De Hollandsche Lelie. Jaargang 27
(1913-1914)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdAan de Correspondenten.Het ligt in mijn bedoelen de opgehoopte correspondentie ten spoedigste af te doen, - vandaar dat ik, voor 't oogenblik, mij bepaal tot korte antwoorden, teneinde zoodra mogelijk weer méér plaats te kunnen afstaan aan deze zoo geliefkoosde rubriek. Red. Holl. Lelie. | |
Correspondentie van de redactie met de abonnésDe redactrice van de Holl: Lelie brengt ter kennis van de lezers van dit Blad, dat zij géén manuscripten of brieven, haar naar aanleiding der redactie-aangelegenheden toegezonden door niet-abonnés, kan beantwoorden langs particulieren weg. De correspondentie in dit Blad dient zoowel tot de beantwoording van brieven, als tot de mededeelingen betreffende aangenomen en geweigerde bijdragen, en zij, die zelve geen abonné of abonnée zijn, kunnen dus niet verwachten langs een anderen dan den correspondentie-weg te worden beantwoord. Wanneer zij door leesgezelschapkring, of samen-lezen, of op welke wijze dan ook, gelegenheid kunnen vinden de correspondentie-rubriek te volgen, dan is de redactrice bereid hen dáárin te beantwoorden. Op dezen regel wordt voortaan géén uitzondering meer gemaakt, en afzonderlijke nummers, correspondentie-antwoorden aan niet-abonné's behelzend, worden niet meer toegezonden. Alle brieven moeten, om in de d.a.v. week omgaand te kunnen worden beantwoord, uiterlijk Zaterdag-ochtend in mijn bezit zijn. Redactrice
P.S. Het spreekt vanzelf, dat deze regel alleen geldt voor eerstbeginnenden, èn voor briefschrijvers, die in de corr:-rubriek thuisbehooren.
Mej. T. te U. - Uw bijdrage ‘Bets’ heb ik door bemiddeling van den uitgever ontvangen. - Ik vond hier en daar in den stijl veel goeds, maar toch verraadt het geheel, en vooral het slot, veel te veel den beginner, die nog niet weet hoe een verhaal op eene natuurlijke wijze te beëindigen. Ik zend U haar daarom terug, ook wijl zij te lang is voor de Lelie, en ik reeds zoo vele bijdragen heb. Intusschen zit er toch wel wat goeds in.
L.B. te D. - Door bemiddeling eener dame, wier eigen werk ik reeds meermalen weigerde, ontving ik thans Uw bijdrage. Zij is geheel ongeschikt tot plaatsing, en kan, daar geen porto was bijgevoegd voor terugzending, niet meer worden geretourneerd.
Roode Anjer. - Uw schetsjes zijn tot mijn leedwezen te onbeduidend van inhoud voor de Lelie, te schetsachtig. Zij zijn U geretourneerd.
Mevr. J.K -K. te S. - Als ge dit, door bemiddeling van Uw zwager, leest, dan hebt ge vermoedelijk Uw werk reeds terug ontvangen. Het spijt mij U te moeten teleurstellen, want de idee en de geest van het stukje zijn niet kwaad, de uitwerking echter mist alles wat noodig is voor een verhaal of een schets. Dergelijke gebeurtenissen moeten worden uitgewerkt, door gesprekken, feiten, tooneelen, enz. B.v. het is niet voldoende te zeggen dat de ‘engelzachte Mien plotseling als een furie uitviel’, neen, gij moet, ons zulk een, in een geval als het door U gedachte, hoogst-natuurlijke verandering, laten meebeleven, en ons ervan doen getuige zijn. Ook gaat Uw verhaal uit als een nachtkaars, zonder eenig slot of zin. - Daarom ook vrees ik dat gij evenmin bij andere tijdschriften (althans betalende) zult slagen. Geld verdienen door letterkundigen arbeid is niet zoo gemakkelijk als velen denken. Overigens ben ik steeds bereid U te helpen of te raden.
M.M. - In de ged. tusschen U en VL. kan ik geen partij kiezen, zelfs geen belang stellen. Zij raakt quaesties die mij gansch niet bekend zijn. Overigens heb ik thans het debat tusschen U beiden gesloten, wegens den toon over en weer.
P. van W. (artikel Chineesche kunst). - Geweigerd. Wegens niet bijvoeging van frankeerkosten niet aan U geretourneerd.
M. (Ontwikkeling.) - Dit hoofdartikel neem ik gaarne aan.
Gé. - Uw feuilleton wil ik liever niet plaatsen. De stijl is uitstekend, de schildering van die twee buurjuffrouwen is óók heel realistisch, maar de inhoud lijkt te veel op een ongemotiveerde ophitsing tegen orthodoxe dominees, zoo iets als een insinuatie alsof ze allemaal per-se huichelaars zijn. Om die reden lijkt het mij onbillijk het schetsje op te nemen. Dank voor Uw laatste briefje en het andere ingeslotene. Uw vroegeren bij dit feuilleton ingesloten brief beantwoord ik nu maar niet meer, daar wij na dien tijd reeds correspondeerden, en ik U bovendien ook sprak.
