De Hollandsche Lelie. Jaargang 27
(1913-1914)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdOverzicht van de Week.
| |
II.
| |
[pagina 548]
| |
geholpen, niettegenstaande ik niet behoor tot de vaste cliëntele. Zoo iets, een aangename voorkomende behandeling namelijk, trekt mij stééds aan. En het gevolg van deze mijne kennismaking met het Modemagazijn Aux Violettes is daardoor geweest, dat ik er hier ten behoeve van anderen de aandacht op wil vestigen, ook omdat de ligging bijzonder gunstig is voor geheel de buurt van het zeeheldenkwartier, enz. De smaakvolle up to date modelhoeden, die ik er den geheelen winter geëtaleerd zag, waren mij de aanleiding mij juist dáárheen te wenden toen ik zelve iets noodig had, en vandaar dat ik dan ook meen mijne lezeressen geen ondienst te doen, door haar met mijne eigene ervaring in kennis te stellen. ANNA DE SAVORNIN LOHMAN. | |
III.
| |
IV.
| |
[pagina 549]
| |
alle mogelijke eerbewijzingen, huldebetoogingen, lofspraken, presentjes, wat niet al waardoor de zóógenaamd zoozeer door zijn, Ter Laan's, partij veracht-wordende bourgeoisie zich eveneens kenmerkt bij dergelijke gelegenheden. Natuurlijk ook! 't Is immers alles oud lood om oud ijzer! Zoolang een arbeider, een man uit het volk, iemand in een woord die er nog komen moet, het domme volk, als massa genomen, tot dat doel nóódig heeft, zoolang doet hij zich voor als ‘rood’, socialistisch, anti-monarchistisch, wat niet al van dien aard, en schreeuwt en bulkt van belang over vrijheid en onafhankelijkheid. Maar, als hij maar eerst geklommen is daar waar hij wezen wil, als hij maar eerst 'n vet brok heeft opgepikt uit de staatsruif, dan keert het blaadje, dan weet hij een geheel nieuw repertoire van phrasen te vinden om de eeuwig-domme massa, die hem rugsteunt, zand in de oogen te strooien, en toch tegelijk de groote oomes, tot wien hij nu voortaan behóórt, te believen. Luister maar naar hetgeen niemand minder dan de groote Troelstra (die immers nu zelf ook, hooggehoed en zwart gejast, gaat lunchen bij de koningin) tot hem, den ‘rooden burgemeester’, zeide bij diens afscheidshuldiging: De heer Troelstra vervolgt: Als daar straks Koninklijk bezoek komt, en Ter Laan verplicht zal zijn de honneurs waar te nemen, wees dan breed. Wees dan overtuigd, dat onder den keten van den burgemeester klopt het vurige hart van den sociaal-democraat. (Onbedaarlijk applaus). (Vaderland.) M.a.w. ‘Buig en flikflooi voor de Koningin (in den trant van de Telegraaf-redactie) zoo veel je maar wilt, zóó nederig en handig dat er straks bepaald óók nog wel een lintje voor U afvalt. Onderscheid U in geen enkel opzicht van de bourgeoisie (die ge nu immers noodig hebt, en waartoe ge behóórt ook thans), maar.... maak het stomme volk wijs dat “onder den keten van den burgemeester klopt het vurige hart van den sociaal-democraat.” - Daarmee zijn de uilskuikens wel in de luren te leggen. -’ Is het niet om het uit te gieren van pret, dat Troelstra zulke brutale phrasenmakerij durft zeggen in het openbaar, en dat zijn heele inderdaad uilskuikenachtige arbeiderspartij ervan de dupe is, en zich aldus laat gebruiken om ‘meneer de burgemeester’ met een ambtsketen te doen opsieren, en in de gelegenheid te stellen voortaan van alle bourgeoisie-voorrechten te genieten. Waarlijk, 't volk dat zich door zulke phrasen laat bij den neus nemen, verdient niet beter dan te worden uitgelachen door verstandige menschen, en te worden gebruikt ten eigen bate door de Troelstra's en de Ter Laan's c.s. | |
V.Hoe volkomen juist ik in dit opzicht dén spijker op den kop sla, bewijst wel de juichtoon, aangeheven door de ècht-liberale bourgeois-courant de N.R. Ct., waaruit ik citeer: Inderdaad is er in zijn opvattingen niets, dat aanstoot kan geven. Integendeel, men kan slechts het besef van verantwoordelijkheid en de behoedzaamheid van dezen nieuwen burgemeester prijzen. De woordvoerder van de ‘burgelijke’ partijen in den Zaandamschen Raad heeft zich dan ook gehaast, zijn instemming met de burgemeesterlijke rede te betuigen, en den nieuwen burgervader medewerking toe te zeggen. Wie handelt, gelijk de heer Ter Laan heeft gesproken - en dat kan men van dezen nauwgezetten en eerlijken man in de eerste plaats verwachten - dien gunt men het genoegen, tot burgemeester verkozen te zijn ‘omdat hij sociaal-democraat is.’ Deze eenvoudige statiejas neemt men op den koop toe; daar komt na 25-jarige ambtsvervulling nog wel een lint in. Is vooral dat slotzinnetje niet kostelijk? Reeds nu wordt den tam-geworden sociaal-democraat beloofd, dat hij - als hij zich verder blijft zoet houden - na vijf en twintig jaar een lintje krijgt óók! En dan gaat het liberale blad voort met een herinnering aan de dezen zomer ontstane ‘vrees voor een sociaal-democratisch ministerie’, en voegt er bij: Dezulken kunnen wij de lezing van de Zaandamsche aanvaardingsrede aanbevelen. De sociaal-democratische overheidspersoon is blijkbaar zoo kwaad niet.’ Och Heere neen, daaraan heeft de N.R. Ct. wèl gelijk! Juist omdat hij werd ‘overheidspersoon’, m.a.w. bourgeois-pur-sang. Nog eens, het volk, de arbeiders bedoel ik, die zóó onnoozel zich laten beetnemen, zoo idioot zich laten gebruiken als stoelen waarop de overheidspersonen en kamerleden Ter Laan en Troelstra c.s., gemakkelijk gaan zitten eten aan de staatsruif, het verdient niet beter dan wat het krijgt, namelijk.... niets dan toezien, en betalen, en dienstplicht vervullen. ANNA DE SAVORNIN LOHMAN. | |
[pagina 550]
| |
VI.
