| |
| |
| |
Overzicht van de Week.
I.
Eerlijkheid?
of
Boerenbedriegerij?
Zooals men weet heeft een aantal Kamerleden weten dóór te drijven het verkrijgen van vrijkaarten op de Staatsspoorwegen.
M.i. is deze bevoorrechting een bewijs te méér van het politieke geknoei.
Maar, enfin!
Heel eigenaardig echter doet aan de ‘fiere’ houding des heeren Jhr. Mr. de Savornin Lohman, lid van de 2de Kamer, die, in antwoord op het ontvangen vrijbiljet, dit terugzond met de schijnbaar van groote politieke eerlijkheid getuigende opmerking, dat hij zulk een bevoorrechting niet mocht aanvaarden, ‘waar de Kamerleden geroepen zouden kunnen worden over die maatschappijen critiek uit te oefenen’.
M.a.w., hij wilde zich niet laten beïnfluenceeren.
Edele houding, nietwaar?
Ongelukkig echter is er een klein achter de schermen bij, want, gelijk men aan het Vaderland schrijft, is de heer Jhr. Mr. de Savornin Lohman reeds ‘sinds jaren in het bezit van een vrijbiljet van de maatschappij tot Exploitatie van Staats-spoorwegen, als commissaris van de maatschappij Zeeland’. -
- Commentaar is hier eigenlijk overbodig.
Deze man weigert, met schijnbaar groot eerlijkheidsvertoon, een vrijbiljet - dat hij niet noodig heeft, omdat hij 't.... ‘al sinds jaren in zijn bezit had’.
Kan het onwarer?
En ik vraag U, lezer, verwondert het U dat ik, uit dit christelijk milieu voortgekomen, waarvan deze meneer om zoo te zeggen het hoofd is, van kind af heb opgemerkt, en gezien, en gadeslagen.... totdat ik wijs werd voorgoed, en mij met walging afwendde....
Met Christendom, noch met Bijbelgeloof, heeft het politieke optreden van Jhr. Mr. de Savornin Lohman iets te maken.
ANNA DE SAVORNIN LOHMAN.
| |
II.
Een naschrift.
(Zie voorgaande Lelie-Bespreking van Jhr. de Kock's brochure over Multatuli, met naschrift dienaangaande van Jhr. de Kock-zelf.)
Het artikel, door mij in de voorgaande Lelie opgenomen, geeft een mijner Indische lezers aanleiding mij te schrijven, met bijvoeging dat hij mij het recht toestaat uit zijn brief te publiceeren wat mij dienstig voorkomt.
Met instemming las ik Uw letterkundig overzicht in het Soerabayasch Handelsblad van 21 Febr. j.l., waarin U het geschrift van Jhr. de Kock ‘Waarom de Max Havelaar geschreven werd’ bespreekt.....
....De Max Havelaar is nu eenmaal niet waar, en de Heer Jhr. de Kock heeft het opnieuw aangetoond op de stukken. Vermoedelijk - ik heb zijn geschrift niet gelezen - produceert hij de noodige acten en bescheiden, onbetaalde rekeningen van modezaken en publieke huizen, authenthieke stukken, voor conform geteekend door Droogstoppel Batavorum. Ik twijfel er niet aan of wat de schrijver zegt is waar. Maar wij weten het reeds, de Max Havelaar is niet waar.
Waar U er nu echter toch toe over bent gegaan het werkje van den Heer de Rock te bespreken, daar spijt het mij dat door U niet wat duidelijker in het licht gesteld werd dat de Max Havelaar niet waar behoeft te zijn om toch waar, zeer waar te wezen, en ook, dat het nog steeds mogelijk is om, met recht, en ten spijt van het geintrigueer van firma Last en Co., Multatuli's weeklacht het Nederlandsche volk opnieuw in het gezicht te slingeren. Want, het is geen toeval dat ik uit hetzelfde nommer van het dagblad (Soerabayasch Handelsblad), waarin Uw overzicht verscheen, het volgende stuk kon knippen, geschreven door den hoofd-redacteur Van Geuns, naar aanleiding van het aftreden van den resident van Rembang:
Dat waren me toestanden die hij in 1889 (als controleur) in zijn gewest leerde kennen. Een inlandsch bestuur, rot van onderen tot boven; en een Chineesche overheersching daarnaast. Dat begon bij de dessahoofdverkiezingen. De aanstaande loerah kwam bij John Chinaman diep in de schuld; hij verpandde bij notarieele obligatie zijn huis voor een aanzienlijk bedrag met gehoudenheid het in kleine maandelijksche termijnen terug te betalen. Zoo werd hij een vermomde trawant van den Chinees die in de desa kon ‘schatten und wallen’: de boertjes kregen gemakkelijk voorschot op hun akkerproducten, want de loerah zorgde wel dat het verpande werd geleverd en als het spande, trok John Chinaman de desa in en haalde brutaalweg den oogst der schuldenaren weg! Eigen richting noemt men dat.
