vertelde, op hare zelfvoldane manier, hoe prettig het was dat ze na haar huwelijk veel gezonder was geworden, elk jaar gezonder.
‘'t Krijgen van veel kinderen is soms 't beste geneesmiddel voor een vrouw’ - insinueerde ze.
‘En de kinderen krijgen dan háár kwalen. - Hoogst zedelijk’, reporteerde Maria-Anna. -
Frederike had op alles een antwoord gereed:
‘O, de toekomst moeten wij christenen geven in de hand des Heeren’, - leeraarde zij vroom. - ‘Hij zal alles wel maken met ons, en met de onzen.’ - -
Maria-Anna had gedacht aan 't teringachtignerveuze van Madeleine, aan Evert-Jan's nierziekte, aan kleine Francine's zichtbare levensonvatbaarheid.... En, het wàs waar, ondertusschen was Frederike, van een tuberculeus aangelegd geslacht, en van huis uit zwak, steeds bloeiender en frisscher geworden.
Dat heette dus moreel, christelijk, zulk egoïsme van 't grofste soort.... Bah!
Neen! Neen! Ze wilde eerlijk zijn voor baar-zelve. Niet dáárom wilde ze niet. - - Als ze Meinhard maar had kunnen begeeren zooals hij 't haar deed, dan zou ze niet hebben gedacht over en gevreesd voor de toekomst. Dan zou ze gehandeld hebben uit hartstochtdrang, zonder overwegen het hierna - -
Maar nu.... Als een door de wettelijke verbintenis opgelegde plicht hem bevredigen, zonder dat ze 't zelve verlangde - - neen, duizendmaal neen.
‘Het is goddelijk voorschrift’, - beweerde hij. ‘Niet alleen de wet bindt ons, maar voor God-ook zijn we man en vrouw. - En daarom, in Zijn naam, moèt je, is het je plicht....’
Het was mogelijk. - - Zij kon het niet gelooven. - Het stuitte haar tegen de borst het te moeten gelooven. - - -
‘Vies’ noemde zij het - in opstand tegen wat Meinhard en de orthodoxen noemden ‘Gods Gebod.’ -
Eens, na een heftige scène erover, had zij hem voorgesteld: ‘Laat ons scheiden. Alles liever dan deze gedwongen verhouding.’ -
Maar hij wilde niet. Scheiden druischte in tegen al de familie-tradities der Zijp-Looyenga's. En óók, hij had haar lief, altijd nog lief...
Het woord was niet meer tusschen hen genoemd. Zij ging neven hem als een echtgenoote naar den schijn. - En, als ze er over nadacht, dan beklaagde ze hem veel meer dan zichzelve. - -
Nu dacht ze er over na, nu, terwijl ze één slaapkamer deelden, en toch zoo onoverkomelijk ver van elkander verwijderd waren.
Want, Maria-Anna's en Meinhard's huwelijksleven was nog niet van den tijd waarin, na de eerste maanden, het afzonderlijke slaapkamer-systeem wordt ingevoerd. Het huis was ruim genoeg daartoe, maar in hun tijd en in hun kring golden toen nog al die beletselen van de vrees voor het dienstbodengefluister, het ‘men’ zal iets merken, - beletselen, die nu reeds lang niet meer geteld worden. - -
Zij kon hem hooren wakker-liggen, zoekend een slaap dien hij niet vond... Het nachtlichtje belichtte zwak zijn haar, dat reeds grijsde aan de slapen, zijn gecongestioneerd gezicht, met de uitgesproken Zijp-Looyenga's trekken, intelligent, en hard om den mond....
En hij was nog jong, en een levenskrachtige, gezonde man....
Het was hare schuld - hare schuld...
Zij zag dat hij nameloos leed. - - Zij wist dat hij morgen zou opstaan onbevredigd, onvoldaan, niet-geschikt tot het leven. - -
Zij zou hem daarom, in zijn eigen belang, zijn vrijheid hebben willen teruggeven, vrijheid om zich te voldoen.
Maar hij wilde niet. Omdat hij haar liefhad wilde hij niet scheiden. En, omdat hij een waarachtig geloovig, eerlijk-oprecht christen was, wilde hij niet stiekem zoeken het verbodene, beheerschte hij zich, kruisigde zijn vleeschelijke lusten. -
Hij stond het hoogst van hen beiden, zedelijk het hoogst. - -
Het was hare schuld - hare schuld. - - En ze snikte, onhoorbaar; 't kanten zakdoekje stopte ze in haren mond om zich niet te verraden, - - snikte om het leven, dat diegenen te zamen voert die niet bij elkaar passen, en diegenen scheidt die elkaar noodig hebben.
Want, nooit zou hij háár navoelen kunnen in haar afkeer van zijn begeeren naar datgene, wat in zijne oogen slechts was hare plichtsvervulling, wat zij immoreel noemde. Nooit zou hij begrijpen dat zij verachtte in zichzelve dezelfde daad die hij eischte als eene welke hem van God en rechtswege toekwam. Nooit zou hij weten hoe zij hem hoogstelde, en zichzelve de slechtste vond van hen tweeën. - -
‘Waarom doe je het dan niet?’ - - was zijn grif antwoord als zij probeerde het hem uit te leggen. - En daarom probeerde zij het uitleggen sinds lang niet meer. - -
Maar zij snikte onhoorbaar, het kanten zakdoekje in den mond, om zich niet te verraden, snikte omdat het wanhopig is, wanneer men samen door het leven gaat met een wien men zelfs niet meer probeert iets uit te leggen, iets van het heerlijke en intieme, dat twee menschen kan saambinden voorgoed, maar ook kan scheiden voor eeuwig.
(Wordt vervolgd).