Onder een malsch regenbuitje en met een stukgewaaide parapluie stapte ik te Halfweg uit. ‘Waarom geen tien dagen gewacht?’ vraag ik me thans af, nu ik voor 't hoog open raam, temidden van groen en bloemen dit zit te pennen, maar wie rekende er nu ook nog op mooi weer?
Enfin, ik was er, en na een beetje zoeken en vragen, kwam ik terecht ook. Van verre kleurde het groene huisje tegen de grauwe lucht en juist brak een zonnestraal door, die de vele broeikassen even deed opflikkeren. Toen stond ik tegenover mejuffrouw van Lommen, de eigenares, een jonge, bloeiende verschijning met een kortgeknipten, zwarten kroeskop en een lange, blauw linnen tuinjas over haar voetvrij japonnetje aan.
Ze voerde me mee naar binnen, waar haar tuinman, diens zuster en twee volontairs juist aan tafel zaten en in een aangrenzend vertrek kon ik onder een kop koffie eens wat bekomen van het kwartiertje jakkeren tegen den noordwesten storm.
Onderwijl bracht mej. v. Lommen me alvast wat op de hoogte van 't een en ander, vertelde, hoe ze als volontair bij haar tegenwoordigen tuinman, die toen een zaak in Sloterdijk had en vóór dien tijd twaalf jaar in Hortus was geweest (geen onbekende dus in 't vak) was begonnen, en hoe ze weldra inzag, dat dit haar bestemming was: bloemist. Dat het eerste jaar werkelijk bevredigende uitkomsten had gegeven, en hoe ze nu alweer vol groote toekomstplannen zat en met vollen moed het leven inzag.
Nu begon het zonnetje zoowaar zóó te lokken, dat we 't binnen niet langer uithielden.
Eerst maakte ik nog kennis met haar drie honden, waaronder een Russische hazen wind, onlangs bekroond met den eersten prijs. Dan kwamen we in den geitenstal, waar de bewoonsters ons met luid geblér verwelkomden, we zagen het hok met mooie konijnen, kwamen langs de kippenvilla, dan ging het de bloemisterij op langs een groote haag van bloeiende seringen, 'k geloof dat ze zei in vijf en twintig soorten. Alles vertellen van wat er is, lijkt me een onmogelijkheid. 't Is zoo 'n groote uitgestrektheid, maar waar ze zich speciaal op toelegt zijn rozen, seringen, chrysanten en snijgroen. Alles gaat van haar naar de veilingen, althans voor 't allergrootste gedeelte.
In de rozenbroeikas wemelde het van dikke knoppen. Slechts één prachtige oranje roos, genaamd lady Hamilton, waagde het de kluisters te breken, en 't was haar noodlot.
Daar kwam de schaar van de bloemist en lady Hamilton verhuisde naar de bezoekster.
Vol trots wees juffrouw van Lommen me een groote broeikas. Die had ze zelf mee helpen opbouwen. Zij had er het glas allemaal in gezet - en dan schilderde ze weer in den stillen tijd en timmerde, kortom ze redden het met elkander zoowat allemaal.
‘Spit U ook zelf’? vroeg ik.
‘Zeker, op zijn tijd - geloof me, hoor, als ik me wat getraind heb, kan ik 't aardig lang volhouden en, U ziet wel, ik val er heusch niet van af. 'k Heb zoo'n heerlijk gezond leven, slaap als een marmot, eet als een schooljongen van twaalf, en zenuwtjes en bloedarmoede kennen we hier niet. Dat moesten meer vrouwen doen, vrouwen, die nu klagen over allerlei kwalen - wat zouden ze veranderen. Ja, 'k heb het heerlijk - een door en door vertrouwd persoon als tuinman - alleen, weet U wat me nog ontbreekt? Een paar jonge dames, die het vak bij me wilden leeren. U heeft de beide jongens wel gezien? Ook een paar volontairs en dan komen er iederen maandag een heer en dame bij me, die een buiten hebben en nu zelf een beetje verstand van tuinieren willen zien te krijgen. Maar ziet U, zoo'n paar aardige jonge meisjes, die liefde voor de natuur hebben, ze kunnen geschikt bij me terecht en 'k zou het erg gezellig vinden. Ik heb er al wel eens een paar hier gehad met haar mama's, maar 't lijkt wel, of de moeders er meer zin in hebben dan de dochters. Een zou misschien met September komen, althans zoo wilde het mama. Zijn het gefortuneerde meisjes, dan kunnen ze, evenals ik, zich later ook vestigen, hebben ze geen geld, dan kunnen ze in de toekomst toch ook hun kost verdienen, 't zij als bindster in een eerste-klas-zaak of iets dergelijks. Het publiek in zulke fijne zaken wil, dat de verkoopsters tegenwoordig op de hoogte van een heeleboel dingen zijn.
En toen ze dat zoo zei, dacht ik aan de Holl. Lelie, die door zoo velen gelezen wordt, door rijken en minder-bevoorrechten. Wie weet, krijgen niet een paar jonge dames na kennisname van dit artikeltje zin, om juffrouw van Lommen te Halfweg eens op te zoeken. 'k Geloof, dat ze er geen spijt van zullen hebben, want mij is de kennismaking én met mej. v. Lommen èn haar zaak èn met haar tuinman slechts een aangename geweest. Behoef ik nog te zeggen, dat een heerlijke ruiker seringen me vergezelde op mijn tocht naar huis?
NORMA.