De Hollandsche Lelie. Jaargang 27
(1913-1914)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdUit den ouden tijd.
| |
[pagina 718]
| |
vrouw uit den tijd der renaissance gaarne aan den man over. Niettemin zocht zij een equivalent: ‘Dans la vie privée ainsi que dans la vie mondaine, souvent même en politique et quelquefois à la guerre, le rôle de la femme égala celui de l'homme’. De theorieën van Homerus en Pythagoras: ‘Domum servavit lanam fecit’Ga naar voetnoot1) hadden uitgediend. De geestelijke ontwikkeling ging samen met het eeuwig vrouwelijke, zoo zij al niet de liefde beheerschte. Men liet in het tijdperk vóór de renaissance het onderwijs en de opvoeding te veel aan de kloosterscholen over, en hoewel Fenélon erkent het goede van de beste onder de goede stemt hij toch voor de moeder als onderwijzeres van haar kinderen, wat de la Tour Landry (14e eeuw) al lang voor hem had gezegd bij de moeder den vader voegende.Ga naar voetnoot2) We willen nu niet zeggen, dat dit voortijdperk geen intelligente vrouwen heeft opgeleverd, maar constateeren alleen het feit, dat de vrouw zich nog niet wist te verheffen tot den man, of hem zelfs superieur te zijn. In elk geval was het getal dier vrouwen gering, zoodat Boccace er voor Italië slechts drie of vier weet op te noemen, onder wie nog wel de fabelachtige(?) Pausin Johanna. Het humanisme bracht kentering, en de vrouw trad in de eerste gelederen om de kundigheden te verwerven, welke haar zoo lang vreemd waren gebleven. In bijzonderheden kunnen we dezen vooruitgang niet nagaan. Laten we slechts Costanza Varano (1428-1447) noemen, en het lofdicht op haar gemaakt in algemeenen zin opvatten: ‘Dès sa première adolescente
Elle n'étudia que pour s' instruire;
Bientôt elle n' eut plus d'égal.
Elle connaissait, con les fables françaises,
Mais la fleur de la langue latine
Et la semence du grec, qu' ignorent tant de geus.
Non seulement elle se plaisait aux vers du grand Florentin,
Mais elle aimait aussi Cicéron et Virgile
Et les histoires de Tite-Live
Et ton cher volume, ô doste Jérôme’!Ga naar voetnoot3)
In het karakter der opvoeding kwam van lieverlede een heele omkeer. Zij werd meer mannelijk. ‘Il n'y avait pas alors cette profonde distinction de goûts, d' occupations, d' idées, de caractère’, welke later den afstand tusschen man en vrouw zouden wijzigen, om in dezen onzen tijd wederom parallel te gaan. Zoo kwam het, dat de vrouw een groot aandeel nam in den omgang en de gesprekken, welke het voornaamste deel uitmaakten van het leven der beschaafde wereld, en de vrouw met haar ‘esprit plus avisé, plus souple, plus alerte, parfois aussi moins soucieux d' exactitude que celui des hommes, faisait merveille’. Zelfs scheen de vrouw boven den man uit te munten in ‘les facéties, les pointes, les bons mots’. Hooren wij daaromtrent Boccace: ‘Tout ainsi, comme les estoilles (quand l'air est serain) sont l'ornement et beauté du ciel et les fleurs tant que le printemps dure embellisent les prez: tout ainsi les gracieux motz et plaisantes rencontres entre les louables passe-temps et plaisants deviz, sont l'accoustrement de toute perronnes: les quels plaisans motz parcequ'ils sont briefz et courtz, sont trop mieux avenans aux femmes qu' aux hommes, d'autant que le parler beaucoup et longuement (quand il se peelt faire sans cela) est plus mal seânt aux femmes qu'aux hommes’. Hoofdzaak was bij de beschaafde vrouw uit den tijd der renaissance de kennis der Latijnsche taal. Men zag haar, om zoo te zeggen, nimmer zonder een Homerus of een Virgilius onder den arm, en de Dames waren daarin zoo thuis, dat hare brieven meerendeels vol waren van latinismen of Latijnsche aanhalingen. Sommigen harer kenden het Latijn beter dan hare moedertaal. Dit kon wel niet anders, want bij de geleerden werd de Latijnsche taal op hoogen prijs gesteld. Zoo schreef de Kardinaal