De loerah wist dat dit verboden is, maar zweeg. Als hoogere inlandsche ambtenaren ervan hoorden, zwegen zij eveneens. Zwijgen toch was goud en spreken... een hoop soesah.
Ja, het waren gemoedelijke toestanden in die dagen, die nog niet eens zoo ver achter ons liggen. De regenten betaalden hun ondergeschikte ambtenaren de salarissen uit, en hielden
| |
| |
daarbij zonder blikken of blozen een gedeelte in. Dat was adat. De mindere goden bromden zacht, maar troostten zich; zij konden op hun beurt knijpen. Tenslotte was het Kromo die zuchtend en gelaten het gelag betaalde.
Natuurlijk had een resident met een goed verstand als de heer Gonggrijp die misbruiken spoedig in, 't vizier. Eenige regenten die niet deugden en een flink getal mindere inl. ambtenaren, die onbruikbaar waren, werden met eenige vaart aan den dijk gezet en vervangen door functionarissen van beter allooi, wien 't besef werd bijgebracht dat het uit was met het oude knijpsysteem. John Chinaman voelde eveneens de hand van den landsvader; geen waagde het meer de padi bij karrevrachten uit de dessa's le halen ter delging van schulden.
Ja, waarlijk, deze dagen liggen nog niet eens zoo ver achter ons; vermoedelijk is het niet meer dan zeven jaren geleden dat de heer Gonggrijp, als resident, met deze schoonmaak kon beginnen.
Het was vijftig jaar geleden, dat Multatuli schreef over toestanden in het nu nog afgelegen Bantam.
Ook is het geen toeval, dat, nu de Gouverneur-generaal een bezoek brengt aan de peststreken, volgende telegrammen uit de Locomotief van 25 Februari te knippen zijn.
Kamp-prijzen,
Op Boeloe Lawang werd een evacuatie-kamp van 119 kamers bezichtigd. De onkosten van die kampen komen door elkaar op 250 cent per hoofd en er zijn er van 75 cent, andere van 700 cent, al naar het materiaal makkelijk verkrijgbaar is.
Hier was het, dat de landvoogd nadrukkelijk naar den kostprijs vroeg. De wedana deelde mede, dat vroeger, toen de inkoop van katjang door den regent geschiedde, deze op 10 cent kwam, thans werd van Chinezen gekocht en was de kostprijs 6 cent. De landvoogd zweeg veelbeteekenend. Deze regent werd groen... Ook de ass.-resident had even een onprettig oogenblik, toen de landvoogd vroeg waarom hij Javaansch sprak met den wedana als deze toch Nederlandsch kende! Dit is de natuur in de streken daar, want even later deed de heer Broekveld het weer.
Nu kwam het groote evacuatiekamp van Soehorono aan de beurt, bevolkt met Madoereezen, die dichte, en Javanen, die open kamers hebben. Er waren 956 bewoners in 216 kamers. Hier was drie vijfde van de dessabevolking in het kamp, waarvan de bouwkosten f 5.- per ziel zijn. Dit was hoog en blijkbaar daarom ging de landvoogd nauwkeurig na, hoe het geld werd besteed. In Malang zijn nu geen Europeanen in quarantaine en geen gevallen kwamen voor. De ongerustheid is bedaard.
Klachten.
Op de audiëntie van Donderdag brengt raden Djojosoediro, redacteur der Tjahaja Timor klachten voor van de bevolking over de nieuwe maatregelen. De meeste klachten zijn reeds ondervangen. Hij vraagt nog een onderzoek naar de knoeierijen der hoofden.
Klachten.
Nader verneem ik, dat raden Djojo op de audiëntie ook een klacht voorbrengt van de bevolking over het niet uitbetalen van geleverde bamboe. Ook zijn er schriftelijke klachten van andere inlanders.
