De Hollandsche Lelie. Jaargang 27
(1913-1914)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdGedachtenwisselingen.
| |
II.
| |
III.
| |
IV.Hooggeachte Redactrice. Zoudt U mij willen vergunnen een antwoord te geven aan Johanna Steketee, die in de Holl. Lelie van 29 Oct. 1913 ‘Eenige beschouwingen’ geeft over de Rein-Leven-Beweging, die deels onwaar zijn en deels kinderachtig. Het spijt mij, dat ik het artikel niet eerder onder de oogen kreeg, en ik hoop, dat het late komen van dit schrijven geen beletsel moge zijn voor de plaatsing. Als eene Vereeniging of eene Beweging tot doel heeft het omhoog heffen der menschen, die nog liggen in een poel van ellende en donkerste donkerheid, dan staat het U, Johanna Steketee, geheel vrij voor die beweging sympathie of antipathie te koesteren; maar ik vind het niet goed van U, Uwe antipathie zoo ver te drijven, dat ge zoo'n Beweging zoudt willen vernietigen, als dit tenminste in Uwe macht stond. Want als men van de Rein-Leven-Beweging niets anders weet, dan wat gij daarvan schrijft voor de lezers van de Holl. Lelie, dan heeft die Beweging voor de niet kenners afgedaan en gij hebt haar het merk van ‘onwaarde’ aangebracht. En waarom? | |
[pagina 506]
| |
Omdat er wel eens voorschriften of raadgevingen gegeven worden in het openbaar, die het beter ware niet in het publiek te behandelen volgens Uwe, maar ook... volgens mijne meening; en omdat er eene medewerkster, onder de zeer kundige en hoogstaande medewerkers, aan ‘Levenskracht’ verbonden is, die in Uwe oogen geen litteraire verdiensten heeft. Ik zou hier tegenover willen plaatsen, dat gij dingen schrijft die geheel met de waarheid in strijd zijn. Zijn dit redenen, om een Beweging te veroordeelen, die ten doel heeft de lijdende menschheid te helpen? Hebt gij wel eens gehoord van prostitutie, en de vreeselijke en afgrijselijke gevolgen hieruit voortvloeiende? Weet ge wat bordeelen zijn? en kunt ge eenigszins benaderen hoe de rampzalige vrouwen in die holen van ontucht zich gevoelen in hunne onpeilbare inzinking? Hebt ge wel eens ooit gehoord van de ontoombare geslachtelijke misdragingen van den man tegenover zijn vrouw onder den dekmantel van het huwelijk? Waar de vrouw als weerloos slachtoffer overgeleverd is aan de meest wreede, onbeteugelde hartstochten van den man. Ik heb gevallen bijgewoond, waar ze tot stervens toe werd uitgeput, de zwangere, de zieke, de steeds weder barende vrouw, tot de dood haar uit haar deerniswaardigen toestand verloste, en een einde maakte aan een zoo hopeloos droef bestaan. Weet ge, dat de ongelukkige vrouwen in zulke huwelijken steeds en maar steeds zich moeten laten misbruiken, tot walgens, tot afgrijzens toe, tot het jonge leven, dat zij in zich gevoelen, er van sterft? Ware het dat ik overdreef! En waarom? Omdat de priester der vrouw zoo'n slachtbank wijst als haar plicht, als noodzaak voor den man. Omdat de openbare meening de vrouw dwingt zich te onderwerpen aan de perverse ontucht van haar man als noodzaak voor hem, al bezwijkt de vrouw en al sterft het jonge leven. Omdat de ‘Christelijken’ der vrouw prediken als ordonnantie van God haar als heer en meester te dienen en zich te onderwerpen ten allen tijde aan zijn wil en zonder tegenspraak zich schikken naar zijn ongebonden lusten, al bezwijmt zij van afschuw, al is zij ziek, ik herhaal: al wordt haar het peilooze leed berokkend dat haar vrucht (hetwelk zij behoort te beschermen), het jonge leven der menschheid er door wordt gedood. Nog eens - ik overdrijf niet - ware dit zoo; want vergeet niet, dat deze Beweging niet is voor de goeden - de nobelen - de reeds gestegenen, maar dat zij komt om de gezonkenen, de willoozen en de zwakken te helpen en te steunen. Onreinheid is de jammerpoel van onze aarde, waaruit het grootste deel van alle ellende en alle kwaad voortvloeit. En daar treedt de Rein-Leven-Beweging op en wijst en bewijst dat het voldoen aan al de lagere aandriften van den man geen noodzaak is, dat reinheid evenmin den man schaadt als de vrouw. Dat onreinheid schaadt. Zij predikt aan den man zich te verheffen, zijne geslachtelijke neigingen ondergeschikt te maken aan zijn wil, geen slaaf meer te willen zijn van zijne lagere