| |
Tableau!(Omtrent het bezoek van de koningin van de school van Jan Ligthart melden de bladen: Toen nu de Koningin het onderwijs ook in de hoogste klasse gevolgd had, en voornemens was te vertrekken, vroeg Ligthart Haar vergunning een enkel woord in Haar tegenwoordigheid tot de kinderen te mogen spreken. En nu volgde ongeveer deze toespraak: ‘Kinderen, je weet dat Jan Ligthart onlangs bij de Koningin is geweest.’ Luide, instemmende kreten van alle kinderen. ‘Welnu, dan zal ik je eens vertellen hoe zich dat toegedragen heeft. Ik kwam aan 't Koninklijk Paleis in het Noordeinde, en daar werd ik al dadelijk op mijn gemak gezet door dien mijnheer dáár (Ligthart wees op den secretaris van H.M.), die mij allervriendelijkst ontving, en mij bij de Koningin bracht. En toen gaf de Koningin mij een hand, en ik kreeg er ook een van Prinses Juliana. Ziet, kinderen, dat deed mij alle beschroomdheid wijken. De Koningin was toen zoo vriendelijk met mij een gesprek te voeren, en, toen het uit was, gaf de Koningin mij weer een hand. Ik kon toen niet nalaten tot de koningin te zeggen: Majesteit, nu moest U mij in mijn school ook eens een bezoek brengen! En wat deed de Koningin? Ziet, daar staat zij, kinderen!’ Toen de ontroering wat bedaard was - de kinderen stonden letterlijk paf! - verzocht Ligthart zijn kinderen een lied voor Koningin en Prinses te zingen. En daar begon het uit volle borst onder leiding van den onderwijzer. Zóó was het bezoek van de Koningin aan Jan Ligthart's school).
Jan Ligthart spreekt:
‘Ssstt!!... Jan Lighart, lieve kleinen,
Is onlangs aan 't Hof geweest,
En, hoe vreemd het moge schijnen,
Zelfs Jan Ligthart was bedeesd!
Maar dat zou mij niet lang hindren:
'k Kwam al gauw op mijn gemak
Door dien heer daar - zie j'm, kindren?
In dat mooie, nieuwe pak.
De Vorstin gaf mij een hand en
Ook Juliaantje, op Haar wensch:
Zoo werd ik van alle kanten
Net behandeld als een mensch.’
En de jeugd, die stil gezeten
Had, met star-verglaasden blik,
Barstte uit in luide kreten:
Instemming vermengd met schrik.
'k Stond er dood op mijn gemak bij,
En ik zei: ‘Hebt U geen zin
Om mijn school te zien? 't Is vlak bij.’
En wat deed de Koningin?..,
Onrust. - Drukte. - ‘Op je plaatse!’
Roept Jan Lighart. - Stilt' als 't graf...
Plotseling krijt hij uit: ‘Daar staat ze!!!!’
En de jeugd, verstomd, staat paf.
Zóó dus, voor d' onthutste klasse,
Heeft Jan Ligthart 't stuk bestaan
Om de Koningin - dat wàs ze -
'n Gek figuur te laten slaan.
Want zij kon niet laten blijken,
Dat zij 't vond... enfin... zoo-zoo,
Toen hij riep (hoe moest zij kijken?)
‘Kek! daar staat ze nou!’ - Tableau.
CHARIVARIUS.
(de Groene Amsterdammer).
Inderdaad, het spijt mij dat ik het zeggen moet, maar Jan Ligthart heeft deze bespotting tenvolle verdiend. Foei wat een kinderachtig gewauwel aan zijn kinderen! En, moest hij zich niet schamen hun te vertellen dat hij op ‘zijn gemak werd gezet’ door den secretaris, die hem ‘allervriendelijkst’ ontving? Dat ‘allervriendelijkst’ is zoo kostelijk-naïef-burgerlijk! Alsof de secretaris van de Koningin niet - precies als elke liverei-bediende - verplicht is diegenen, die de Koningin bij zich bestelt in audiëntie, ‘allervriendelijkst’ te ontvangen! Dat is immers 's man's slavenbetrekking, precies net zoo als die van welken anderen ‘loonslaaf’ ook, die bij meneer X of mevrouw Z. of freule N. of mejuffrouw W. de deur opendoet op haar ‘jour’, en de bezoekers met een gelegenheidsgezicht binnenlaat. En door zulk een verplichte ‘allervriendelijkste’ ontvangst, van een gegalonneerden hofslaaf, was de ‘ontwikkelde’ Jan Ligthart dus zóó vereerd, dat hij er niet alleen heelemaal van op zijn gemak raakte, maar ook nog dagen daarna het merkwaardig-vereerende feit moest gaan vertellen aan zijn kinderen en onderwijzers! | |
[pagina 551]
| |
O menschelijke kleinzieligheid! Hoe had Napoleon gelijk, die de heele menschheid geen trap van zijn laars waard vond! ANNA DE SAVORNIN LOHMAN. |
|