Bob. - Uw hoofdartikel plaats ik gaarne. ‘Varia’ moogt ge gerust zenden ter beoordeeling, maar, denk er aan, dat ik steeds rekening heb te houden met de plaatsruimte.
Louis II. - Uw beide vertalingen heb ik aangenomen. Ze krijgen nu spoedig een beurt. Hartelijk gegroet. En vele excuses over het zoo late antwoord. | |
[pagina 524]
| |
C.D. de R.S. - Ik stel U voor mij een nieuwen brief te schrijven Deze is nu van lieverlede zoo weinig actueel meer; gij zijt misschien reeds lang weer van woonplaats verwisseld intusschen. Nieuwe brieven worden voortaan zooveel mogelijk omgaand beantwoord. D. de B. - Gij hebt mij indertijd gevraagd - en daartoe een kaart ingesloten - of gij mij mocht opgeven als abonné van ‘de Dierenvriend’. Ik ben van dat Blad abonné. Op mijn latere correspondentie, aan U gericht, ontving ik nimmer eenig antwoord. Misschien komt dit U onder de oogen? Vriendelijk gegroet. P.F.E. te A. - Gij zult U herinneren, hoe gij mij indertijd die geschiedenis hebt geschreven van die poes. Ook hoe gij daarbij zijt opgetreden als haar helper en redder. Uit haar naam kom ik U nu - al is het wat laat - dank zeggen voor Uw nobele handelwijze. Wat zijn de meeste menschen toch eigenlijk lamme egoisten op zulke punten.! Vriendelijk gegroet. Een andermaal hoop ik U omgaand te beantwoorden. Ik moet nu eerst door het oude heen. Rosalius. - Van U heb ik nog een paar korte briefjes. Waar ik intusschen reeds latere van U hèb beantwoord, verscheur ik deze vroegere nu maar. Mej. M.C.B. te A. - Dat gij de Lelie enkel in portefeuille leest, hebt gij gemeen met duizenden in den lande. En vind ik heel natuurlijk. Maar, dat gij, onder die omstandigheden, mij verzoekt U particulier te antwoorden om U aan een betrekking te helpen, dat gaat, dunkt mij, een weinig te vèr. Voelt gij-zelve niet het onbescheidene van dergelijke brieven, en hoe daaruit roetéén volgt, dat ik U geenzins zou dùrven aanbevelen, omdat ik, als ik zoo'n brief als de Uwe lees, onwillekeurig denk: Fijn gevoel en takt bezit het persoontje zeker niet. Immers, zelfs een postzegel tot het gevraagde particuliere antwoord ontbreekt. Elke week herhaal ik in de Lelie, dat ik slechts bij uitzondering antwoord particulier, ook waar het abonnés geldt. Onder die uitzonderingsgevallen zijn er waar het b.v. ziekte, nood, dierenbescherming, enz., geldt, gevallen waarin het mij nimmer te veel moeite is onmiddellijk particulier te antwoorden; velen mijner lezers, abonné's en niet-abonné's, kunnen dit getuigen uit ondervinding. Maar ik houd geen huur- en verhuur kantoor waar de betrekkingen voor mij geheel onbekende menschen zoo maar voor 't oprapen zijn. Daarom zijn zulke vragen als de Uwe even doelloos als lastig. Ik schrijf dit minder voor U, die misschien de Lelie thans gansch niet meer leest, als wel voor de vele onbescheidenen die handelen als gij, en, - zijnde niet-abonné en zelfs niet-lezer-soms - méér pretensies hebben wat ‘spoedig antwoord, liefst particulier’ aangaat, dan de trouwste langjarige correspondenten. A. (Ned. Indië). - Ingevolge Uw verzoek heb ik U als abonné opgegeven; het door U vooruit gezonden geld heb ik ontvangen; ook heb ik Uw brieven, voor zoover dat mogelijk was, gepubliceerd. In Uw eigen belang mocht ik dat niet doen mèt Uw naam er onder, zooals gij mij verzocht. Het is echter flink en mooi van U dat gij het hebt gewild. Ik hoop nog eens opnieuw van U te hooren, en dank U hartelijk voor Uw vertrouwen in mij.
Edo. - Ik heb U dat stukje over Maeterlinck teruggezonden. Ik meende hoe ik U reeds in een vroegere Lelie had gevraagd daarover niet te schrijven. - Er is door nog een anderen medewerker over datzelfde onderwerp geschreven, en ik beloofde de opname daarvan reeds vroeger. Zendt s.v.p. geen boekbeschouwingen meer.
