Gedachtenwisseling.
(Buiten verantwoordelijkheid der Redactie.)
Wraakgevoel of Rechtsbesef?
Het is niets vreemds, maar toch zeer opmerkelijk, wat Josephine Giese schrijft over de Fransche moordenares. Niets vreemds in zooverre er altijd stemmen in dezen gemoedelijker toonaard opgaan, wanneer van misdaden sprake is door personen uitde zoogenaamd Hoogere Standen. 't Is hetzelfde geluid dat ds. de Visser hooren deed bij het Leidsche studenten-zeden-schandaal - Jezus stond dadelijk klaar met zijn vergiffenis - zand er over. Terwijl dezelfde verzoeningsapostel een uur lang in de kamer ketterde tegen de goddelooze auto-bandieten, die hij met de meest uitgekozen benamingen - ‘uit de hel losgelaten duivels’, ‘het schuim van Gallië’ en soortgelijke liefelijkheden betitelde. Voor hen bestond blijkbaar geen lieve Jezus. Niemand spreekt dan een woord in den geest van Josephine Giese - een enkele anarchist e.d., die wel inzien dat er meer en grootex schurken in de fatsoenlijke groote wereld zijn, uitgezonderd. Deze laatsten toch zien zeer wel in, dat ook die zgn. auto-bandieten evenmin moordden voor hun pleizier als mevr. Caillaux. Dat zij er evengoed redenen toe hadden, redenen die evenmin deugdelijk waren, als die van deze overspelige vrouw. Maar merkwaardig is dat Josephine Giese, onder dit wijsneuzige hoofdje ‘Onnoodige Moord’ het rechtvaardigheidsgevoel, dat juist een eigenschap is van ons beter-ik, gaat noemen een wraakgevoel. Beste juffrouw, ik heb alle respect voor uw verruimden blik, waarmee gij, volgens uw verklaring, hebt weten door te dringen in die onzichtbare wereld hiernamaals, die voor de profane ooges van ons gewone stervelingen verborgen is. Maar gij moet eerlijk zijn en als gij dit, onder welk gemoedelijk voorwendsel dan ook, niet zijt, dan alleen is het mij duidelijk dat gij het soms heftig opbruisend, onverbiddelijk logisch rechtvaardigheidsgevoel gaat verwarren met het juist tegenovergestelde begrip: ‘wraakgevoel’.
Nu wil ik niet spreken over deze moordpartij zelf. Dat het karakter ervan een ‘sluipmoord’ was, staat voor mij vast. De onbekende dame, die haar naam niet noemde, had zich gevleid ongemerkt weg te sluipen na de misdaad, getuige de uitroep tot den bediende: ‘Laat me los. Ik ben een dame!’ En ook gaat men gelukkig meer en meer inzien, dat de vrees voor publiciteit van intieme liefdesaangelegenheden slechts voorwendsel was en de vrees voor ontmaskering van ernstige, landverradelijke handelingen de aanleiding waren tot den moord.
Alleen wijs ik op de tweeërlei moraal. Niemand van de geestverwanten van mejuffrouw Giese heeft een medelijdende stem doen hooren met mijnheer Bonnot c.s. toen deze werden onthoofd. Niemand sprak bij hun terechtstelling van een ‘wraakneming’. Algemeen sprak het hoogere en lagere grauw van de gelukkige terechtstelling, waardoor Parijs van schurken werd gezuiverd, alsof er nu geen schurken meer in Parijs waren, in het ministerie niet, in de handelswereld niet, bij de geestelijkheid niet, enz. En vraagt men mijn gevoelen, dan stonden die ‘auto-bandieten’ veel hooger dan dat grauw, dat, duizenden in getal en goed gewapend, den moed niet had, die paar bandieten in hun laatste schuilplaats te gaan opzoeken. Eerst toen ze, voor dood op 'n draagbaar, tusschen de regimenten naar het hospitaal werden vervoerd, toen durfden ze hen uitjouwen. Hoogex ook dan deze demi-mondaine, die blijkbaar, ook wat goede zeden en huwelijkstrouw aangaat, een allesbehalve schitterende reputatie bezat en het feit dat haar allerlei voorrechten worden verleend door de heeren van de jury, dat zij in gemeubileerde kamers ‘gevangen’ zit, een aparte spreekkamer, een kamermeisje heeft en apart bezoeken mag ontvangen, terwijl de andere in voorarrest zijnde vrouwen slechts achter de tralies in tegenwoordigheid van de oppassers, met bezoekers mogen spreken, wijst - wanneer ik althans van standsbevoorrechting niet mag spreken - onmiskenbaar op het feit, dat ook tusschen haar en deze heeren, die alle moeite doen haar het leven te veraangenamen en het recht daarvoor verkrachten, wel een minder geoorloofde verhouding moet bestaan.
Wanneer men nu eenvoudig de poorten en vensteren van het verstand sluit om in zalig gemijmer slechts in de hoogere regionen afleiding te zoeken voor die profane wereldsche zaken, zeker dan maakt dit meten met twee maten op ons geen indruk. Dan loopen we daar met recht cynische onverschilligheid overheen. Dan raakt het onze koude kleeren niet. Dan verheugen we ons met 'n wissel op die onbekende wereld, waar ons beter ik alleen onze rechter en kwelgeest zal zijn. Of dat vooruitzicht schooner is? Of we de autoriteit van het beter ik daar zullen erkennen? Mej. Giese zal, logisch blijvend, ook in die hoogere wereld haar ‘eigen beter ik’ met het gemoedelijke praatje van ‘alles geweten is alles vergeven’ in de luren leggen. Dit kan niet anders, waar zij het rechtvaardigheidsgevoel, de billijke verontwaardiging over wat laag is en onrechtvaardig, beteekenis ontzegt, en zelfs als iets verkeerds, als uit den booze, insinueert.
De publieke opinie is fel gekeerd tegen deze vrouw Mogelijk wordt dit anders. Maar wat zegt dit? Wanneer de toonaangevers op gebied van wetenschap en staatkunde heiligen hadden willen maken van de heeren Bonnot c.s. dan had het hen weinig moeite gekost in acht dagen door bewerking van den volksgeest de publieke meening om te zetten en men zou dan gezien hebben dat die ‘auto-bandieten’ op de handen werden gedragen als helden die voor hun overtuiging alles aandurfden.
Ware ik de zoon van Gaston Calmette en ik moest aanzien dat de moordenares van mijn vader werd vrijgesproken, ik zou mij van Gods wege geroepen achten de taak der gerechtigheid over te nemen, niet uit wraak-, maar uit eer- en