aandriften. Dan heeft hij de vrouw niet meer noodig als werktuig, als ondergeschikte dienares; dan treedt zij met hare diepe vernedering te voorschijn en komt op hare plaats 'naast den man (let wel: niet als gelijk aan den man, man en vrouw zijn volstrekt verschillend in hun wezen) maar als evenwaardig mensch als hij. Weest rein, in gedachten, in woorden, in daden, dit predikt U het hoogste in den mensch, dit schrijft de Rein-Leven-Beweging in haar banier. De een wil het door vegetarisme, een ander beoogt het door het nastreven van een ideaal; wederom anderen gelooven het alleen te bereiken door de knie te buigen voor den Allerhoogste en te bidden om de liefde en den wil tot al wat goed en waar en rein is. Naar mijne overtuiging kan het Reinheidsdenkbeeld niet meer sterven; het is gezaaid onder de menschen en het zal zijne vruchten voortbrengen, omdat het de kern bevat, die wacht op de ontplooiing tot een hooger menschelijk stadium, waarvan wij de voorteekenen reeds kunnen waarnemen, en die uit een Hoogere Wereld is. Assen. Mevr. S. HOOGENDIJK - HESSE. | |
V.
| |
[pagina 507]
| |
sluiten. Zou zulks mogelijk zijn, indien de S.I. een vereeniging was van schavuiten? En toch durft A - Z, tegen alle gezonde logica in, te insinueeren: ‘Men ziet hieruit dat over een groot deel van Java inlandsche ambtenaren, waaronder zelfs regenten, geïnfecteerd zijn met de S.I. bacil, zoodat het niet te verwonderen is dat bij opstootjes inl. ambtenaren gemeene zaak maken met de S.I. schavuiten, waarvan tenslotte Chineezen en op afgelegen plaatsen in de binnenlanden wonende Europeanen het slachtoffer zullen worden...’ Bewijs A - Z! Noem mij de Regent, de Wedono, de Mantri, ja zelfs de Djoeroetoelis die op de een of andere wijze betrokken is bij de plaats gehad hebbende ‘S.I.’ relletjes! Bedoelt gij misschien de Ass. Wedono van Senori, die, volgens U, geweigerd zou hebben, den moordenaar op Soemodiwirjo, aan de politie uit te leveren? Och man, dan beklaag ik U. Want zelfs in het Soerab. Handelsblad en in het Nieuws van den Dag heeft zoo iets niet gestaan! De kwestie is, dat die Ass. Wedono zoo'n karig tractement geniet, dat hij niet in staat is zich een verdedigingswapen (behalve zijn kris, die hij van zijn vader heeft geërfd) aan te schaffen, met het gevolg dat hij totaal machteloos is geweest, om een volkswoede, als in zijn woning en in zijn onder-district is gebeurd, in bedwang te houden. Maar deze verdraaiïng van feiten heeft A - Z noodig gevonden, ten einde zijn geheele giftstuk met den stempel van geloofwaardigheid te drukken. Gelukkig verspreidt de Holl. Lelie haar geuren ook tot in Javaansche neuzen, zoodat elke verkeerde voorstelling van zaken den Javaan betreffende, door dezen spoedig uitgelegd kan worden. Al ware dit niet het geval dan toch kan ik niet gelooven dat er geen Hollanders zullen zijn die met een koel hoofd den gang van zaken hebben waargenomen, en de beweringen van A - Z zullen weerleggen. Een gelukkig verschijnsel is, dat A - Z's gift-taal van geen invloed is geweest op de kamerdebatten. Dat zelfs Dr. Scheurer de S.I-beweging met vreugde heeft begroet, moge reeds een bewijs zijn, dat de S I. geen schavuitenvereeniging is, zooals A - Z zich dat gelieft voor te stellen. A.Z. vindt het jammer dat de Regeering geen gebruik heeft gemaakt van de militaire macht om paal en perk te stellen aan het ‘toenemend brutaal optreden der leden van de Sarekat Islam.’ Hoort wat hij schrijft:
Het eind van deze beweging van onmondige Inlanders ts nog niet te voorzien, maar het moet leiden tot een ernstig opstootje en dan is het te hopen dat de oproerkraaiers zonder pardon tot den laatsten man worden neergeschoten; vóór dien is het niet te verwachten dat de rust op Java hersteld worde.’ Tja! Is dat het criterium der christelijke beschaving, meneer A.Z., om weerlooze menschen neer te schieten? En ik dacht, dat het Vredespaleis, in het land Uwer vaderen gesticht, er om te doen was om in den naam van Christus het onteerende bedrijf van menschenmoorden te voorkomen! O, dan ben ik het volkomen eens met de geachte Redactrice van dit Blad, die eenigen tijd geleden op een zeer krachtige wijze het comediespel in dat gebouw heeft durven te hekelen. Er wordt werkelijk te veel misbruik gemaakt van den naam van Christus, vooral in de tropen! En intusschen vermaken wij Javanen ons met dat gekras van de ‘uilen in doodsangst.’ Blijkbaar behoort A.Z. ook tot dat genus. Wel scheldt hij als een held op den G.g., op de Regeering, op Residenten, op de troonrede, enz., maar zijn geheele eigen stuk getuigt van vrees en angst. Bepaald grappig vind ik zijn misnoegen over de audiëntierede van den G.g en de troonrede van de Koningin, omdat de eerste de zaak rooskleurig heeft opgevat en de tweede daarover geen enkel woord heeft gerept. Het is gemakkelijker critiseeren dan doen! De Heer Idenburg moge in Uwe oogen misschien beleidloos zijn, maar hij heeft getoond in deze bange oogenblikken (bang voor geregeneerde Hollanders) the right man on the right place te zijn. Hoe meer daden wij ook gaarne van hem hadden verwacht - daden ten behoeve van ons Inl. bewoners van den Archipel - zooals hij nu is, is reeds voldoende om zijn naam met dankbaarheid door ieder Javaan te doen uitspreken. Het is alleen aan zijn beleid te danken dat er geen bloedbad heeft plaats gehad op den bodem van Java, bloedbad, aangericht door bange, geregeneerde Hollanders, die de roep en de vermaardheid der Holl. natie trachten neer te halen. Dankend voor de plaatsing Uw Dw. Dien. S.I.-ër. | |
VI.
| |
[pagina 508]
| |
Men begint overal zelf de handen uit de mouwen te steken, toko's en handelsvereenigingen. verrijzen in grooten getale, arbeiders stellen eischen van menschwaardiger behandeling en toekenning van behoorlijker loon, een en ander tot groote ontsteltenis van allen, die belang hebben bij het maken van buitensporige winsten van Eur. en Chin. ondernemingen van allerlei aard, winsten meestentijds in ergerlijke wanverhouding staande tot de toegekende minimale loonen of uitbetaalde grondhuurprijzen. En zij allen, die in de Jav. opleving gevaar voor hun beurs zien, zij heffen een ergerlijk marktgeschreeuw aan, trachten op allerlei wijze stemming tegen de S.I. te verwekken en op tyrannieke onderdrukking der vrije gedachte aan te sturen, krachtig daarin gesteund door eenige geprononceerd kapitalistische persorganen, waartegenover de houding van een waarlijk vrijzinnig blad, als de ‘Locomotief’, schitterend afsteekt Wat de Toebanrelletjes betreft, hoe schromelijk overdreven deze voorgesteld werden door zekere persorganen, moge o.a. blijken uit de volgende bewoordingen, voorkomende in een brief, dien ik van een in de bewuste streek werkzaam zijnden ambtenaar (geen bestuursman) kreeg: ‘wat de onlusten in Toeban aangaat, ik was daar juist aan het werk, doch heb er niet den minsten last van gehad. Ik schrijf het groote kabaal gedeeltelijk toe aan het intrigeeren van Chineezen, maar ook aan den betoonden angst van Europeesche zijde. Als je de details hoort, dan schaam je je voor je landgenooten....’ En deze uitlatingen zijn van iemand, die nooit eenige bijzondere sympathie voor het Jav. volk voelde. Het totaal aantal slachtoffers dier relletjes is trouwens minder geweest dan dat van een Rotterdamschen kermisdag of van een Brabantsche dorpssteekpartij. Het merkwaardigst is nog wel, dat de grootste schreeuwers en lafbekken zitten in de groote steden, waar toch duizenden Europeanen en Chineezen wonen en vrij sterke garnizoenen zijn Schrijver dezes woont temidden van een bevolking van een half millioen Javanen, op een plaats, waar slechts twee Eur. families, en dan nog op bijna twee paal afstand van elkaar verwijderd, gevestigd zijn. Hij heeft geen enkel vuurwapen in huis en had toch geen oogenblik een gevoel van onveiligheid of vrees voor een uitbarsting van fanatieke vreemdelingenhaat. Als er ooit eenig werkelijk gevaar gaat dreigen, -dan kan dit alleen een gevolg zijn van het haat en bitterheid zaaiend en zenuwachtigheid verwekkend geschrijf in bladen, als ‘Soer. Hdbl.’, ‘N. Soer. Ct.’, ‘N. v.d. D.v.N.I.’, enz., en waarbij de kalme, degelijke toon van het door de ziel van de S.I., den heer Tjokro Haminoto, geredigeerde orgaan, de ‘Oetoesan Hindia’ gunstig afsteekt. Beschamend inderdaad! U, geachte redactrice, dankend voor de opname, teeken ik met de meeste hoogachting Uw dw. dr. A.M. | |
VII.
