kingen als gij maaktet, - precies hetzelfde feit lachend constateeren. Houdt U nu
maar verder goed, en weest hartelijk gegroet van mij!
W.v.V. - Het schetsje zend ik U terug als minder-geschikt bij de vele wachtende copy. Voor zoover ik weet is er in het Noord-einde, den Haag, eene woning, waarop iets staat van Bijeenkomsten voor Christian-Science, of iets dergelijks. Of daar een vaste voorganger of voorgangster optreedt is mij onbekend. Gij schrijft het woord verkeerd, en toont daardoor inderdaad ‘nog weinig op de hoogte te zijn.’
J.S. - Wilt gij zoo goed zijn mij den zin op te geven, waardoor gij U beleedigd acht in dat ingez. stuk aan Uw adres? Gij kunt toch moeilijk van mij vergen dat ik al de ingezonden stukken naspoor en gis - bij wijze van raadseltje - wàt U kan hebben beleedigd. Te minder, waar gij-zelf zeer dikwijls een scherpen toon aanslaat, die anderen van U hoogst ongepast vinden. Indien gij dus den zin aanwijst, dan kan ik oordeelen; en, als ik het met U eens ben, zal ik U recht doen wedervaren.
A. de J. - Tot mijn spijt kon Uw stuk niet in het e.k. nommer geplaatst worden. Het geschiedt alsnog. Daar Uw aanvaller met den eigen naam onderteekende, kan ik U ook tevens meedeelen, dat gij niet met een ‘hij’ maar met een ‘zij’ te doen hadt. Natuurlijk komt U het recht toe tot antwoorden.
N.v.D. - Ik kan niet anders dan U - als zoovelen - verwijzen naar den uitgever waar het zetfouten geldt. Niet ik maar hij moet in dezen zorgdragen. Hartelijk dank voor Uw sympathie met mijn dierenliefde. Het doet zoo goed in dat opzicht zoo vele geestverwanten te ontmoeten.
J.v.E. - Daar ik ditmaal absoluut geen tijd heb U particulier te schrijven, kies ik dezen weg om U te danken voor Uw hartelijk en vertrouwelijk schijven. Hetgeen gij mij meedeelt omtrent de verandering, die gij beiden voorhebt, interesseert mij te méér, omdat ik niet kon begrijpen uit Uw brief wat gij nu tenslotte gaat beginnen? Ik zou zeggen, dé moeilijkheid die gij meedeelt, en waarover gij zoo openhartig schrijft, zal ook elders bestaan. Waarom dan heengaan? En die graven? Ik mag niet duidelijker worden om U niet te verraden. Maar gij zult mij begrijpen. Gij zult ook gezien hebben, hoe het mij toegezonden uitknipsel is geplaatst. Welk een schande! In den Dierenvriend las ik eene bemerking van Uw band, die zeer waar is. Nu moet ik U tot slot nog eens vertellen hoe ik 't zoo natuurlijk mogelijk vind, dat gij en Uw huisgenoot van mij spreken als Anna Lohman. Dat doet immers iedereen, zelfs al heeft hij mij niet eens gekend als kind, zoo als in 't geval van Uw huisgenoot. Ik ben er erg blij om, dat hij en gij beide zoo veel belang stellen in wat ik in de Lelie schrijf. En ik hoop maar dat er van Uw plannetje nog iets komt. Maar, als gij mij weer opnieuw schrijft, wilt gij dan s.v.p. stééds Uw adres er boven zetten, want het is inderdaad een wonder dat mijn brief U bereikte. Ik vernietig steeds alle brieven na beantwoording, en kon mij dientengevolge noch Uw straat noch den naam van Uw huisgenoot - dien ik mij niet meer van vroeger herinner zooals hij 't zich mij doet - te binnen brengen. Hartelijke groeten, ook aan hem. En, wilt gij mij een groot genoegen doen, toe schrijf dan nog eens hoe het gaat met Uw arme zieke papegaai? Wilt gij?
Nora. - Ja, ik-ook vind het zoo gezellig, dat gij de Lelie kunt blijven lezen. Wij kennen elkaar nu reeds zoo lang. - Ja, zoo zijn de hedendaagsche meisjes, juist zooals ik ze in mijn roman beschrijf; ik ben blij dat gij-ook dit vindt. Ja, natuurlijk, in een geval als het Uwe wordt er geknoeid, en Uw werk achtergezet voor dat van een zoo invloedrijk man als de bewuste meneer. Gij zult die rake critiek over hem nu reeds gelezen hebben uit ‘Het Vaderland’. Inderdaad is dr. Walch de criticus, en inderdaad schrijft hij óók tooneelstukken, enz. Ik kan mij zoo innig begrijpen, dat gij Uw heengeganen echtgenoot in het bijzonder mist op zulke tot huiselijke gezelligheid uitlokkende feestdagen! Het is wèl een droef verlies geweest. En, dat ziet men zoo dikwijls, dat juist zij heengaan, die zoo noode konden gemist worden, die veel liefde gaven en ontvingen. Van zijn dierenliefde weet ik uit ondervinding. Zoowel om de vriendelijke raden, die hij mij zond door Uw bemiddeling, als ook om zijn gaan kijken naar dien bewusten hond. Weet gij 't nog? Zoudt gij mij het boek-zelf nog niet eens kunnen zenden? Ik wil het U gaarne terugzenden, maar heb het niet hier. Dan voldoe ik aan Uw verzoek. Hartelijk gegroet.
ANNA DE SAVORNIN LOHMAN.
Sluiting Red: Ged.