De landvoogd moet gevraagd hebben, waarom er bij den tocht van gisteren op den weg geen karren waren. Vermoed werd, dat de wedanas daartoe last gaven. De regent en de controleur wisten van niets.
Heden werd het gewone wegverkeer gezien, maar ook nu waren de dessa's bijster rein, wat stellig goed is, maar niet alleen langs den grooten weg het geval moet wezen!
En is het toeval, dat er niet één Europeaan in een kamp is, terwijl drie vijfde van de dessabevolking opgenomen blijkt en dit niettegenstaande nog geen maand geleden te Malang drie Europeanen aan de zoo gevaarlijke longenpest zijn gestorven?
En is het toeval, dat de leider der Sarikat Islam onlangs in een lezing mededeelde, dat er onder de velen, die tot hem kwamen, slechts weinigen waren die steun verzochten op oeconomisch gebied, maar dat de overgroote meerderheid zijn hulp inriep tot het verkrijgen van recht?
Het is meer dan 50 jaren geleden, dat er een boek geschreven werd over het afgelegen Bantam, waar de Javaan mishandeld werd. Het zal dus toeval zijn!
P.S. Dit schrijven is een mail blijven liggen, en ben ik daardoor nog in staat U bijgaand knipsel aan te bieden.
Wat de Gouverneur-generaal niet zag.
De heer Weber schrijft in het Soer. Handelsblad:
Het is goed, op de absoluut onjuiste voorstelling, welke den landvoogd is gegeven van den toestand van wegen, kampongs en verbeterde woningen in het Malangsche, het volle licht te doen vallen.
Wij vernamen daaromtrent het volgende, voor de juistheid waarvan wij de volle verantwoordelijkheid op ons nemen. Wij kunnen dat doen, omdat wij 14 dagen te voren eveneens een bezoek aan Malang brachten, en dus tijdens het bezoek van den landvoogd nog een verschen indruk hadden van den toestand, zooals die toen door ons werd waargenomen.
Eerst dient echter geconstateerd, dat men het den districtshoofden in het Malangsche niet al te kwalijk nemen mag, dat ze den gouverneur-generaal met een leugen antwoordden. Immers met hen aan de conferentietafel zat de regent van Malang, van wien ze hoogstwaarschijnlijk den last hebben ontvangen om in ontkennenden zin te antwoorden, evenals de bevolking den last heeft ontvangen, om geen klachten in te brengen.
Zou Z.E. het voorhoofd hebben gefronst, indien hem door den ass.-resident was gezegd:
- Excellentie, de wegen in mijn afdeeling zijn niet zooals ze wezen moesten; ik heb echter het hart niet gehad, van de reeds zoo geteisterde bevolking te vorderen den arbeid, noodig om de
| |
| |
wegen in orde te houden. Er zijn zooveel handen minder. Een groot deel der sawahs is niet beplant kunnen worden - in Baloelawang waren van de 9060 bouws einde Januari nog slechts 3800 beplant, van de rest zal door gebrek aan regen niet veel terecht komen. Verder staat nog een deel van den djagong-oogst op het veld, ja zelfs wordt er nog padi geoogst....
Excellentie, onder die omstandigheden heb ik de bevolking aan haar eigen arbeid gelaten, om voor hun voedsel in de toekomst te kunnen zorgen.
Ik heb u geen schijnvertooning willen aanbieden...
Gelooft men, dat de landvoogd niet honderdmaal liever zulke taal had gehoord, dan dat hij nu moet vernemen, hoe men de ongelukkige bevolking heeft geprest, hun sawahs, hun oogst in den steek te laten, om de onderkoninklijke auto maar te laten glijden over kolfbanen, en om het oog van Z.E. aangenaam te doen boeien door een reinheid, hoofdzakelijk verkregen door het besteden van ontzaggelijke hoeveelheden kalk?
Wat wij in de laatste dagen hebben gezien van den landvoogd en diens optreden in de peststreken, geeft ons de zekerheid, dat het eerste hem oneindig liever ware geweest, en, dat de waarheid hem diep zal bedroeven.
Een paar frappante voorbeelden wat er gebeurd is.
Gedurende het bezoek van den G.G., terwijl deze na vermoeiende dagtaak reeds lang ter roste was gegaan, werd, midden in den nacht, om 1 uur, de bevolking eenen dessa, dicht bij Malang, opgeschrikt door de komst van den regent en den patih, die, vreetende, dat de G.G. den volgende morgen het vuile schoollocaal aldaar zou bezoeken, de bevolking bijeenriepen, om dat instituut van onderwijs te doen witten en schoonmaken. De pagger voor het gebouw, die alles behalve mooi was, werd midden in den nacht opgeruimd, en daarvoor in de plaats gesteld een mooie, net gevlochten pagger, welke frischweg was weggenomen van een huis verderop in de kampong....
