| |
Overzicht van de Week.
I.
Zedelijkheid (?).
Men zendt mij het Handelsblad van 9 Jan. j.l., bevattend een particuliere correspondentie uit Berlijn, waarin wordt melding gemaakt van de dwaasheden waartoe de Berlijnsche zedenpolitie komt. Kappers, die gedecolleteerde bustes exposeeren, moeten deze op bevel der zedelijkheids-politie verwijderen! - En dat terwijl Berlijn vol is van nacht-café's, terwijl de Friedrich-strasse, enz. wemelen van prostituées, terwijl de zoogenaamd ‘fatsoenlijke’ dames rondwandelen in de nauwste rokken, verschijnen op bals in laag décolleté, tangoën en.... nog heel wat erger doen! -
Dergelijke soort Duitsche zedelijkheid doet me denken aan een plaat, welke ik eens zag in Simplicissimus, voorstellend een paar Duitsche heeren, die zich in Italië met deugdzamen schrik afwenden van een min, op een bank in een publieken tuin de borst gevend aan een kind.
‘Wat zijn dat hier toch onkiesche lui’, - zegt de één. -
En de ander: ‘Ja, nietwaar, bij ons in Duitschland zou zoo'n mensch daarvoor toch minstens op 't closet zich verschuilen.’ -
Maar, met dat al is het bij ons, of waar ook ter wereld, tegenwoordig geen zier beter! Zoekt niet de zoogenaamde zedelijkheid aanstellerig haar kracht in dergelijk onwaar uiterlijk vertoon, terwijl zij ondertusschen de ware onzedelijkheid overal heimelijk toelaat! Music-halls en zekere soort van quasi-theaters zijn immers heel dikwijls niets anders dan een soort bordeelen, waar het publiek alleen komt om er vrouwenlichamen te zien, naakt-tentoongestelde vrouwenlichamen. Dat echter mag van de politie. En dan de zoogenaamd ‘fatsoenlijke’ dames zelven! Wat doen die nu eigenlijk anders dan tot in het uiterste coquetteeren met alles wat ze kunnen aanbieden voor verlokkends, bezitten in dat opzicht van natuur en van kunst beide! -
En zoogenaamde zedelijkheidspolitie wroet
| |
| |
dan daarin, besnuffelt het, onderzoekt het, maakt vies en onrein datgene wat op zichzelf heel gewoon-natuurlijk is, en niets anders dan dat.
Indien een mensch niet uit zichzelf is onrein, dan zal hij 't ook niet worden door den aanblik van een naakte buste of een geétaleerd corset of een vrouwenbeen met een àjour kous. En, als hij 't wèl is uit zichzelf, dan zullen dergelijke uiterlijke zedelijkheids-aanstellerijen hem niet verbeteren maar nog verergeren. Want zij brengen hem op vieze gedachten, waarop hij uit zichzelf nog niet eenmaal kwam misschien.
| |
II.
Vrije uitoefening der geneeskunde.
I.
Uit een courant knip ik de onderstaande opmerking van dr. A.H. van Bakel:
De heer dr. H.A. van Bakel, hoogleeraar in de Geschiedenis van het Oude Christendom aan de Universiteit, te Amsterdam, schrijft:
't Komt mij voor, dat hier in de eerste plaats zorgvuldig tegen alle mogelijke kwakzalverij dient gewaakt.
Evenwel - waar ligt de grens tusschen kwakzalverij en geneesmethode, die hoewel niet ‘wetenschappelijk’ toch onmiskenbaar op gunstige resultaten kan wijzen?
Resultaten, die ieder kan aanwijzen in eigen kring, en die ook door eerlijke onpartijdige medici-allopathen niet worden geloochend? Het zal noodzakelijk zijn hier een criterium te vinden, waaraan ook niet-geschoolde medici dienen te beantwoorden, want, dat ook officieel met de gaven der ‘intuïtieven’ zal moeten worden gerekend, schijnt mij zeker.
