Gedachtenwisseling.
(Buiten verantwoordelijkheid der Redactie.)
Aan August de Jong, te Amsterdam.
Geachte Heer.
Hoe ik een anderen kijk zou kunnen krijgen op de Rein Leven-Beweging door die 5 gevallen, die U opnoemt (zie Holl. Lelie No. 38-1914), is mij een volkomen raadsel. Als ik die menschen kende, dan zou ik integendeel hen zooveel geschriften van de Rein Leven-Beweging zenden, als ik maar machtig kon worden, want ik geloof, dat deze alleen de heelmeesteres zou kunnen wezen in deze onnatuurlijke en tegennatuurlijke verhoudingen.
Dit wat betreft de Rein Leven-Beweging.
Nu echter wil ik U gaarne mijn persoonlijke meening zeggen in de vijf gevallen, die U opnoemt.
Voor ik echter hiertoe overga doe ik U opmerken dat het uitbuiten der gehuwde vrouw, lang niet alleen geschiedt onder de Roomschen. Bij de R. Katholieken gebeurt dit, omdat anders het zielenaantal in het gedrang zou komen. Bij hen zijn de huwelijken de fokplaatsen van zooveel mogelijk volgelingen. Dit uitbuiten geschiedt ook wel degelijk onder den dekmantel van de Orthodoxe Kerk. Waar zij als machthebbende optreedt houdt zij dadelijk aan de vrouw voor dat zij onderworpen behoort te zijn aan den man, hem te volgen en hem gewillig te gehoorzamen, als ordonnantie van God.
En in de wereld gaat de gangbare munt dat de vrouw gehoorzaamheid verschuldigd is aan den man; het eenige wat de moeders aan hunne dochters medegaven als huwelijksvoorschrift was dit: dat nu zij getrouwd is de vrouw altijd en ten alle tijde haar man ter wille moet zijn, want anders ‘jaagt zij haar man de deur uit en naar het bordeel toe!’ Waren die moeders nu maar zoo eerlijk om dit aan het meisje te zeggen voor het huwelijk, dan kon zij zich ten minste nog bedenken of zij voor zoo'n geslachtelijk ge- en misbruik geschikt was.
Maar, o neen, vóór het huwelijk mocht het woord sexe of geslacht niet in haar onwetende ooren klinken en werd zij totaal onkundig gehouden van alles wat het geslachtelijk leven betrof. Om plotseling zich te bevinden op een geslachtelijke slachtbank zoo stuitend en walgelijk soms en waaraan geen ontkomen meer mogelijk was.
En nu ga ik over tot uwe vijf gevallen.
In geval 1 vind ik (schrik niet August de Jong) dat die jonge man niet afkeurenswaardig handelde, maar, door een verkeerde wet gedwongen, genoodzaakt werd een tweede vrij huwelijk te sluiten.
Dat in geval 2 het huwelijk gelukkig blijft, is mijns inziens niet mogelijk, vooral voor de vrouw. In elk geval is de harmonie verbroken, het vrouwelijk gevoel diep gekwetst, en alle levensvreugde voor haar buitengesloten, vooral als zij van haar man houdt.
In No. 3 wordt de verhouding nog gekker, en volkomen in strijd met het ware karakter der vrouw. Welke liefhebbende vrouw zou de lust gevoelen zich op dusdanige manier schadeloos te stellen!
‘Niets meer hebben aan het leven’, dus alleen het voldoen van hartstocht met wie, of wat ook, dat is leven.
Met No. 5 precies hetzelfde.
Jammer dat er voor zulk soort menschen geen ledepoppen van caoutchouc zijn uitgevonden, waarop zij hun driften kunnen koelen, die konden dan een plaats krijgen in de echtelijke woning en zijn in elk geval gevaarloozer dan menschelijke dito's, vooral wat ziekten aangaat.
Weet U welken indruk ik van Uwe vijf gevallen krijg? Dat gij ze bedacht hebt om te weten wat een Rein Leven-vrouw daarop zou antwoorden. Gewone menschen zeggen zulke dingen niet aan elkander op die wijze. Het zijn toch geen twee machines, die door het huwelijk naast elkander worden geplaatst. Er bestaat toch liefde of genegenheid tusschen man en vrouw; het zijn toch niet twee verschillende geslachtsapparaten, die met elkaar huwen. Zij hebben toch hoofd en hart, en ziel en geest en geestelijk leven. Zoudt gij werkelijk denken, dat het huwelijk alleen maar is eene vereeniging van twee geslachtswerktuigen. Raakt er aan een wat defect, fluks een ander gezocht, want het functioneeren van de geslachtsapparaten, dat moet steeds en ten alle tijde door kunnen gaan want: ‘dat is leven’. Ik zou de stelling geheel willen omkeeren en beweren: dat het mooie, heerlijke, volle menschenleven pas begint, daar waar de hartstocht geheel overwonnen is door den wil.
Maar zijn deze gevallen toch grepen uit de werkelijkheid, zend hen dan zoo spoedig als U kunt de geschriften van de gezegende Rein Leven-Beweging, want ik beschouw hen als diep gezonkenen in 's werelds ellendezee; en dan kunnen zij zien, dat er een land bestaat bestraald door licht en zon, en dat daar heerscht vrede.
Arnhem. Mevr. S. HOOGENDIJK-HESSE.