Dat gebeurde tijdens de aanwezigheid van den G.G. Hoeft men nog te vragen, hoe er dan gewerkt is vóór zijn komst?
Het evacuatiekamp te Singosari, vlak bij het station, door Z.E. bezocht, is zoo goed als geheel vernieuwd, even voor de komst van den landvoogd; de weg van Krebet naar Toeren, waarop kort te voren een vuistdikke laag grof grint lag, was nu in een kolfbaan herschapen; de weg van Karang Plosso naar de bron, waaruit in de toekomst het drinkwater voor Malang zal vloeien, tot voor kort een ‘crime’, was nu van uitstekende screenen ontdaan en, in een pracht van een weg herschapen.
Z.E. is er niet geweest....
De erven, tot voor kort begrijpelijkerwijze nogal verwaarloosd, waren schoongemaakt, de levende paggers gesnoeid, de doode gewit.
Men wist, waar de landvoogd den volgenden dag komen zou - het Inl. bestuur wist, welke huizen Z.E. zou zien; de kampongwegen er heen waren in orde gemaakt, de huizen zelf eveneens. Verderop in de kampongs was het nog, zooals het voor 14 dagen geleden was, in overeenstemming met den bestaanden indroevigen toestand.
Ik neem het bovenstaande, mij door mijn correspondent uit Indië toegezonden, juist daarom over, omdat het is als een bevestiging van dat oogpunt waaruit ik den Max Havelaar steeds heb beschouwd. Indien namelijk Jhr. de Kock gelijk heeft, en door Douwes Dekker enkel laster-geschiedenissen over eenige bepaalde personen zijn verzonnen, dan geef ik hem groot gelijk dat hij zulk een schrijver een lasteraar noemt en niets anders. Ik echter heb, op het voetspoor van velen, afgaande op getuigenissen als de hierboven-afgedrukte, in den Max Havelaar steeds gezien een eerlijke onthulling van waarheden achter de schermen, die overal bestaan in tegenstelling van de officieele leugen der overheidspersonen. Wordt ook onze Koningin niet aanhoudend voorgelogen als zij bezoeken brengt in de verschillende deelen des lands om zoogenaamd de bevolking enz. te leeren kennen? En ben ik-zelve niet de dochter van een ex-Landvoogd van West-Indië, die in zijn naaste omgeving, juist omdat hij trachtte eerlijk uit eigen oogen te zien en zich niet te laten blinddoeken maar onpartijdig wilde onderzoeken stelselmatig werd vervolgd en belasterd en het leven moeilijk gemaakt omdat zijn eerlijkheid een spaak stak in het wiel hunner knoeierij! Aan het Ministerie van Koloniën weet men dit even goed als ik. Daarom is het voor mij een vaststaand feit dat er stééds geknoeid wordt in dien zin waarin Douwes Dekker het zoo meesterlijk aantoont in den Max Havelaar, steeds en overal ter wereld waar hoogere ambtenaren zijn van welken aard ook, die ongestraft kunnen knoeien ten koste van de bevolking, de verdrukten. Hoe verder van de beschaafde wereld, van het middelpunt der regeeringzelve verwijderd, hoe grooter afmetingen het knoeien aanneemt. Het hierboven door mijn Indischen correspondent afgedrukte bewijst een en ander voor de zooveelste maal. - Echter, ik herhaal van het standpunt van den heer Jhr. de Kock heb
ik, eerlijk-gezegd, den Max Havelaar nimmer beschouwd, namelijk, als een soort laster-campagne tegen bepaalde personen. In dat opzicht kan noch wensch ik mij een oordeel aan te matigen. Voor mij was de Max Havelaar, op het oogenblik waarop ik hem las, als een wondere openbaring. 't Geen Jhr. de Kock schreef deed mij daarom pijn. Maar ik begrijp uit zijn naschrift in de voorgaande Lelie, dat hij tegenover de quaestie geheel anders staat dan ik, eene niet-ingewijde, het kan doen. - In dat opzicht dus kan ik niet anders dan mij verklaren niet-bevoegd tot oordeelen.
ANNA DE SAVORNIN LOHMAN.
|
|