BemboGa naar voetnoot1) aan Caterina Lando in 1526: ‘Tes lettres m' ont réjoui au delà de toute espérance, parce que, à un âge si tendre, tu écris le laan avec pureté et élégance’, en drie jaar later zei hij tegen Graaf Lando, dat hij Caterina als zijne dochter beminde, ‘parce qu'elle savait si bien le latin’. Zullen we den smaak voor de Latijnsche taal bij de vrouw afkeuren? Integendeel. Al meende Erasmus eenmaal, dat de kennis der letteren voor de vrouw onnoodig was, en zelfs voor hare kuischheid gevaarlijk, zoo kwam hij later op die dwaling terug en verviel in een ander uiterste door de vrouw - in casu de jonge meisjes, - te ridiculiseeren, ‘qui ne savent que faire la revérence, tenir les mains croisées, pincer les lèvres quand ellen rient, boire et manger avec discrétion’. De klassieken werkten in op den stijl van het Italiaansch, zoowel proza als poëzie. Levendigheid, flinkheid, afgerondheid spiegelen zich af in de letteren dier dagen, en wat meer zegt men was geestig zonder het te willen, geleerd zonder het te bedoelen. | |
[pagina 719]
| |
En wat kwam nu nà de renaissance? De vrouw wenschte alles te weten, en haar kennis verliep in algemeenheden. Gravina (1664-1718)Ga naar voetnoot1) zal u vertellen waarin die algemeenheden bestonden. Hij zegt: L'objet des études étant de perfectionner les moeers et de connaître la vertu pour la pratiquer, les femmes doivent, laissant aux seuls hommes les recherches sur la philosophie naturelle, s'efforcer d'aqcuérir la connaissance du grec, du latin, et de l'italien, s'initier aux élements de la philosophie morale telle que l'enseigne Cicéron; puis elles liront l'ouvrage de Della Casa intitulé Galatée,Ga naar voetnoot2) qui les instruira dans l'art d'être aimables et de converser agréablement; ainsi Cicéron leur donnen les qualités intérieures et Delle Casa les qualités extérieures. Elles liront le Traité des Devoirs et celui de l'Amitié et le discours d'Isocrate à Démonique. Il ne faudra pas négliger le CortigianoGa naar voetnoot3) de Baldassare Castiglione. Elles étudieront la sphére céleste et le globe terrestre car l'histoire ne se comprend pas sans la connaissance exacte de la géographie. Pour s'initier à l'histoire sainte, le meilleur auteur est Josèphe; pour l'histoire profane, Scaliger et Herodote; puis il faudra lire encore Tite-Live, Salluste, Tacite, Guicciardini.... Pour l'histoire des guerres civiles de France, Davila; pour l'histoire des Flandres, le cardinal de Bentivoglio; pour l'histoire universelle, à défaut de Tarcagnota, Torcellino. Pour s'instruire en politique aassi bien qu'en morale, les vies de Plutarque sont une excellente lecture. La poésie est nécessaire plus que toute autre chose car elle est la science en mètre et en fantaisie; il faudra done lire Esope, Homère, si toute fois on peut se passer de traductions, les Métamorphoses d'Ovide traduites par Anguillara, Virgil traduit par Caro ou même par Beverini. On pourra ne lire que les passages les plus faciles et les plus agrèables de Dante, mais il conviendra de ne rien omettre dans Bojardo. Il sera bien de parcourir également Pétrarque et l'Arcadia de Saunazar où, avec une simplicité et sous des dehors champêtres, sont finement exprimés les sentiments les plus délicats; on ne négligen pas l'Arioste, le Tasse et Molza’ Nog wordt aanbevolen de Décameron, - verbeeld u, - en eenige tragedies als Sofonisba, Rosamonda, en zelfs de Calandra en de Mandragore. O tijden, o zeden! Als dit geen vol stuwen met ballast is dan weten wij het niet. Het hoofd werd leger naarmate het voller werd, en bij al die schijngeleerdheid ging de spirit verloren. De blauwkous trad in de plaats, en ging onder, en kwam weer voor den dag, om in deze dagen triomphen te vieren. Den man gelijk! Dat is de leuze, waarbij de vrouw juist datgene inboet, wat haar zoo'n overwicht geeft op den man. |
|