Zeevaart. - Natuurlijk wil ik U gaarne beantwoorden. Ik zou echter een onderwerp als het door U ter sprake gebrachte onmogelijk in de Lelie kunnen behandelen, want, om dergelijke quaesties in het openbaar te bespreken, moet men onomstootelijk bewijzen kunnen aanvoeren, anders komt men met de wet in aanraking. In het algemeen gesproken geloof ik 't gaarne dat Raden van scheepvaart, enz. natuurlijk uitteraard partijdig zijn als het onderzoekingen geldt. Even-zeer als ik voor mij al heel weinig hecht aan den uitslag van het door de Spoorwegmaatschappij-zelve ingestelde onderzoek naar de oorzaken van het spoorweg-ongeluk bij Bellen, of aan de adviezen gegeven door den centralen geneeskundigen raad, enz. 't Spreekt vanzelven dat al zulke lichamen partijdig zullen zijn, en zich zullen laten leiden door allerlei bijredenen. Echter het onderhavige geval in bijzonderheden veroordeelen mag ik niet zonder voldoende bewijzen. Trouwens gij-zelve ook verlangt dat geenszins. Gij zegt integendeel uitdrukkelijk dat niet te wenschen. Met U betreur ik het dat gij U indertijd niet direct hebt gewend tot mij in plaats van tot dien nederigen lik-pers-auteur door U genoemd, welke meneer wel de allerlaatste is van wien ge kunt hopen, dat hij ooit iets anders in zijn Blad zal durven schrijven dan de geijkte officieele ‘waarheid’ (of te wel leugen). Daarvan immers floreert zijn Blad, en trouwens geheel de Pers, namelijk van het oogendienen en vréézen de overmacht van het Geld. - John. - Ik weet waarlijk niet of ik reeds een lateren brief van U beantwoordde. Ik geloof het niet. - Voor mevr. v. Rees-van Nauta Lemke neem ik over dat gij hare artikelen over Spiritisme gaarne leest, en vooral óók dat zij U daardoor een beteren kijk gaf op hetgeen spiritisten gelooven. - Ik zou zeggen, zij die tegen U durven beweren, ‘spiritisten zijn ongeloovigen’, liegen opzettelijk, zoodanig is het tegendeel het geval. - Ja, de ‘villa’, die wij in Scheveningen bewoonden, lag niet aan den weg, maar, dàt was voor ons het minste bezwaar. Veel erger is de koude winderige ligging, die mij noodzaakte het huis op te geven. Hier in den Haag woon ik gaarne. Maar op zichzelf beschouwd was ik ook heel gaarne in S. Elizabeth - Gij vangt Uw brief aan met de mededeeling dat gij intusschen abonnée zijt geworden, hetgeen mij natuurlijk zeer aangenaam is. Zeker, gij hebt gelijk dat het schrijven voor kinderen nog veel moeilijker is soms dan voor volwassenen. Maar, het is iets geheel anders. Daarom zeide ik in mijn eerste antwoord aan U dat gij beter deedt U aan dat genre te houden | |
[pagina 525]
| |
waarvoor gij 't meeste geschiktheid hebt. - Heel gaarne wil ik de door U elders, zonder honorarium, geplaatste versjes lezen en eerlijk beoordeelen. En ik ben het ook eens met U, en met Uw leeraar, dat men heel goed op verschillend gebied artistiek ontwikkeld kan zijn. Ik ken verscheidene menschen wien het zoo gaat. Echter, geloof me, het is heel iets anders daarmee in gezelschap of voor eigen liefhebberij anderen en zichzelf te amuseeren, dan er geld mede te verdienen. M.i. is juist dat de vloek der hedendaagsche opvoeding, dat iedereen meent, omdat zijn of haar kind talentvol is op verschillend gebied, hoe er nu maar dadelijk in steekt een wonderkind, dat niet die aardige talentjes de heele wereld in verbazing zal brengen, en schatten zal verdienen. Met een goede stem, met groote muzikale begaafdheid, is het heden ten dage al even weinig gedaan, wat het geidverdienen aanbelangt, als met teekenen, schilderaanleg, of met de begaafdheid aardig te kunnen dichten en stellen. De eischen worden hoe langer hoe hooger op elk kunstgebied, als het verdienen aangaat, en juist zij, die als gij, zich op allerlei verschillend gebied tegelijk gaan begeven, eindigen met brekebeenen en halfheden te worden. Bepaalt nu hun leven zich tot een van de kunst uit liefhebberij beoefenen, dan schaadt dat niet, steken ze ook voldoende uit boven hunne omgeving om zichzelf en anderen ruimschoots te bevredigen, echter, wordt het een quaestie van in eigen onderhoud moeten voorzien, dan dient men uit te munten, heel beslist uit te munten, en daartoe schijnt het mij in Uw geval beter U, althans totdat ge Uw examen achter den rug hebt, te bepalen tot Uw hoofdvak - Neen, het is niets ‘brutaal’ van U mij eerlijk Uw meening te schrijven. Die eerbiedig ik ten volle. En ik hoop van harte dat gij slaagt. Misschien ben ik te pessimistisch. Ik ben namelijk altijd bang aan mij-onbekenden de dingen te gemakkelijk af te schilderen. Voor mij-zelve zou dat een zoo veel lichtere wijze van er zich van afmaken zijn, door hen aldus hoop en moed bij lepels vol in te gieten. Maar ik zou het onoprecht en slecht vinden op die manier een prettige lieve rol te spelen ten koste misschien van mijn correspondenten. Uit eigen aanschouwen weet ik een geval, waarin mijne voorgangster een toenmalige abonnée heeft voorgespiegeld litteraire talenten, die deze absoluut niet bezit noch bezat, en het gevolg daarvan is geweest dat zij m.i. heel wat onnoodige illusies en zelfverblinding veroorzaakte bij haar slachtoffer. In het door mij bedoelde geval geldt het daarenboven nog een meisje met veel geld. Maar met hen die in Uw geval verkeeren moet men nog veel omzichtiger zijn in het uitspreken eener meening over hare litteraire toekomst. Ik dank U hartelijk voor al Uw vriendelijke woorden aangaande mijn dierenliefde. In Uw omstandigheden begrijp ik zeer goed dat gij geen hond zoudt kunnen houden. - 't Spijt mij zoo dat gij dit antwoord eerst zoo laat ontvangt. Zooals gij ziet werk ik thans vlijtig de correspondentie bij. Thelma. - Het versje op Uw hondje is heel lief voor den huiselijken kring, maar niet volmaakt genoeg van vorm voor den druk. S.A. (Utrecht.) - Gij leest de Lelie slechts in portefeuille, en het is zoo lang geleden sinds ik die dikke brieven van U kreeg (over Multatuli o.a.). Daarom stel ik U voor, mij een nieuwen brief te schrijven, dan beantwoord ik hem met alle genoegen, dadelijk. Maar, nu nog die oude brieven gaan beantwoorden, dat zou dunkt me worden mosterd na den maaltijd. Ik hoop zeer dat U dit onder de oogen komt, en dat ge U-zelve zult herkennen. Vergeef mij mijn zoo lang stilzwijgen.