| |
[pagina 509]
| |
‘Hunne plotselinge belangstelling in het wel en wee hunner naasten gaat zn deze speciale kwestie gepaard met een hoogst bedenkelijke belangstelling in het voor en nadeel van hun eigen zak.’ Anna de Savornin Lohman -, dit is een lage en onwaardige verdenking! Wie medicus wordt, weet wat hij doet - de studie is reeds zwaar genoeg en het zien van veel ellende maken het geen lichte taak. Dit alles samen, en in aanmerking nemende dat een medikus voor alles een ontwikkeld mens is, doet bevroeden, - en zo is het ook - dat schoeljes onder hen niet gezocht mogen worden. Niet de medikus zal op winstbejag alleen uit zijn - wel de kwakzalver. Ik kan niet dan heftig protesteeren tegen deze lage insinuatie, die werkelik een slag is in 't gelaat der medici. Van Anna de Savornin Lohman had ik veel, doch niet dat verwacht. Tenslotte wil ik nog even wijzen op het eigenaardige feit, dat Freule de Savornin Lohman hier de vele heus wel tot oordeelen bevoegden kwam vertellen, hoe 't eigenlik wezen moest, waar ze in hetzelfde nummer aan Lize Deutmann vrij scherp te kennen geeft, dat 't dwaasheid is haar beweringen tegenover die van vele bevoegden te stellen. J.W. SCHOTMAN, a.s. medikus. Noot red. Mijn antwoord zal zeer kort zijn, omdat de toon van Uw schrijven uitsluit eene ged: op wáárdige wijze. En ook omdat gij - vermoedelijk tengevolge van Uw jeugd - nog met zeer juist schijnt te kunnen lezen. Immers, het gaat hier niet om het volksbelang, maar om dat der artsen, die - Mr. van Houten heeft het zeer terecht gezegd - in het bezit zijn van een monopolie waarop geen enkele andere stand aanspraak maakt, of wenscht te maken - Uw ietwat onnoozele toorn over mijn beweren dat het den artsen. in 't algemeen gesproken, te doen is om hun persoonlijk voordeel, is m.i. geen nadere bespreking waard. Iedereen onzer weet immers hoe hoog de artsen - de rijksten onder hen vooraan - hunne rekeningen opdrijven, hoe er bij hen in 99 van 100 gevallen geen sprake is van naasten-liefde maar enkel van finantieel voordeel, enz., en hoe zij-zelven het dientengevolge zijn, die de onbemiddelde klassen noodzaken hun toevlucht te nemen tot de veel goedkoopere kwakzalvers, magnetiseurs, e wat dies meer zij. - Uw er bij-halen van drankmisbruik en van Lize Deutmann's anticorsetbeweging eindelijk bewijzen opnieuw hoe onjuist gij leest. Immers, dat drankmisbruik een volkskanker is, dat is uitgemaakt, en daarom heeft de persoonlijke vrijheid daarmede niets te maken. Maar het is niet uitgemaakt dat het artsenmonopolie noodzakelijk is en nuttig, en dat alle zoogenaamde ‘onbevoegden’ schadelijken invloed uitoefenen op hunne patienten; daarom heeft in dit laatste geval de persoonlijke vrijheid zeer zeker recht op eerbiediging. - Mej. Lize Deutmann is een geheel onbekende juffrouw-arts, professor Hector Treub daarentegen is een wereldberoemde vrouwenarts. Dat ik voor mij daarom dezen laatsten bevoegder acht een oordeel uit te spreken over corset-gevaren dan de eerste, schijnt mij nogal logisch. Hier geldt het de opinie van twee ‘bevoegden’ tegenover elkaar gesteld, en gij zult mij ten goede houden dat ik voor mij de groote ervaring van den laatstgenoemden professor hoogex stel dan de theoretische wijsheid der eerste juffrouw-arts, evenals ik b.v. ook - in geval ik een dokter van noode heb. - prefereer een Haagschen arts van ervaring boven Uw spliksplinter-nieuwe academische geleerdheid, als gij U straks zult hebben gevestigd. Hiermede sluit ik mijnerzijds het debat. Ik heb Uw dringend verzoek tot opname niet willen weigeren, maar het ligt niet in mijn voornemen over deze quaestie, met wien ook, te gaan discussieeren. | |
VIII.
