Na drie jaren is zij nog voor mij het liefste schepseltje dat ik op aarde ken.
Zij is mijn masseuse, manicure en pedicure en verricht alle ‘soins de beauté.’
Bij een solide levensverzekeringmaatschappij is haar toekomst in alle opzichten verzekerd.
Vóór ze mij haar liefde schonk was ze nooit ‘uit’ geweest en geen oogenblik is 't in die jaren in mij opgekomen een tweede vriendinnetje er bij te zoeken.
Ze hield oog op mijne garderobe, nam de zorg van mijn linnen op zich, ging met mij naar concerten en schouwburgen en bleef hare betrekking tot heden waarnemen, waarvoor ze f 1400. - salaris geniet.
Al hare blouses en costuums maakt zij zelf en al de hoedjes worden door haar opgemaakt.
In hooge mate discreet, heeft zij mij nog nooit om geld gevraagd. Ik zend 't haar altijd aangeteekend toe en zij en hare moeder hebben 't nu véél ruimer in alle opzichten.
Zij is het ‘zonnetje’ in mijn leven en doet mij altijd denken aan Speenhof's prachtig versje:
‘Het meisje dat men NOOIT vergeet.’
Nu zult U wellicht vragen: als dat meisje zoo lief is en begaafd waarom trouwt u beiden dan niet?
U zult mij wellicht niet gelooven, doch het antwoord is van haar kant: ‘non possumus’. Zij wil absoluut niet met mij trouwen om twee redenen: Op den voorgrond staat dat zij mij mededeelde ‘zij 't niet anders wenschte’. ‘Ik ben nu gelukkig’, zeide zij mij ‘in alle opzichten. Ik heb mijn gewone betrekking behouden, waarin ik met opgewektheid werkzaam ben, kan uitmuntend voor mijne lieve moeder zorgen en elken Zaterdagnamiddag is voor mij een feestdag als ik met August, die ik zielslief heb, in den trein stap naar Antwerpen en Brussel.’
Kinderen hebben wij niet en die verlangen wij ook niet te bezitten.
De twee verdere redenen van haar waren:
I. In welke verhouding zoude ik dan komen tot de familie van mijn man? Met mijn aanstaande zwagers zoude het wél gaan. Als zij mij tegenkomen word ik altijd beleefd en vriendelijk gegroet, doch de schoonzusters en eigen zusters?
Ik zoude het niet kunnen verdragen als zij uit de hoogte op mij neer zagen en mijn geluk van vroeger zoude overgaan in ongeluk.
Als wiggen zouden die dames geschoven worden tusschen mij en August!
De tweede reden is, als er dan eens kinderen mochten komen, mijne lieve moeder op den achtergrond zoude geraken, en ook dit wil ik niet.
Verder is daarboven nog een allerafdoende reden: het onderscheid in stand; van bescheiden afkomst, en dan te komen in een rijke familie heeft niet te miskennen bezwaren.
Wèl heeft een vrouw een spoediger aanpassingsvermogen dan een man, doch de klove is nooit geheel te overbruggen!
Hieruit ziet ge, mijnheer Kuiper, wat er van Uw stuk overblijft! 't Is alles wat u schrijft oppervlakkig en zéér beleedigend. Banaal, 't eenig ware woord. Ik vertrouw dan ook als u een ‘gentleman’ zijt dat u amende honorable doet over uw stuk.
Doet u dat niet dan zijn uwe beschuldigingen mij niet waard het oprapen, noch het aanraken, zelfs niet met den voet.
De eenige maal dat ik met Annie een eventueel huwelijk ter sprake bracht, ontving ik een paar dagen daarna het volgende briefje:
Mijn liefste August!
‘Och spreek mij, bid ik u, nooit weder over een huwelijk. Nu zijn wij zoo innig gelukkig en ik ben bang voor die nieuwe toekomst. Ik zie dan onheilen! Doch voor mijne moeder die ik zoo liefheb wil ik 't niet, nu niet, nooit!
Bedenk eens:
Zij is al oud die goede vrouw
Aan welker borst ik heb gelegen.
Doch immer kloek en flink ter been
Schoon niet zoo kaarsrecht als voorheen
Zoo loopt ze nog door wind en regen.
Zij heeft voor mij met lievend hart
Zoovéél gedaan, zoovéél geleden,
Zij werkte zich de vingers krom
En spaarde 't uit haar mond zich, om,
Ons wèl te voeden, warm te kleeden.’
En nu komt 't mij voor, dat hij die zulk eene liefde mocht winnen goed moge zijn, de vrouw die ze schonk is beter dan hij.
In afwachting heb ik de eer te zijn met de meeste achting,
AUGUST DE JONG.
P.S. In aansluiting aan het stukje van den heer van Leeuwen breng ook ik een woord van hardgrondige sympathie aan het mooie stuk van mej. Meta Nielsen van een paar weken geleden!
Hoe steekt daarbij af de bekrompen opvatting van Mevr. Hoogendijk-Hesse, die N.B., als zij 't voor 't zeggen had mijn vriendinnetje en mij ‘in de gevangenis wilde zetten’.
Doch stel u gerust, vriendinnetje en ik hebben er hartelijk om gelachen! en mej. Meta Nielsen heeft haar geducht getroefd!!
Noot Redactrice.
In verband, vooral met het eerste gedeelte van dit stuk, zou ik ernstigen lezers eens willen aanraden te lezen dien mooien roman van Marcellus Emants: Tonia. (Indien dit niet de juiste titel is, dan is althans Tonia de hoofdpersoon). Uit dien roman valt m.i. véél te leeren wáárom mannen niet huwen in ‘wettelijken’ zin.