om ooit wezenlijk krachtdadig te zullen meewerken.
A.J. - Hartelijk, hartelijk, hartelijk dank voor den brief. Ik schrijf U particulier.
C.D.H.M. de F. - (Blauwboek IJmuider-kamp). Na kennisneming van het door U mij toegezonden blauwboek, zie ik voor mij geen reden op de zaak terug te komen. Zooals ik indertijd reeds schreef, als noot o.a. Uw gedachtenw:, die IJmuider-kamp-geschiedenis is slechts bijzaak, en heeft niets te maken met de afkeuring door mij en anderen gevoeld ten opzichte van de Padvindersbeweging op zichzelf. Wij keuren die beweging af, en ik herinner mij hoe ik, korten tijd na Uw gedachtenw:, een artikel overnam uit een geheel-onthoudersblad, waarin iemand wees op het kroegloopen, door kinderen-padvinders, bevorderd door hun leider-padvinder, in een door den inzender met naam en toenaam aangeduide stad. Naar aanleiding van dat stukje, in verband met Uwe gedachtenw: over het, volgens U, nut der padvinders, vroeg ik U wat gij als vader van zoo iets denkt? Gij hebt mij daarop nog steeds niet geantwoord. Wilt gij-zelf over het bovengemeld Blauwboek uitvoeriger schrijven, dan stel ik daartoe de gedachtenw: gaarne voor U open; dat ik het mijnerzijds niet doe is niet uit onwil. maar uit tijdgebrek, omdat ik-voor-mij geen nut zie in de bespreking ervan.
Paul Carrée. - Zonder muziek is voor de Lelie beter. Ik dank U zeer voor de toezending van die pres.-ex., die ik nog nader aankondig. Proef zal ik U voortaan doen toezenden. Vriendelijk dank voor Uw schrijven.
L.B. te D. - Tot mijn grooten spijt moest ik U teleurstellen, en Uw werk weigeren. Er zit niet den minsten gang in het verhaal; eigenlijk kan men het zoo niet eens noemen, want het is niet meer dan een droog, zakelijk verslag van een levens-episode, zonder eenig gesprek, of eenige handeling, of eenige persoonsbeschrijving. Bij ontvangst van dezen is het manuscript stellig reeds in Uw bezit.
B.W. - Ik zend het U dezer dagen terug. - Gij zult die bewuste ged: antwoorden steeds ongeregeld ontvangen, door uitstedigheid van den betreffende. - Ja, mij-ook is de door U bedoelde dame, die ik persoonlijk ken, heel sympathiek. 't Geen gij mij schrijft naar aanleiding van die ged. geeft mij den indruk, dat er in Uw gevoelsleven een groote wijziging is gekomen, en daardoor ook in Uw geloof. Is dit niet juist? Hartelijk dank voor Uw goede wenschen, die ik van harte beantwoord. Gij schijnt te zijn verhuisd?
Nora. - Hartelijk dank voor Uw brief, die gelukkig opgewekter is dan de vorige. - Ik ben blij dat gij mijn stuk aan dien predikant-geheel-onthouder liet lezen. Predikanten, die geheel-onthouders zijn, doen mij altijd sympathiek aan, omdat zoo velen hunner het niet willen wezen. - Ja, gij hebt gelijk dat gij het goede maar steeds opzoekt in Uw leven, want inderdaad, dien zegen, waarover gij-zelve nu spreekt, bezit gij toch zeer zeker, dat gij in elk geval onafhankelijk blijft. En dat is veel waard, vooral in Uw omstandigheden. Ja. ik begrijp best dat Uw tegenwoordige poes U nimmer de verlorenen kan doen vergeten. Denkt gij dat al de liefde en trouw van Frits en Benjamin mij ooit doen vergeten mijn kleinen aanvalliger trouwen Moosje, die maar drie jaar oud werd, en zoo smartelijk leed eer hij stierf? En toch is zulk door ziekte sterven vrij wat beter dan een auto-ongeluk of wegraken, zooals in Uw geval. Houdt U nu maar zoo opgewekt mogelijk.
J.H.D. - Hartelijk dank voor Uw schrijven. Ik zal trachten aan Uw verzoek te voldoen. Maar Veloven kan ik het niet. Herinner er mij nog eens aan in elk geval. Dat moogt gij ge rust doen.
Gé. - Hartelijk dank voor Uw kaart. Wij hebben niet weinig gelachen om de opmerkingsgave van Uw zoontje! Dat een kleine jongen ook al oog heeft voor toilet!
Dat belooft wat als hij straks voor meisjes oog en zin zal krijgen! Nu, hij moet maar eens gauw terugkomen, met Mammie! Ik vond het heel aardig!
J.W.S. - Zooals gij zult hebben gezien, heb ik Uw stuk in zijn geheel en onveranderd opgenomen, alleen voegde ik toe aan Uw onderteekening Uw particuliere mededeeling aan mij, dat gij zijt a.s. medicus. M.i. namelijk zal dit tegenover het publiek Uw eigenaardigen hoogen toon en Uw partijdige opvatting der dingen verklaren. Voor de rest heb ik niets geen bezwaar U of wien ook aan het woord te laten, abonné of niet, ook zal ik U een pres. Ex. doen toekomen, en, wat Uw wensch naar het handhaven Uwer spelling aangaat, daaraan is voldaan. Voor mijn antwoord op Uw stuk verwijs ik U naar de ged.-rubriek.
Achmed te S. (Ned. Indië). - Aan Uw verzoek wordt gaarne voldaan.
E.v.B.B. te B. - Ik ben zoo innig blijde dat de voor U zoo droeve feestdagen, die achter U liggen, zich ten goede gekeerd hebben wat U-zelve aangaat. Gij zult Uw bezit nu dubbel waardeenen, nu het U is teruggegeven! En voor de zooveelste maal hebben we weer een groot punt van sympathie in onze wederzijdsche dierenliefde, waar gij zoo héérlijk schrijft over de van Uw hond ontvangen bewijzen van troost en zijn Uw angst begrijpen in die leed-dagen. Dat is iets wat ik-zelve ook zoo dagelijks ondervind, dat met ons meeleven, in vreugde en verdriet beide, van onze honden. Zij zien aan je oogen in welke stemming je bent. Zij worden vroolijk als je lacht, en gaan stil naast je liggen als ze begrijpen dat je geen lust hebt tot praten, en zij likken je tranen weg als je huilt, en trachten de handen van je gezicht te trekken wanneer je ze in droefheid voor je oogen houdt.
Natuurlijk herinner ik me alles nog heel precies van dat zoo droevige sterfgeval Uwer dienstbode; juist alles wat ge toen schreeft en deedt was mij zoo sympathiek in U en in Uw man (bij de tegenwoordige dienstboden-opvatting over en weer treft zoo iets dubbel), en thans bewijst deze brief van U, over den nieuwen slag die U trof, opnieuw, hoe ge ook in dit opzicht van dienstboden zijt een geestverwant van mij. Immers, reeds dat ge het zoo noemt een