M. de J. - Gij hebt mij indertijd een briefje geschreven om een school aan te bevelen. Vermoedelijk hebt gij niet goed begrepen welke school werd gevraagd. Want Uw aanbeveling had niets te maken met het door de inzendster bedoelde. Intusschen dank ik U voor Uw moeite.
B.S. te S. (Ned. Indië). (Later pseudoniem Lotte.) - Ook U wil ik vragen: zendt mij een nieuwen brief. Gij hebt mij zulke lange en gezellige brieven geschreven over alles en nog wat, dat de beantwoording daarvan mij thans, maanden achterna en, waar het óók nog een paar weken duurt eer gij de Lelie in Indië ontvangt, zoo vervelend voor U-zelve voorkomt; er is na dien tijd zooveel veranderd, reeds weer zooveel nieuws gebeurd, gij zelve zijt misschien reeds van standplaats verwisseld. Heusch, als ge me thans opnieuw schrijft, dan beantwoord ik U omgaand, maar, waarlijk, om die nieuwe regeling te kunnen doorvoeren moet ik éérst de vroegere brieven ten spoedigste afwerken. Ook voor de andere lezers zou het vervelend zijn thans nog in te gaan op allerlei beschouwingen over reeds lang afgeloopen dingen, gebeurtenissen, stukken in de Lelie, enz. enz.. Ik was blij te lezen dat het U zoo goed gaat, en dat gij zoo gelukkig zijt. Welk een verschil bij vroeger. En heb ik U dat niet steeds voorspeld, dat Uw moeilijkheden zouden verdwijnen door zulk een verandering in Uw leven als met U is geschied?! Hartelijk gegroet.
Clara (Ned.Indië). - Ik hoop dat dit antwoord U onder de oogen moge komen in Uw nieuwe woonplaats. ‘Naast elkander leven’ in plaats van mèt elkaar, dat doen helaas heel wat getrouwde menschen. En toch geloof ik, waar, zooals gij 't mij schrijft, èchte liefde bestaat, daar is zulk een naast elkaar leven op den duur uitgesloten. Echter, gij hebt elkander zoo kort gekend, dat gij Uw echtgenoot den tijd moet laten zich te overtuigen van de zekerheid dat gij hem begrijpt, hem desnoods vergeeft. Geloof me, de geslotenheid van zoovele mannen, waarover hunne vrouwen zich beklagen, is te wijten aan hun rechtmatige vrees dat zij niet-weten-te-verstaan de intieme dingen uit het man-leven. Al staat Uw man ook nog zoo hoog in Uw oogen, en al heeft hij ook nog zoo vele nobele eigenschappen, toch zal hij U, als jonge vrouw, onervaren blijkbaar, in sommige opzichten wel eens tegenvaller., ontgoochelen, teleurstellen, verbazen! En daarom begrijp ik voor mij heel goed, onder de door U beschreven omstandigheden, dat hij zijn vroeger leven verbergt voor U. Maar dat is niet goed, dat moet leiden tot groote verwijdering. En daarom is het Uw plicht hem zachtzinnig, en, als iets dat | |
[pagina 526]
| |
vanzelven spreekt, te doen gevoelen, Uw groote behoefte hem in alles te kunnen dienen, helpen, raden, eene vertrouwde te zijn. Zulk eene verhouding laat zich niet dwingen. Het moet komen van lieverlede, en met groot geduld. Maar, als hij U waarlijk liefheeft en gij hem, (niet met een kleingeestige, heerschzuchtige, maar met eene vergevende, begrijpende liefde), dan zal het ééns komen. Daarvan ben ik overtuigd. En zoo alleen kan ik voor mij mij het huwelijksgeluk in èchten zin denken.
