enkele uitgezonderd), en nu beweer ik, afgescheiden van alle christelijke deugden en kerkelijke dogma's, dat men de kennis der Bijbelsche geschiedenis onmogelijk kan ontberen, wil men aanspraak maken op den naam van beschaafd en ontwikkeld mensch.
Heel de oude kunst is ontleend en gewijd aan de Bijbelsche geschiedenis, en hoewel men nu na verloop van tijd, al is men in zijn jeugd niet onderlegd, gaande wel op de hoogte komt, zal er, buiten de algemeen bekende feiten, toch wel veel onverstaanbaars en onbegrijpelijks overblijven. De tegenstanstanders van het onderwijs in de Bijbelsche geschiedenis, en zij die zich buiten den godsdienst plaatsen, dragen misschien van dezen toestand de meeste schuld en hen zou ik willen toeroepen: stelt dat gij gelijk hebt, en dat de geheele Bijbel legende is, waarom onthoudt gij uwe kinderen dan toch een deel van hunne ontwikkeling. Schuift desnoods den Bijbel naast uwe Mythologie, maar onthoudt hun de kennis niet dier beide leervakken. Is de Bijbel u te naïef, of te plat, laat hen dan den kinderbijbel vóór den eigenlijken Bijbel lezen, maar bedenkt, dat feiten als van Noach, van Loth, van David, hunne wedergade niet vinden in al de dikwerf schaamtelooze geschiedenissen in de Mythologie, en toch nemen o.m. de gymnasiasten, - ook de vrouwelijke, - daarvan kennis in hunne ‘Antiquiteiten’.
Maar evengoed als er verdeugdzaamde Bijbelsche geschiedenissen bestaan, zijn er ook uitgegeven gereinigde mythologie's, die ook door uwe meisjes kunnen gelezen worden, en voldoende geven zullen om de kunstvoorstellingen, en die, welke op oudheidkundige voorwerpen voorkomen, te begrijpen.
Het Haagsch Museum, om enkele voorbeelden aan te halen, bezit een Hercules-plafond, geschilderd door Theod. van der Schuer.
Nu weten de meeste bezoekers wel iets van Hercules, als een sterk gebouwde man, maar van zijn staan op den scheidingsweg, de keuze tusschen goed en kwaad (schoorsteenstuk) en zijne taakwerken (rand van het plafond) weten weinigen iets, en daarop komt het juist aan.
Van den Haagschen bouwmeester Barth. van Bassen hangt er een schilderij, waarop de geschiedenis van Haman wordt voorgesteld. Wie zal deze voorstelling zonder de kennis der Bijbelsche geschiedenis kunnen ontraadselen? Als men het boek Esther nooit gelezen heeft, begrijpt men er zeker niets van, temeer wijl de schilder, zoóals men in zijn tijd meer deed, de verschillende phases der historie op één doek bracht; als het ware een verzamelschilderij.
Als derde voorbeeld (uit de Mythologie) wijs ik op een beschilderde geldkist, waarop afgebeeld zijn aan de voorzijde twee voorstellingen, ontleend aan Ovidius' Metamorphosen. Links Daphne in haar deguisement van Laurierboom, rechts Apollo in zijn dolle liefdedrift. Welk gewoon bezoeker zal daarvan iets maken? Een gymnasiast misschien iets; een student wellicht veel; een professor alles, maar er zijn toch ook andere kinderen en menschen. Dit wetende durfde ik te pleiten voor, van jongs af aan, onderwijs in de Bijbelsche geschiedenis en in de Mythologie.