Naar aanleiding daarvan is het niet ondienstig hier een geval mee te deelen, dat mijzelve dezer dagen onder de oogen is gekomen, een geval van zóó merkwaardigen aard, dat het wel verdient hier te worden vermeld, als bewijs hoe geneeskunde soms vrij wat minder vermag dan ‘kwakzalverij’. Stel U voor dat iemand door een verkeerde dokters behandeling in de noodzakelijkheid wordt gebracht (volgens geneeskundig vonnis) verscheidene vingers en een deel van zijn hand-zelf te laten amputeeren, dat hij de bekendste specialiteiten, in binnen- en buitenland beide, afreist om daarvoor bewaard te blijven, dat hij een klein fortuin aan een en ander ten koste legt, om, nadat tenslotte de amputatie van vingers en een stuk der hand heeft plaats gehad, te moeten vernemen hoe ook de tweede hand reddeloos is verloren. Stel U voor dat hij dan, den dag vóór deze tweede operatie, door het meest bloote toeval ter wereld een kwakzalver ontmoet, die hem kalmweg zegt: ‘Ik wou dat ik iedereen zoo gemakkelijk kon genezen als U’ - - en die hem geneest, redt voor het verlies van zijn tweede hand, - door een zalf waarvan hij, de kwakzalver, het geheim kent!
Bijzonderheden? Redenen van particulieren aard weerhouden mijn zegsman, dien ik persoonlijk ken, deze bijzonderheden hier op deze plaats te openbaren. Maar zijn wonderbaarlijk geval is algemeen bekend aan al zijn vrienden, is indertijd druk besproken in het openbaar, en ik sta er U voor borg dat hij volstrekt niet is de eerste de beste, maar een bezadigd iemand, van invloed, positie, fortuin, en die zich overigens ook geenzins partij wenscht te stellen in de zaak vrije geneeskunst-uitoefening tegenover artsenmonopolie. Hij staat mij toe zijn naam particulier te noemen aan hen die daarin belang stellen, en aan wien het dan zal blijken hoe zij hier werkelijk te doen hebben met een in alle opzichten gewaarborgd feit, waarvan de verbazingwekkende bijzonderheden door den betrokkene zelf nauwkeurig zijn bijgehouden, en op dit oogenblik in mijn eigen bezit zijn. De vraag is daarom gewettigd: waar begint ‘kwalzalverij’ en wàár geneeskunde? Reeds in het Holl. Lelie-nommer van 24 Dec. 1913 nam ik een ingez. stuk over van den heer Dirk Beerends. In bedoeld stuk maakt deze heer D. Beerends melding van Zijne volkomen genezing van ernstige suikerziekte, (door het middel van een ‘onbevoegden’ geneeskundige). Thans, in dit laatste geval, door mij hierboven meegedeeld, geldt het evenzeer een onwederlegbaar feit, niet maar een praatje, maar een feit: de genezing namelijk van iemand wiens ééne hand gedeeltelijk moest geamputeerd worden omdat de beroemdste binnen- en buitenlandsche specialiteiten niets vermochten te doen om hem ervoor te bewaren, en wiens andere hand, door de onmacht dier zelfde ‘bevoegde’ heeren, eveneens zou zijn afgezet.... ware hij niet toevallig een ‘onbevoegde’ tegengekomen, die hem door het opsmeren van een zalfje in een paar maanden behoedde voor die tweede operatie. Om de eigen
woorden van den heer in quaestie te gebruiken: ‘alle doktoren en professoren door mij geraadpleegd hebben misschien hun best gedaan mij te helpen, maar zeker is het dat ze allen een goede rekening geschreven hebben. Had
| |
| |
men mij maar vroeger eerlijk gezegd, dat de officieele wetenschap er geen raad op wist, dan zou ik misschien vroeger in handen van den kwakzalver zijn gekomen, en ook mijn andere hand behouden hebben.’ - Inderdaad, dáárop komt de heele zaak van het artsenmonopolie, - waarvoor deze heeren met alle fatsoenlijke en onfatsoenlijke wapenen strijden, - neer. Geen enkele bevoegde arts namelijk wil ooit erkennen zijn onkunde of machteloosheid. Zij dokteren, de een voor de ander na, in consult of ieder voor zich, meedoogenloos vóórt op hun slachtoffer, schrijven hem dan tenslotte een hóóge rekening uit en... laten hem daarmee aan zijn lot over. In plaats van bijtijds eerlijk te zeggen: Ik weet het niet. Dat soort kwakzalverij, door bevoegde doktoren, is m.i. de groote hoofdfout waardoor zij zich van lieverlede zoo gehaat hebben gemaakt bij het groote publiek, en zoozeer het algemeene wantrouwen zijn gaan opwekken.