Lumaij (Ned. Ind.) - Wegens de lengte van Uw brieven en mijn zoo laat eerst beantwoorden daarvan, moet ik ook U vragen genade voor recht te laten gelden, en mij te willen zenden een nieuwen brief, opdat de inhoud daarvan zoowel als mijn antwoord meer actueel zullen zijn dan nu het geval zou kunnen wezen. Reeds de groote afstand maakt het noodzakelijk dat ik omgaand antwoord, iets wat ik dan ook zeer zeker voortaan zal doen. Maar, nu het geval er eenmaal toe ligt, lijkt het mij in ons aller belang niet meer in te gaan op lange brieven waarvan de inhoud reeds is verjaard, en de hoop uit te spreken dat gij spoedig opnieuw van U zult laten hooren, als bewijs Uwer vergevensgezindheid. - Wat heeft die Dalcroze-beweging een vlucht genomen! - Hartelijk gegroet.
Eva (Ned.-Indië). - Tot mijn grooten, grooten spijt is door de overgroote drukte nog niet voldaan aan Uw verzoek om onmiddellijk antwoord. Intusschen kan ik U mededeelen, dat ik wèl Uw zoo vertrouwelijken brief maar geen portret heb ontvangen. Vermoedelijk is het laatste dus zoek geraakt. Wat mij zeer, zeer spijt. Misschien kunt gij mij een nieuw zenden? Uw brief is natuurlijk te vertrouwelijk om hem hier te beantwoorden. Ik dank U innig voor zulk een groot bewijs van sympathie voor mij, en ik verheug mij zoo zeer, dat gij U zoo gelukkig en tevreden gestemd gevoelt. Misschien wilt gij - ten bewijze, dat gij dit hebt gelezen - mij eens opnieuw schrijven, dan zal ik U minder lang op antwoord laten wachten dan ditmaal.
Hope. - Hartelijk dank voor het ‘conterfeitsel van Uw hondekind en familie’. - Ja, ik-ook heb voor dit hondensoort respect, wat namelijk mijn Benjamin aangaat, omdat deze-zelf steeds met elken hond wil kennismaken, en zij er alles-behalve toeschietelijk uitzien. Echter moet ik, tot hun eer, zeggen dat ze nooit zelfs naar hem kijken, en hem meestal met het grappig air de dédain, eigen aan groote honden tegenover kleine, voorbijgaan. - Elk ‘hondenkind’, zelfs de grootste verschoppeling, of eigenlijk die nog 't méést, vindt in mijn hart een plaatsje. Dus, gelijk vanzelf spreekt, ook het Uwe. Vriendelijke groeten.
Mary (titel van een novelle). - Niet geschikt. Geen frankeering bijgevoegd.
Veritas (Opvoeding, titel van een stuk). - Niet geschikt. Geen frankeering bijgevoegd. Of zijt gij G.C.S. - (de V.) te den H. In dat geval zal het U geretourneerd worden.
Van B. - Zonder eenigen twijfel zal Uw dochter hier ter stede zeer goed terecht kunnen komen bij eene familie of in een pension. Daarvan, namelijk van kamers verhuren of pension-houden, bestaat half den Haag, en daaronder zijn vele dames en families, bij wien men het, zonder veel geld te betalen, goed en gezellig kan treffen. Maar, gij geeft mij noch den prijs op dien gij zoudt willen besteden, noch de eischen die gij stelt omtrent huiselijk verkeer, enz. Daarom kan ik U met den besten wil ter wereld niet raden alvorens iets méér te weten.
O.V.H. (Ned. Indië). - Uw ged. is geplaatst. Daar het andere door U mij toegezondene reeds elders was gedrukt, kon ik het niet meer in de Lelie opnemen. Ik herinner mij nog zeer goed Uw vroegere correspondentie met mij, en Uw zoo ridderlijk voor mij den handschoen opnemen indertijd.
Mevr S.H. - H. te A. - Uw ged. is geplaatst. Ik moet U echter voor het vervolg mededeelen dat geweigerde ged. niet worden teruggezonden, en dat inzenders van aangenomene geen pres. ex. ontvangen. Ik hoop dus dat het bewuste nommer (aan dit voorafgaande) onder Uw oogen zal komen. Neen, Uw geen abonnée-zijn heeft geen invloed op niet-plaatsing van een bijdrage of ged. -
Piet. - Ja, ik wil Uw stukje gaarne plaatsen, maar het spijt mij alleen dat gij het onderwerp Veenhuizen niet nader hebt uitgewerkt.
