Gedachtenwisselingen.
(Buiten verantwoordelijkheid der Redactie).
I.
Aan de Redactrice.
In de Holl. Lelie no. 17, 22 October 1913, schrijft de Heer A.J. Servaas van Rooyen onder den naam van: Nog eens ‘Natuur en Conventie’:
‘Ik heb echter gesproken over die duizenden mijner zusters’, enz., om te eindigen met:
‘Ik heb mijne stellingen de Hollandsche Lelie ingeworpen, omdat ik meen, dat ook de ongehuwde vrouw haar leven moet kunnen uitleven, zonder door de conventie te worden uitgeworpen.
Hoe? Ik weet het niet. De toekomst moet het leeren’
Het zij mij vergund u een der vele antwoorden op deze vraag te geven en raad u aan eens te lezen het werk:
Du Mariage, geschreven door Léon Blum. frs 3.50.
Dit werk, dat in Frankrijk veel opgang maakt, is volstrekt geen roman, maar een zeer doordacht, zeer gevoeld en zeer zaakkundig werk. Het bindt den strijd aan tegen de eeuwenoude stelling dat de man polygaam, de vrouw monogaam geschapen is, zet het huwelijk op de ware plaats en neemt de dubbele moraal onder handen, zoodanig, dat er niets van overblijft.
Uit uw geschriften weet ik, dat U evenveel voelt als ik voor de treurige, minderwaardige positie welke de hoogstaande, vrijgewordene vrouw nog inneemt in de tegenwoordige maatschappij.
Daarom zou ik uw oordeel over dit werk graag eens willen weten.
V.V.
Geachte Heer.
Ik heb het bedoelde werk niet gelezen, maar ik geloof niet dat deze ingewikkelde quaestie door welk boek ook zal worden opgelost. Wij-vrouwen zijn anders dan de mannen; dat staat bij mij vast. In dien zin beschouw ik ‘tweeërlei moraal’ als een onafwijsbaar iets. Het is niet de vraag of wij-vrouwen dat prettig vinden of goedkeuren, maar enkel en alleen of het feit, dat de natuur den man aldus schiep, zoo is, of niet. En het feit is zoo. Aan den anderen kant echter worden wij-vrouwen van jongsaf opgevoed in conventioneele begrippen, in mannenvangerij, (die niets te maken heeft met liefde,) in quasi-deugden quasi-reinheid en quasi-zedelijkheids-begrippen, enz., enz. Daardoor verleugent men de vrouw, maakt haar tot een schijnheilig, listig, berekenend, huwelijksvoordeelen-najagend wezen, en doodt in haar de vrije eerlijke behoefte aan liefde, aan bevrediging harer zinnen. De quaestie is bovendien ook eene van temperament, van personen. In zoo iets kan men geen regels en axioma's stellen. Ieder geval moet afzonderlijk beoordeeld worden, in verband met de omstandigheden, enz. In het algemeen gesproken geloof ik beslist, dat de man behoefte heeft, op het gebied geslachtsverkeer, aan méér dan de vrouw verlangt, maar, juist daarom, moest deze zelve 't hare zusteren, welke zijn slachtsoffers zijn, hetzij uit vrije verkiezing, hetzij door verleiding, niet zoo hoog aanrekenen en zoo fatsoenlijk-hoogmoedig op dezulken neerzien. Overigens is deze quaestie te veel-omvattend om haar in een noot, onder aan Uw korte ged., anders dan oppervlakkig te kunnen behandelen
ANNA DE SAVORNIN LOHMAN.