ANNA DE SAVORNIN LOHMAN.
| |
II.
Intusschen gebiedt billijkheid en rechtvaardigheid óók de keerzijde der zaak te vermelden. Tegenover deze door mij met eigen oogen aanschouwde prachtige ‘kwakzalverij’-genezing staat de droeve dood van de beroemde tooneelspeelster Nuscha Butze uit Berlijn. Deze dame namelijk, drie en vijftig jaren oud, gezond en flink, Kön: preussische Hof-schauspielerin, heeft zich laten behandelen door eene christian-scientiste, en.... stierf daarop geheel plotseling zonder geneeskundige hulp. Volgens Duitsche bladen is de zaak thans in handen van het gerecht. Zelve heb ik in mijn naaste omgeving eveneens twee dergelijke gevallen bijgewoond, van menschen die plotseling stierven, omdat ze, inplaats van den dokter te roepen, eene christian-scientiste geloofden. En ik voor mij erken dan ook volmondig, hoe ik alleen geloof aan deze soort genezing, door christian-science, als het hypnose geldt bij zenuwen, of wel ingebeelde ziekten. Christian-science is een mode-godsdienst, in de wereld gebracht door eene mrs Eddy, die drie mannen áán kon, en zichzelve schatrijk schreef met haar boek, en bij mij persoonlijk wil het er reeds daarom niet in, dat de voorbiddingen van hare volgelingen de macht zouden hebben van andere kwalen te genezen dan die welke so wie so géén ernstige beteekenis hebben, en die dus ook wel zonder christian-science behandeling zouden zijn overgegaan. Hoe dit echter zij, in elk geval lijkt het mij niet meer dan billijk toe ook deze christian-scientisten het recht te geven over hunne eigen gezondheid te beschikken. Willen zij zich laten voorbidden ter hunner genezing door juffrouwen, waarom zouden zij daartoe niet evengoed het recht hebben als diegenen onzer, die prefereeren den dokter er bij te halen? Ieder onzer is baas over zijn eigen lichaam.
Echter, m.i. kan men, uit een zuiver wetenschappelijk oogpunt, kwakzalverij en magnetisme niet op één lijn stellen met godsdienstige geneeswijzen in den geest van christian-science, welke alléén berusten op een geloof in de voorbidding van een ander.
ANNA DE SAVORNIN LOHMAN.
| |
III.
‘De Haagsche Post.’
Ziedaar alweder een nieuw weekblad! onder redactie van S.F. van Oss. Dit eerste hier voor mij liggende nommer geeft groote verscheidenheid van inhoud: een buitenlandsch overzicht, een Parijsche correspondentie, nog een stuk over Frankrijk, een boekbeschouwing over Scott's dagboek gedurende zijn zoo ongelukkig afgeloopen Poolreis, iets uit de schilderswereld, iets over wintersport, een verhaal, de in elke week-maand-blad, courant, wat ook dat zich respecteert, onvermijdelijk geworden ‘bladzijde voor dames’, enz., enz.; ja zelfs handel en nijverheid en effectenhandel zijn evenmin vergeten als de ‘honderd heeren’ uit den Haag. Ik heb geen andere dan met enkele letters geteekende stukken aangetroffen, maar, waar al de artikelen een zeer neutraal onpersoonlijk karakter dragen, lijkt mij dit ook niet vereischt. Het is moeilijk over een eerste nommer reeds een oordeel te vellen. Wat ik er na deze uiteraard maar oppervIakkige kennismaking van kan zeggen is dit, dat een zoo groote veelzijdigheid van inhoud den gewonen lezer gemakkelijk en vlug op de hoogte brengt van wat er alzoo is gebeurd in de afgeloopen week.
ANNA DE SAVORNIN LOHMAN.
| |
V.
De Staat en zijne zóógenaamde bezorgdheid voor ons wel en wee.