Eikenblad. - Ik begin maar terstond met het zakelijke, om U te zeggen dat ik Uw novelle heel gaarne wil opnemen als feuilleton. Het is een zeer goed geschreven stukje werk, maar het zou voor de Lelie-zelve te lang duren eer ik het kon plaatsen. En verder dank ik U hartelijk voor Uwen lieven brief. 't Is zoo prettig van oude vrienden (zoo beschouw ik U beiden) te hooren. Heel goed begrijp ik hoe weinig tijd en gelegenheid gij hebt tot schrijven, en des te meer waardeer ik daarom Uw brieven. 't Geen gij mij van Uw dróóm schrijft, zou mevrouw van Rees zeker zóó verklaren als gij-ook het doet. En ik voor mij-óók houd het voor zeer waarschijnlijk dat het zoo iets is geweest. Nietwaar, de kleine levensdingen - zooals ik 't eens in een boek betitelde - helpen ons zoo dikwijls over de groote heen. Er is zelfs in droefheid toch nog zonneschijn te vinden voor hen die weten te zien èn te ontvangen. Want, sommige menschen verstaan die laatste blijdschap niet, verstaan die vreugde niet, die het geelt door anderen vriendschappelijk en hartelijk vertroost en vervroolijkt te worden, ze vinden zulke ‘nietigheden’, ‘gek’, ‘sentimenteel’, ‘kinderachtig’. Ik voor mij zou er niet buiten kunnen, en ben iedereen dankbaar die lief is voor me (natuurlijk bedoel ik uit wezenlijke vriendschap, niet uit moeten, of uit likkerij). Ik ben geabonneerd op ‘de Dierenvriend’, en heb dus dat lieve en hartelijke woord van mej. Tadema, naar aanleiding van mijn artikel tegen het jachtvermaak van den Prins, met dank aan haar gelezen. Het was zoo warm en flink gesteld. Ge moet het, totdat ik alles heb bijgewerkt, nog voorlief nemen met een kort antwoord, daarvoor krijgt ge het nu echter ook reeds omgaand. Ja, mijn dierengezin maakt het best, behoudens de gebreken des ouderdons van Frits en | |
[pagina 527]
| |
van zijne slechts één jaar met hem verschillende kinderen (Marie's tweetal). Benjamin, Rosita, (de papegaai) en poes stellen de jeugd voor, maar helaas, de eerste stelt zich nog wel steeds aan als een baby, en is ook nog zoo fleurig als een jonge hond, maar met dat al heeft hij reeds den middelbaren leeftijd bereikt. - Hartelijke groeten aan U beidjes.Ga naar voetnoot*) M.J. te B. - Ik zend U uw twee novellen terug. Zij zijn niet slecht van stijl, maar veel te onbeduidend van inhoud. Zulke niets-zeggende ‘verhaaltjes’ werden in de Lelie van mevrouw van Wermeskerken gretig aangekweekt, en daarom verwondert het mij eigenlijk niet, dat gij nog uit háár tijd dateert. 't Zijn stijl oefeningen, schetsjes, soort school-opstellen. Waarom ik U dan ook herhaal, als oefening is het niet kwaaduitgevallen, maar het is niets anders dan eerst-beginnerswerk. Zooals gij ziet stuur ik inderdaad noch U, noch wien ook ‘met een kluitje in 't riet.’ Dat vind ik bepaald valsch en slecht. - Ja, natuurlijk behoort er veel moed toe om zoo openlijk de waarheid te durven zeggen als ik het doe. En ook geeft dat veel vijandschap. Maar het is een feit, dat ik met dank erken, dat mijn optreden in dezen mij van jaar tot jaar meer voldoening geeft door de algemeene medewerking en belangstelling en waardeering welke mijn durf ondervindt. Dus, dat weegt weer op tegen de vijandschap. 't Is mij altijd een groote blijdschap wanneer ik verneem van sympathie voor mij om wederzijdsche dierenliefde. Daarom, voor Uw woorden dienaangaande dank ik U recht hartelijk. - Mij heeft méér dan één veearts gezegd, dat een zweep niet goed is voor een hond, en, in elk geval ben ik blij, dat gij den Uwen zonder slaan hebt weten op te voeden. Grijs wordt onze Frits reeds sinds lang! Dat is het ergste niet. - Ik hoop dat gij niet te zeer zult zijn teleurgesteld. Febr. II. - Hartelijk dank voor Uw brief. Met belangstelling las ik Uw artikelen. Ja, ik begrijp zoo goed hoe U de handen zullen zijn gebonden juist in dat bepaalde opzicht - Dat kloosters veel winst maken door het brouwen van bier, is bekend. In dat opzicht geloof ik, dat alle dergelijke christenen, protestant en R.K. beiden, enkel rekenen met hun eigen voordeel, en ‘Gods Wrodo’ dan plotseling negeeren. Toen ik een kind was ‘bekeerde’ zich een der kennissen van mijn ouders tot de strenge orthodoxie. De man had een bloeienden wijnhandel, dien hij, daar hij geheel-onthouder werd, ijlings en met grooten winst verkocht! En dan de brouwerijen van den zoo christelijken en zoo rijken heer Hovy, schoonvader van Jhr. Mr. A.F. de Savornin Lohmanzoon, en van diens compagnon, den schoonzoon van Jhr. Mr. A.F. de Savornin Lohman-vader! Neen, in dat opzicht geven R.K. en protestanten elkander niets toe. Voor Laura Bender neem ik Uw compliment over dat ze ‘durf’ toonde. Dat vind ook ik. Gij schrijft: Er moesten meer Laura's Bender opstaan en openlijk getuigen tegen, in bladen en geschriften, die onder de menschen komen, zooals de Holl. Lelie. Ach, ik voor mij vrees dat de durf-menschen altijd zullen zijn te zoeken met een lantaarntje. - Ja, de Pers is in dienst van het Kapitaal (van het Joodsche èn het Roomsche kapitaal, ook de zoogenaamde liberale bladen gaan niet vrij uit in dat laatste opzicht). Ik moest lachen om Uw zoo ware woorden dienaangaande, die ik gaarne met instemming overneem: Stroopsmeren van kroon, beurs, en altaar, dat is het beroep van gansch onze Nederlandsche pers En wie een van deze drie naar waarheid beschrijft, en tegen leugen en bedrog opkomt, heet ‘niet te waardearen’ en ‘altijd wat aan te merken te hebben.’ Heusch, Uw opmerking in dezen is zoo raak en waar, dat ik niet kon nalaten haar over te nemen, Hartelijk gegroet.
