....Maar nu kwamen ook Meinhard en Maria-Anna nog; de laatste naar den zin harer schoonzusters te ‘gekleed’, omdat zij een zijden japon droeg die haar goed stond; en Meinhard steeds gedrukt uitziend door zijn onvoldane eerzucht, altijd in stilte jaloersch van zijn broer, en toch zichzelf verwijtend het leelijke en zondige van dat gevoel....
Nu kon zij ‘het’ vertellen, dacht Frederike triomfantelijk. Nu waren zij voltallig.
Maar eerst moest Fenna, die nog met de thee bezig was, weer rustig zitten. En Engel ook, die de muffe petits-fours presenteerde...
Maria-Anna keek naar Charlotte. Er was iets in het meisje dat haar afstootte en aantrok tegelijk. Iets dat beide haar argwaan en haar medelijden opwekte...
‘Waarom kom je zoo weinig aan bij me?’ - - vroeg ze neven haar zittend. - -
‘Och tante.... ik heb zoo weinig tijd.... U weet, ik studeer nu voor Middelbaar in Leiden, heen en weer reizend....’
Maar Charlotte's oogen draaiden terwijl zij het zei een anderen kant uit, zagen niet frank en vrijmoedig Maria-Anna in het gelaat.
Enfin, dacht deze, een beetje gepiqueerd, zij moet het dan ook maar zelf weten...
‘En ik zeg je,...’ hoorde men opeens de nijdige, booze stem van François vinnig opklinken, ‘dat ik er tot in der eeuwigheid voor zou bedanken mij te laten regeeren door een dominee van niets, 'n upstart, 'n...’
...‘Je moest liever bedenken’, viel Everard hem fijntjes in de rede, ‘dat die dominee 'n talent, ik durf wel zeggen 'n genie heeft, waartegen jij en je heele ethisch-irenische kring het aflegt... Ik voor mij ben er dan ook trotsch op met hem samen te werken...’
‘Ja, jullie tweeën zijt tegenwoordig “de’ redders van 't vaderland.’ - - François zei het zuur, keek meteen schuin naar de Haeff, of die, ook niet heel Kuyper-achtig, hem niet gelijk zou geven, maar, de Haeff was er nu eenmaal gekomen door de Kuyper-partij, ineens candidaat gesteld door het onverwachts overlijden van zijn broer, en hij wachtte zich daarom wel tegen zijn helpers op politiek gebied openlijk op te treden, een eerlijk-geloovig mensch overigens, van niet veel beduidenis, blij dat hij door 't Kamerlidmaatschap af was van zijn zee-officierschap, heel verliefd op zijn aanstaande vrouw, die bijna zijn dochter kon zijn.
Mein hard lokte hierop een ergernis uit door zijn inwerping: ‘Met dat al vind ik het doleeren een niet te verdedigen zaak, zoo min als die inval van jullie in de Nieuwe Kerk. Als het om 't geloof gaat, moeten de Kerkelijke goederen er buiten blijven. Waarom je dan niet liever eenvoudig bij de afgescheidenen aangesloten?’ - -
‘Je begrijpt het veldheersgenie niet van een Kuyper’, - wees Everard hem daarop pedant terecht. - ‘Door Kuyper worden we een partij, een macht in 't land.... We groeien niet elken dag. Groen van Prinsterer miste dat’...
- - ‘Zeg niets van Groen van Prinsterer, een Christen bij uitnemendheid, aan wien we allemaal een voorbeeld kunnen nemen’, - - riep Meinhard geestdriftig...
Frederike zag dat het tijd werd af te leiden...
‘Ik vraag het woord - net als in de Kamer’, - zei ze met haren beminnelijksten glimlach. - - ‘Ik heb wat te vertellen’...
Ze zwegen allemaal. - - Fenna's oogen nijdigden weer, in een vooruitvermoeden. De jonge meisjes, Engel, Madeleine, Charlotte, Wies, - want Minnie hield zich afgezonderd - hielden ineens op met giegelen. Ze hadden het namelijk net over den jongen Helledoorn, die toch zoo bespottelijk-wijs kon doen, net iemand om voor den gek te houden. -
En, midden in de diepe stilte, kondigde Frederike aan:
‘We hebben een dubbele verloving thuis. Evert-Jan is geëngageerd met Nina Helledoorn, en onze Louise met Johan Loffers’...
‘Met Johan...?’ riepen Mevrouw Fenna en Engel tegelijk, in haar verbazing over dit laatste nieuwtje vergetend even haar afgunst over 't eerste.
‘Ja, niet Johan, - zij hebben elkaar al zoo lang in stilte liefgehad,’ verzekerde Frederike brutaal-weg.
Tante Thilde werd er geroerd van. De oudste dochter van haren lievelingsbroer! - ‘Och, die lieve Louise! Wat zal ze gelukkig zijn’, - verzuchtte ze sentimenteel.
‘Ik heb altijd gedacht dat het Adolph zou worden...’ fluisterde Engel nieuwsgierig toe aan Madeleine.
Maar die had genoeg geërfd van de diplomatie harer moeder om niets te verraden...
‘Johan is dol op Louise, - dat wisten we al zoo lang,’ verklaarde zij effen.
De dames speelden thans 't gewone comedie-gedoe van welopgevoede vrouwen die elkaar niet kunnen uitstaan. Fenna en Frederike kusten elkander zelfs van innige hartelijkheid, terwijl de eerste ondertusschen van jaloezie bijna stikte, en de laatste triomfeerde in stilte. Engel ook, voor wie 't een groote teleurstelling was haar nichtje zich te zien voorgaan als bruid, deed opgewonden-lievig:
‘Nu krijgen we een echte groote dubbele bruiloft! Niet tante...? O, ik vind het dol voor Lous.’
Toen, quasi meewarig tegen Madeleine:
‘Voor jou zal 't wel ongezellig zijn.’