De Hollandsche Lelie. Jaargang 27
(1913-1914)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 792]
| |
Daar ginds, waar de zon
Door de boomen schijnt
En lichtplekken vormt,
Die zoo vreemd omlijnd.
Daar is een plekje,
Zoo mooi, zoo klein!
't Lijkt haast een sprookje,
Zoo wonderfijn....
Daar hebben wij saam
Toch zoo zacht gerust.
Daar heb je mij toen
Ach, zoo zoet gekust!
En 'k heb gezien er
Jouw lief gezicht,
Jouw mooie oogen
Vol wonder licht.
De zonnige lach
Van jouw lieven mond,
Jouw glanzenden haar,
Dat zoo mooi, zoo blond!
Daar heb 'k gelachen
Om zorg en pijn,
In 't bosch, daar ginder,
Bij liefste mijn....
Maar buiten het bosch
Was het scheiden wreed.
Hoe heb ik geschreid
Om mijn groote leed!
Er brak iets in me,
Toen 'k jou zag gaan....
Nu is 't met jeugd en
Geluk gedaan.
Nu is het voorbij,
Het is alles heen;
Nu ben ik in nacht
En in kou alleen.
P.
|
|