretten aan den muur achter haar. Gewichtig staarden de dikke man in 18e eeuwschen blauwfluweelen galarok en zijne niet minder gezette wederhelft in haar groen damasten toilet op hen neer. Hij hield in de houterige hand een opgerold papier omkneld, zij drukte een uitgespreide waaier, meer stevig dan elegant, tegen den zwaren boezem, die door een geplooiden halsdoek voor ieders oog bedekt werd.
De conversatie wilde niet vlotten en allen voelden het als een verademing, toen lichte kinderstemmen door de open tuindeur naar binnen drongen.
Mien stond op en wenkte de jeugd om oom en tante te komen begroeten. Een jongen van acht en een meisje van 6 jaar kwamen bedremmeld binnen in zondagsche pakjes, en werden half voortgeduwd door moeder om handjes te geven. Het blonde Anneke sloot gauw vriendschap met den grappigen dikken oom, aaide Willem, vleistertje als ze was, over 't gezicht en maakte 't gezelschap op haar nieuwe jurk attent. Karel stond op zijn nagels te bijten en wierp nu en dan ernstige blikken naar de ‘deftige’ tante, waar hij zich zoo ‘netjes’ bij moest gedragen.
Willem en Alfred intusschen hielden zoo goed en zoo kwaad het ging de klank in de kamer. Maar tusschen het verleden en het heden lagen tien jaren waarin ieder zijn eigen leven geleefd had, dat in zoo verschillende lijn verloopen was en eenigszins geforceerd werden de jeugd-herinneringen opgedolven en uitgewisseld. En alle partijen waren blij, toen, na luid geklop het kind-meisje binnentrad en aarzelend meedeelde, dat het eten op tafel stond. Er kwam tenminste ‘schot’ in de partij dacht Dora.
- Toen zij met zijn zessen om de ronde tafel in de eenvoudige, gezellige huiskamer zaten, (‘geforceerd intiem’, dacht Dora) in eene omgeving, die hem meer aan het ouderlijk huis herinnerde, verbeelde Willem zich, dat het ‘ging’. Tersluiks wierp hij nu en dan een schichtigen blik op zijn vrouw, zag de minitieuse hapjes, die zij naar den mond bracht, hoorde, hoe zij nu en dan een paar woorden tot haar buurman richtte. Opeens verhief het kleine meisje haar hoog stemmetje: ‘Tante, vindt u 't niet echt leuk om eene auto te hebben?’ waarop de tante stijfjes glimlachte en antwoordde: ‘Ja, 't is wel gemakkelijk om je te verplaatsen, men kan er niet goed meer buiten, tegenwoordig!’
Mien wierp het kind een bestraffenden blik toe: ‘foei Ant, je mag niet zoo vrij wezen, hoor! Eet je bord eerst eens leeg, gauw wat, anders krijg je niet van 't puddinkje!’
Dora zei ‘maar ze is heel zoet, heusch!’ In stilte dacht ze 't hare van den nieuwaangehaalden familieband. En merkte op, dat de meid niet eens een zwarte japon aan had, dat de etensbakjes op tafel stonden, dat er vingerkommen en vischmessen ontbraken, en dat Alfred en Mien er eene cuisenière op na hielden, die horrible kookte....
Willem trachtte joviaal en hartelijk te zijn, hield den kleinen jongen, die geen oog van hem af had, met kunstjes bezig, en maakte diens opgewondenheid zóó gaande, dat hij op 't laatst de aanwezigheid der stijve tante, die hem aanvankelijk zoo geïmponeerd had, geheel vergat: ‘Oom, mag ik nou 's? Toe oom, doet u 't nog is met mijn!’ klonk 't boven alles uit.
Terwijl de koffie gepresenteerd werd, hoorde men buiten de auto aanruischen. Even later stond men tegenover elkaar om afscheid te nemen. ‘Nou Willem, kerel je hebt ons machtig veel genoegen gedaan, kom eens terug!’ kwam het goedig van Alfred's lippen. Dora dankte minzaam voor de allercharmantste receptie. ‘Zien wij jullie nu ook eens bij ons?’ viel haar man bij, om ook iets vriendelijks te zeggen. Hij wachtte het antwoord niet af, maar stoeide tot het laatst met de kinderen, die als klissen aan zijn lijf hingen. Eindelijk was het oogenblik van instappen daar. Mien en Alfred deden hen tot op de stoep uitgeleide en keken de auto na, die, langzaam hotsende over de balsteenen, bij de buren weer dezelfde belangstelling oogste als 's morgens. Zij stond tegen hem aangeleund. Samen voelden zij al den weemoed van den dag, die achter hen lag. - ‘Vrouwtje, je hebt ze keurig ontvangen, daar ontbrak niets aan’, zei hij een oogenblik later toen zij op de bank in den tuin hunne indrukken uitwisselden, dankbaar, dat zij weer in hun intimiteit hersteld waren. ‘Och’, zei Mien