A.P. - Uw versje over den Prins en zijn jachtgenot kan ik niet opnemen - vrees ik - vanwege de wetten van ons vaderland, die ik moet in het oog houden. Ik moet mij er dus toe bepalen U mijn dank te betuigen voor Uw instemming met mij én voor Uw medegevoel niet het beklagenswaardige zwijn, dat, zooals gij terecht zegt, óók heeft een hart en óók heeft een kind. - In hoeverre andere volksliederen in gelijken geest zouden zijn te wijzigen zou ik niet durven beoordeelen. Intusschen vind ik het versje bij overlezing zoo waar en goed, dat ik toch nog eens bij een rechtskundige wil informeeren of het geplaatst kan worden.
Heidebloempje. - Ja, nu antwoord ik omgaand, en krijgt gij dus weder reeds spoedig uw tweede antwoord. Het is volkomen wáár wat ik U de eerste maal schreef, namelijk dat zulke warme woorden als de Uwe mij helpen en goed doen en steunen om te volharden. Zooals gij-zelve 't uitdrukt: Ieder mensch, 't zij rijk of arm, groot of klein, heeft op z'n tijd behoefte aan een waardeerend woord, aan hartelijkheid, aan sympathie en liefde. Dat alles voel ik tenminste zeer sterk. - Ja, dat schrijft en zegt iedereen mij, dat ik heel erg werd gemist in de Lelie, toen ik ziek was, en ik vind het natuurlijk prettig dat te hooren. 't Zou ook een onoprechte nederigheid van mij zijn mij daarover te gaan verwonderen, want ik voel zelve wel hoe ik den eigenaardigen stempel druk op de Lelie, zoodat zelfs mijn vijanden (die me met dat al ook gretig lezen) me nochtans missen als ik niet present ben. Want immers, dan wordt de Lelie een Blad als een ander, en door mij is zij die zij nu eenmaal is. Enfin, Uw vriend heeft datzelfde ook reeds gezegd aan U. Schrijf me maar gerust alles waarin ge 't niet eens zijt met me. In 't alcohol-vraagstuk geloof ik wel dat de meeste vrouwen denken als ik. Maar bij U is dat natuurlijk dubbel het geval waar gij geheel-onthoudster zijt. Ik heb geen gelofte geteekend, maar ik drink nooit wijn. Dat is echter voor mij persoonlijk geen offer, want ik geef er niets om. - Ja zeker, ik vind het prettig van mijn correspondenten persoonlijk te weten. En daarom waardeer ik Uw levensbeschrijving. Gelooft ge niet met mij, dat het een voorrecht is van het ouder-worden, en ook van leed en verdriet, daardoor te loeren zien het mooie en goede waarvoor we in onze jeugd zoo blind en | |
[pagina 528]
| |
doof waren? Het is echter wèl jammer dat hierdoor juist onze mooiste levensjaren zoo dikwijls voorbijgaan in onnut wachten en zich te veel voorstellen van de toekomst, maar ik geloof wel dat de meesten onzer (vrouwen althans) in dit opzicht in hare jonge jaren te weinig genieten, en eerst later een beteren, ruimeren, en meer kalmen kijk krijgen op de dingen en op datgene wat het leven mooi en rijk maakt. Niet iedereen maakt het leed zachter en ruimer-denkend. Ik ken er ook wien het verzuurde en verbitterde en egoïst en hard deed worden. Maar ik ben blij dat ik door de Lelie een steentje mocht bijdragen tot het gebouw Uwer tevreden stemming. Het is zoo prettig zoo nu en dan eens te vernemen dat men goed heeft gedaan aan een ander. - Ik houd van buiten. Maar in den zomer. 's Winters is het m.i. melancoliek buiten, als de dagen zoo kort worden. Echter, ik ben eigenlijk al vanaf mijn zestiende jaar een stads-kind En dat influenceert natuurlijk op iemands stemming in zulke dingen. Gij behoeft nooit bang te zijn dat ik namen of plaatsen zal noemen in de Lelie. Vriendelijke groeten.
Lelie B. - Was dit niet Uw vorig pseudoniem? Uw brief heb ik in dank ontvangen en met be langstelling gelezen. Hem beantwoorden is eigenlijk moeilijk, wijl het een beschouwing is, waarop geen antwoord valt te geven. Wilt ge in het vervolg een beetje duidelijker schrijven? Ik heb heel veel moeite met Uw schrift. Dit versje begreep ik beter.
J.M. te W. - Uw brief ontvangen. Overleg echter goed wat ge gaat doen. Het is duur in dat land. Uw stukjes zond ik, onder deze omstandigheden, naar de drukkerij. Gij hebt dan door het honorarium Uw abonnement ruimschoots verdiend. Hartelijk, hartelijk het beste.