| |
IX.
| |
[pagina 510]
| |
der dichtkunst een veel onschuldiger karakter bezit; het is bedoeld als een aardigheid op het gebied der verzenmakerij. Men kan het als volgt lezen: Voor Napoleon, tégen den Prins.
Ik zweer voor eeuwig af
Den Prins tot in het graf,
Dus laak ik en bespot
Prins Willem zijn gebot,
En vloek al meer en meer
Den Prins als opperheer,
En uit ons land moet voort
Die naar Prins Willem hoort.
Al wie is prinsgezind,
Dat is een Duivelskind
Napoleon en Zijn wet
Is in mijn hart gezet.
Die voor den Keyzer is
Gaat zeker en gewis.
Napoleons geslagt
Bescherm ik steeds met kragt.
Die Napoleon bemint
Blijft altoos mijnen vrind.
Dat hij den Hemel erft
Die voor Napoleon sterft.
Neemt men de versregels echter in deze volgorde: 1-11, 2-12, 3-13, enz., dan vindt men: Vóór den Prins, tégen Napoleon.
Ik zweer voor eeuwig af
Napoleon en Zijn wet.
Den Prins tot in het graf
Is in mijn hart gezet.
Dus laak ik en bespot
Die voor den Keyzer is.
Prins Willem zijn gebot
Gaat zeker en gewis.
En vloek al meer en meer
Napoleons geslagt.
Den Prins als opperheer
Bescherm ik steeds met kragt.
En uit ons land moet voort
Die Napoleon bemint.
Die naar Prins Willem hoort
Blijft altoos mijnen vrind.
Al wie is prinsgezind,
Dat hij den hemel erft.
Dat is een Duivelskind,
Die voor Napoleon sterft.
Er bestaan meer rijmen van deze soort, waarvan ik hier een drietal laat volgen: Voor en tegen de Roomsche (Protestantsche) Kerk.
Ik zweer volkomen af
Den Bijbel tot het graf
En ik belach, bespot
Het Protestantsch gebod
En ik vervloek veel meer
De Protestantsche leer
En uit mijn huis moet voort
Die naar den Bijbel hoort
Die houdt de Roomsche wet
Staat in mijn hart gezet;
De kerkdienst van de Mis,
Gaat zeker en gewis;
Al 't priesterlijk geslacht
Bescherm ik met mijn macht,
Al wie het Pausdom dient
Die blijve steeds mijn vriend.
Voor en tegen het huwelijk.
Een wijze ontwijkt met recht
De banden van den echt
Men krijgt veelal berouw
In 't juk der huwlijkstrouw
Hoe streelt ons met haar zoet
De wijsheid van gemoed
Een vrouw is vroeg of laat
Een zeer ontrustend kwaad
De somb're eenzaamheid
Verkiest men met beleid,
In ongehuwde dagen
Ontvlieden wij veel plagen
De min, die harten bindt,
Vervliegt als rook en wind,
De bron die vreugd kan geven,
Schuilt in een eenzaam leven.
Voor en tegen Napoleon (Chambord).
Vive, vive à jamais
La fa mille Royale
Oublions désormais
La race Impériale
Soyons donc le soutien
Du grand duc d'Angoulême
C'est à lui que revient
L'honneur du diadème
L'empereur des Francais,
Est indigne de vivre,
L'ancien nom des Capets
Doit seul lui survivre
Du fier Napoléon
Ôtons l'âme maudite,
Cette punition
A son juste mérite
Hoogachtend
Uw dw. dn.
J.Z. KURTZ. |
|