Zeer terecht drijft Clement Vautel, de geestige causeur van Le Matin, den spot met den ijver tegenwoordig, door de Fransche justitie aan den dag gelegd, in zake het verbod van heimelijken opium-cocaine-morphine-verkoop, enz. Zooals
| |
| |
hij volkomen juist zegt: ‘De prostituées van Parijs moeten met alle geweld “beschermd” worden tegen dit gevaar van “verslaafdheid”, maar... elke burger of burgeres is volkomen vrij zooveel alcohol te drinken als hij of zij verkiest. Een werkman, een huisvader, kan zich daaraan zoo liederlijk te buiten gaan als maar mogelijk is; zoolang hij geen straatschandaal maakt laat de wet hem hierin volkomen vrij. Zulk een dronkaard mag in één dag zijn gansche weekloon verboemelen, zijn vrouw en kinderen mishandelen in dronkenschap, dat alles is zijn recht, waarin niemand hem belemmert. Waarom wordt het opium- en morphine-gebruik, dat slechts in enkele prostituée-kringen in zwang is, aldus tegengegaan, terwijl de drankduivel, die gansch Frankrijk regeert, ongestraft zijn slag blijft slaan?’ -
Zijn deze ware, eerlijke woorden (die in ons vaderland geen enkele groote courant zou durven drukken in haar redactie-kolommen) niet volkomen toepasselijk ook op Nederland? Waarom is de Staat zóó angstvallig bezorgd voor de gezondheid van normale menschen, dat hij hun verbiedt zich, als zij ziek zijn, te laten genezen door wien zij willen en op welke wijze zij willen, terwijl ondertusschen diezelfde schijnheilige Staat toelaat, ja aanmoedigt, dat het geheele Nederlandsche volk jenever zuipt zoo veel en zoo gretig als het maar kan, terwijl diezelfde schijnheilige Staat den kroeghouder opzettelijk bevoordeelt, en op nationale feestdagen de kroegen opzettelijk langer openlaat, enz., enz. Veel meer volksziekten en lichamelijke verderfenissen worden gezaaid en gekweekt door de jenever, dan ooit zouden kunnen ontstaan door vrije uitoefening der geneeskunde, met al de daaraan verbonden mogelijke gevolgen van besmettelijke ziekten-uitbreiding, enz. De Regeering weet dit evengoed als welk denkend mensch ook het weet. Maar.... bij den jeneververkoop heeft zij groot voordeel. De alcoholbelasting is de ‘welvaart’ van ons ‘christelijk’ Nederland. Dáár zit 'm de knoop. En dáárom gaat het, om de dubbeltjes, niet om het maatschappelijk, zedelijk, en lichamelijk heil van de kinderen des volks. O, wanneer zullen deze zelf zóó wijs zijn van met open oogen rond te zien, en uit eigen vrije beweging een einde te maken aan zulke wantoestanden, aan zulke huichelarij!
ANNA DE SAVORNIN LOHMAN.
| |
VI.
Ten hemel schreiend.
Ik weet niet welke calvinist mij sinds eenigen tijd een christelijke courant toezendt. Ik weet het niet, maar ik vermoed het. En ik eerbiedig zijn overtuiging, die ik houd voor een eerlijke en oprechte. Indien hij echter denkt dat hij mij zal ‘bekeeren’ door dergelijke walgelijke eigengerechtige taal, als die welke ik hieronder overdruk uit bedoelde ‘nieuwe christelijke Haagsche courant’, laat mij hem dan hier openlijk zeggen, dat hij bij mij het tegenovergestelde bereikt van wat hij bedoelt.
Ik vraag U:
Toen Prins Willem van Oranje, de Vader des Vaderlands, na met het zwaard in de eene hand de vijanden te hebben afgeweerdGa naar voetnoot*), met de truffel in de andere hand volvaardig arbeidde aan het verzekeren der fundamenten van het Gemeentebest, en het Nederlandsche volk gereed stond hem den Gravenkroon op het hoofd te drukken, - toen werd hij naar Godes bestel in den jare 1584 van zijn kostelijk werk geroepen, daar de Heere voor dezen vorstelijken arbeider en strijder wat beters had weggelegd.Ga naar voetnoot†)
De Heere zij geprezen, dat de geest, die hem had bezield, eerst over zijn zoon Maurits, en straks over Frederik Hendrik, vaardig werd, en deze ondanks veel tegenslag en tegenwerking in hun ijver niet zijn verflauwd, om den afgebroken arbeid huns vaders voort te zetten en, ware het mogelijk, te voltooien.