Max. - Natuurlijk herinner ik mij Uw vroegere sympathieke, vertrouwelijke brieven heel goed. Ja, zoodra mogelijk begint mijn nieuwe roman in de Lelie. Maar ik wil nu eerst klaar zijn met de achterstallige correspondentie. Het is intusschen prettig te hooren, dat zoo velen naar mijne romans verlangen. Wat gij schrijft over mijn werk is de getuigenis van velen, en ik erken gaarne, dat het mij, bij al mijn drukte, een groote spoorslag is tot zooveel mogelijk van mijn eigen hand geven, als ik telkens opnieuw lees hoe mijne lezers mijne artikelen 't meest waardeeren en er 't eerst naar grijpen. - Natuurlijk, al degenen die de eene of andere richting of partij voorstaan zijn uitteraard eenigszins eenzijdig in hun opvatting. Zooals gij-zelf schrijft in dit opzicht, zoo is het: Heeft men eenmaal een bepaalde leer (op politiek of godsdienstig gebied, doet er niet toe) omhelsd, dan wil men die per-se verdedigen, en dan ontstaat er zoo licht getwist. 't Geen gij schrijft over het bespreken van een ‘mooie preek’, zonder dat er ook maar iets gevraagd wordt naar het leven van zoo'n dominee-zelf, heeft ook mij steeds van kind af getroffen, als iets zoo tweestrijdigs. En dan het gekibbel over zoo'n ‘mooie’ preek! Ik heb uiterst christelijke familie-leden gehad, die, na kerktijd, het onderwerp preek angstvallig vermeden, omdat de een naar een doleerenden dominee ging en de ander naar een streng orthodox hervormden predikant! Als ze hunne gedachten uitwisselden, dan raakten ze daarover aan het kibbelen - zeiden ze zelven. En dat heet dan christendom! - Ik geloof dat het vrouwelijk gehoor een groot gevaar is voor dominee-ijdelheid. Vrouwen, vooral orthodoxe dames, hebben gemeenlijk onder de dominees een of anderen ‘lieven man’, dien ze vertroetelen, aanbidden, onder wiens gehoor ze per-se willen zitten, enz. En zoo'n vrouwen-veroveraar trekt dan ‘de’ gemeente, en maakt zijn collega's woest jaloersch. Op dit speciale punt ben ik-zelve steeds zeer onaandoenlijk geweest; mij hebben steeds alle dominees afgestooten door het zalvende en gemaakte in hun wezen (ik spreek natuurlijk slechts van hen die ik persoonlijk heb gekend, er zullen, hoop ik, ook wel uitzonderingen ten goede wezen). Raak is Uw opmerking: ‘Uit de hof kringen zal niemand er aan denken naar de kerk te gaan in een van de achterbuurten, al preekt daar ook de edelste en knapste dominee.’ Neen, integendeel, 't moet, hier in den Haag vooral, een mode-dominee zijn! - Ja, dat zegenen van een jacht-gezelschap, door een R.K. geestelijke, heb ook-ik afgebeeld gezien in een Fransche illustratie. Wat ik daartoe zeg - vraagt gij - ‘Bah, bah, bah!’ - Men heeft mij verteld, dat de R.K. geestelijkheid hier ter stede in allerlei mooie groepen, in vol ornaat, is gephotographeerd bij de begrafenis van minister Regout, - op het kerkhof. - En dat heet dan godsdienstig! Zulk eene wereldsche ijdelheid! Op zulk eene plaats! - Men kan, gelukkig, tot geen enkel godsdienstgenootschap behooren, en toch niet zijn godsdienstloos. M.i. wordt het behooren tot een zuiver aard sche instelling, als een kerkgenootschap is, veel te veel verward met geloovig zijn. 't Laatste beteekent iets, 't eerste niets. - Ja, ik ook geloof dat die arme werkman, dien gij op de Vijverberg zaagt, zijn boterham deelend met hongerige meeuwen, in Gods oogen misschien vrij wat hooger staat dan een rijkaard die op alle liefdadigheidslijsten druktedoenerig teekent, en Zondags met zijn auto naar de R.K. of Protestantsche kerk gaat, ‘omdat het zoo hoort’. - Heerlijk dat gij-ook een hond houdt. Maar, vindt ge heusch de honden hier in den Haag zoo bevoorrecht? Hier, waar ieder steeds zeurt over het zoo-genaamde ‘vuil’ dat ze op de straat doen. (Waarvoor is dan de dure straatreiniging?) En dan die ellendige vele te snel rijdende auto's! Ja, wij-vrouwen moeten in liefde-zaken zoo dikwijls huichelen. Dat doen we instinctmatig. Gij als man kunt U een vrouw in dat opzicht toch nooit gehéél indenken. Ik had Uw brief graag uitvoeriger beantwoord, maar ik moet voor alles al de oude, vroegere correspondentie hebben doorgewerkt. Zooals gij ziet beantwoord ik ondertusschen-dóór omgaand de nieuwe brieven. ANNA DE SAVORNIN LOHMAN. |
|