kracht zijner jaren, daar later farm-bezitter geworden, en die na twee en twintig jaren terugkomt net even poedelrein als toen hij zes jaren oud was, met steeds voor oogen het beeld zijner achttienjarige jeugd-liefde, verblind voor haar tegenwoordigen leeftijd van ruim veertig-jarige nu hij haar terugziet, weduwe en bijna grootmoeder, - en bereid, óók als zij hem afwijst, zijn verdere jaren van vollen manlijken bloei te slijten neven haar in platonische liefde als haar sentimenteele aanbidder, met als ‘levenstaak’ het ‘opvoeden’ eener hysterische, van haar man weggeloopen oude zuster!
Ik denk dat èlke man, die zulken nonsens leest, zal schaterlachen! Maar, wat erger is, jonge meisjes die het lezen, vrouwen misschien zelfs, zullen denken, in hare onnoozelheid, dat er zulke mannen, en zulke liefdes zijnerzijds, bestaan... in de werkelijkheid! En daarvan, van dat dwaalbegrip, zullen ze het slachtoffer worden in eigen leven.
En juist daarom noem ik zulke onwaarheden gevaarlijk. Ik was zelve nog maar een onschuldige backfisch, toen ik, - op visite bij eene gelijk ik later heb ontdekt zéér ongelukkig gehuwde bloedverwante - van deze de bittere opmerking te hooren kreeg: ‘Kind, geloof nooit iets van die lieve vrome Tauchnitz-romannetjes; zoo braaf als de mannen daarin worden geschilderd zoo zijn ze niet, hoor!’
Nòg zie ik den haat, die opflikkerde in hare oogen, bij dien uitval! Zij was de dochter van een zeer rechtzinnige moeder, die haar, zeer ‘rechtzinnig’, had gekoppeld aan den eersten den besten man van stand en positie, na eene zeer rechtzinnige, fatsoenlijke, deugdzame opvoeding - van niets mogen weten en niets mogen begrijpen.
En, vele desillusies zijn haar deel geweest, niettegenstaande haar man ook ‘rechtzinnig’ was, en zeer ‘deugdzaam’ en zeer ‘fatsoenlijk’ optrad!
De schuld lag zonder twijfel evenveel bij haar eigen niets begrijpen van den man als bij zijn man-gedrag.....
Er is nog een ander soort van leugenachtigheid in dit boek - een onzedelijkheid - noem ik het.
De schrijfster namelijk schildert hare Marion af als het ideaal der deugdzame vrouw. Elke harer redeneeringen tegen Karin, de zondige zuster van Hans Matte, - welke Karin belichaamt blijkbaar de theorieën van Karin Michaelis' roman, - vloeit over van ‘reinheid’, eerlijkheid, deugd, waarheid, zedelijkheid, enz. enz! Maar, met dat al, als we nu eens even de zaak nader bekijken, en dieper dóórdenken, wat leert ons nu eigenlijk heel deze mooie zedelijkheids-theorie? Dit: dat ge als ge den éénen beminden man niet kunt krijgen maar gauw moet nemen nommer twee om bezorgd te zijn, en dat ge dan door zoo'n uw lichaam verkoopes voor geld eigenlijk heel fatsoenlijk zijt. Zóó toch doet deze ‘hoogstaande’ Marion. Zij vindt zichzelve heel voorbeeldig, omdat ze, inplaats van harerzijds óók trouw te blijven aan hare jeugdliefde, zooals Hans Matte zelf het doet, een paar jaar later reeds een ‘ouden rijken ambtenaar’ huwt, liefst zonder eeltige liefde tot hem. Ze vindt het bedrog dat ze dientengevolge aan hem pleegt - die niets vermoedt van haar verleden - zoo geheel in den haak dat ze er zelfs met geen woord melding van maakt. En ze voelt niet een enkele maal uit welk een onzedelijke verhouding daardoor zijn voortgekomen hare kinderen, hoe zij, die zich zoo uitspeelt de reine en de vergeestelijkte, eigenlijk niets beter is dan welke prostituee ook, waar zij zich verkocht per levenslang contract en de prostituee het doet slechts voor één nacht. In beide gevallen echter is uitgesloten datgene wat de handeling mooi maakt en normaal, namelijk de innerlijke aantrekkingskracht, de begeerte, de behoefte! En daarom zijn beide gevallen even onzedelijk, in dieperen waren zin.
Ook om deze leugen dus, waarop het verhaal is opgebouwd, noem ik het een gevaarlijk en onzedelijk boek. Voor de rest, als roman, beteekent het niets. De stijl is droog en vervelend, de gebeurtenissen zijn onwaarschijnlijk, de bedoeling, een tegenhanger te leveren op het boek van Karin Michaelis, springt, wat de geheele inkleeding aangaat, hinderlijk en lomp in het oog! In de geheel en al mislukt-geteekende Karin, de zuster van den braven Hendrik Hans Matte, is belichaamd de idee, welke ten grondslag ligt aan het boek van de Deensche schrijfster, getiteld: De gevaarlijke leeftijd. Maar, van die idee is gemaakt eene onzinnige, grove, verdwaasde caricatuur, gansch en al gebaseerd op de bekende uitvlucht: hysterie, waarmede zulke ‘deugdzamen’ als de Margarethe's von Sydow gemeenlijk steeds schermen zoodra eene harer sexe-genooten het waagt een tipje op te lichten van den fatsoensluier, waarachter de vrouw haar wezenlijke natuur verbergt.