Wat zegt gij, lezers, van deze calvinistische redactie, die precies weet op een haar wat ‘Godes bestel’ is geweest in het doen en laten van Prins Willem I, en die durft praten van den ‘geest, die over prins Maurits en Frederik Hendrik vaardig werd’ en waarvoor zij, - de redactie voornoemd, - ‘den Heere prijst’.
Weet die christelijke redactie heusch niet, hoe de ‘geest’ was die in het particuliere leven dezer prinsen Maurits en Frederik Hendrik vaardig werd over hen inzake zedelijkheid; weet zij niet van de door prins Maurits gevoerde wreede oorlogen, in strijd met elk gebod van Christus, van zijn schuld, uit hoogmoed en jaloezie, aan den dood van Oldenbarneveldt, van al deze met het waarachtig christendom in flagranten strijd zijnde overbekende dingen?
| |
| |
Maar het wordt nog weerzinwekkender:
Wilde de Heere hun Zijn licht nederzenden, zij hebben ook gedaan met al hun macht wat hun vlijtige hand vond om te doen en ze werden gezegend.
De zegen des Heeren die maakt rijk. Hij zegent de hand des vlijtigen. Mijn lezers, gij hebt de volharding van het bovengenoemde edele drietal gezien, en de uitkomst van hun arbeid aanschouwd. Ge moogt nog genieten van de zegenrijke vruchten van de plantingen hunner handen, met Gods hulp tot stand gebracht.
De redactie van dit christelijk dagblad weet het precies. Weet precies wat God heeft gedaan en gewild en gewrocht. Ze is er bij geweest, heeft blijkbaar naast Hem in den Hemel gezeten in die dagen, zóó nauwkeurig kan zij U vertellen wat Zijn aandeel is geweest in de geschiedenis van ons land, en wat niet.
En dan volgt het allermooiste, het allervermakelijkste durf ik wel zeggen:
Daarom eindig ik met U in herinnering te brengen wat Dr. Kuyper schreef in zijn studie: ‘Het beroep op het volksgeweten’, blz. 30 (Amsterdam 1869):
‘Geloof mij, het baat u niet, of ge het bewijs al zoekt te leveren hoe men voor een viertal eeuwen met uw begrippen een man vol kracht en, leven kon zijn - maar hoe men in onze eeuw, in huisgezin en maatschappij, in staat en kerk, eerst door deze dingen een leven vol bezieling erlangt, dàt is het wat ge de kinderen onzer eeuw moet toonen.
Hebt ge het wel goed gelezen, lezer, het is het beroep van een dr: Kuyper op het ‘volksgeweten,’ dat U hier, in dit ‘christelijk’ blad, wordt voorgezet, van een dr: Kuyper, die met den verliederlijkten koning Leopold van België ging eten en drinken,Ga naar voetnoot*) die het, dank zij zijn politiek gekuip, heeft gebracht van een bescheiden dominee, door Groen van Prinsterer voortgeholpen, tot een schatrijken minister van Staat, die de welbekende duistere ridderorde-juffrouw-Westmeyer-geschiedenis afspeelde gedurende zijn ‘christelijk’ bewind, enz., enz.
Waarlijk, het is juist zulke weerzin wekkende huichelachtige tale Kanaäns, waarmede men mij - het in calvinistisch-orthodoxe kringen grootgebrachte oprecht-geloovige jonge meisje - de oogen heeft geopend voor het verschil tusschen een oprecht christendom en een eigengerechtige calvinistische zelfverheffing, van zich voordoen als ‘Gods-uitverkorenen’, die alleen weten den weg naar den Hemel en hoogmoedig neerzien op ‘de zondaren’.
Als ik zulke tegenstandige leutertaal lees - die niets gemeen heeft met den Bijbel en de Christusleer - dan kan ik niets anders zeggen dan een hartgrondig: Bah.
ANNA DE SAVORNIN LOHMAN.
|
-
voetnoot*)
- Noot Redactrice. In den Bijbel verbiedt Christus het gebruik van het zwaard.
-
voetnoot*)
- Noot Redactrice.
In den Bijbel, in de Brieven van Paulus, wordt dit, dit gezellig omgaan met Gods vijanden, uitdrukkelijk verboden.
|