Paul, op het oneffen boschpad wild wegvloog, en viel en zijn been schaafde, nam ik hem op mijn arm en troostte hem en smeekte hem niet te huilen.
Zijn vader liep achter ons, met Katharina, en wenkte mij naast hem op de bank te gaan zitten. Terwijl de kinderen op een kleinen afstand van ons speelden, zei hij heel ernstig tegen mij:
‘Ik weet dat het louter uit sympathie en liefde voor het kleine kereltje was, dat je Paul opnam en hem troostte, maar zijn moeder en ik passen altijd op om iets dergelijks te doen. Wij kennen elkaar toch zoo goed, jij en ik, dat je mij 't zeker niet kwalijk neemt, als ik ronduit met je spreek, is 't niet?’
‘Neen, volstrekt niet, dat verzeker ik je, maar ik begrijp je niet goed. Ik ben me in 't geheel niet bewust, dat ik eenig kwaad heb gedaan.’
‘Ja, zie je,’ zei zijn vader, ‘mijn vrouw en ik leeren onze kinderen vóór alles de eeuwige kracht van een natuurwet. Herbert Spencer heeft aangetoond, dat een wetenschappelijke opvoeding van blijvende waarde is voor een kind, en wij beschouwen het als een punt van groot gewicht, dat Paul en zijn zuster reeds vroeg zullen leeren, dat natuurlijke oorzaken natuurlijke gevolgen hebben. Zij moeten leeren dat het Heelal geregeerd wordt door de wet van de universeele causaliteit en de wet van de onveranderlijkheid der natuur. Zie je, wanneer Paul niet achteloos was geweest en gekeken had waar hij liep, zou het hem duidelijk zijn geworden, dat hij op een boschweg liep en dat boschwegen oneffen zijn op sommige plaatsen. Dan zou hij niet gestruikeld zijn en wanneer hij niet gestruikeld was, zou hij zijn been niet geschaafd hebben, begrijp je.’
‘Nu,’ zei ik, naar een verontschuldiging zoekende, ‘ik heb hem ook niet gezegd, dat het niet zijn eigen schuld was. De buil heeft hem dat geleerd, en de jongen was zoo geschrokken.’
‘Natuurlijk,’ zei zijn vader, ‘de buil en de schrik waren juist de middelen van de natuur om hem te leeren. Toen je hem opnam en hem getroost had, toen heb je in zeker opzicht ingegrepen in de demonstratie van een natuurwet. Maar kijk als 't je blieft niet zoo schuldig uit; zoo ernstig is het vergrijp niet.’
Maar het gaf mij veel te denken, en toen ik thuis kwam, nam ik Herbert Spencer's verhandeling over opvoeding en doorlas zorgvuldig het hoofdstuk: ‘Welke kennis is voor ons het belangrijkst?’
Toen ik kort daarop een dag doorbracht bij de Meyerings, paste ik wel op niet in te grijpen in de wet der universeele causaliteit. Toen daarom de kleine Marie zich den voet stootte aan de trap en haar behuilde oogen smeekend op mij richtte, weerstond ik met leeuwenkracht mijn verlangen om het kind in mijn armen te sluiten, haar te kussen en de pijn te doen vergeten. Ik zei:
‘Zie je, Marietje, je weet heel goed dat het je eigen schuld was. Wanneer jij de trap langzaam was opgegaan, zou je je voet niet gestooten hebben.’
Maar Mevrouw Meyering nam het snikkende kind op, schudde haar heen en weer en zei: ‘Kom, Marietje, schatje, het is al weer over. Huil maar niet.’
In een oogwenk had het kind alles vergeten, en haar moeder zei tegen mij:
‘Vond je niet dat je een beetje streng was, tegen Marietje te zeggen, dat het haar eigen schuld was?’
‘Wel,’ antwoordde ik, ‘ik bedoelde in 't geheel niet streng te zijn. Maar het was toch haar eigen schuld en ik veronderstelde, dat jij haar wenschte te leeren, dat overal de wet van oorzaak en gevolg heerscht. Ik meende dat men dat de kinderen tegenwoordig leerde.’
‘Niet bij mij!’ riep Mevrouw Meyerling uit. ‘Liefde is sterker dan welke natuurwet of welke fysieke kracht ook, die we kennen, en we trachten Marietje zoo op te voeden, dat zij dat ook zal erkennen. Frans en ik, wij achten dit beide van het grootste belang.’
Dit scheen veel waarheid te bevatten, maar het was in tegenspraak oogenschijnlijk met Spencer's leerstelling en dus zei ik:
‘Maar moet Marietje niet op een goeden dag leeren dat natuurlijke oorzaken natuurlijke gevolgen hebben? Zij zal niet altijd iemand bij de hand hebben om haar te troosten. Is het niet gemakkelijker om haar dit reeds nu te leeren?’
De jonge moeder glimlachte medelijdend, met de meerderheid van iemand, die met de nieuwste opvattingen der psychologie van het kind vertrouwd is.
‘Ach, dat standpunt is reeds sedert drie of vier jaren overwonnen; heden leeren wij de kinderen dat de voornaamste wet van het Heelal is de wet der Liefde. Wanneer een kind zes of zeven jaar is, moet het dit reeds begrijpen en zijn uiterlijk en innerlijk leven