meer toenemende bevolking. En wanneer dan de uitvoer uit de overzeesche gewesten, na zijn hoogste punt te hebben bereikt, weer mocht afnemen en daarmede de invoer in onze landen kleiner mocht worden, dan zal men het feit beleven, dat de bevolking onzer landen weer kleiner wordt en het aantal geboorten ook, zoodat het aantal geboorten dan nog geringer wordt dan nu in Frankrijk.
Geheel valsch is de voorstelling, dat een groote kinderzegen zou zijn een zegen voor den staat, want wanneer meer menschen geboren worden dan overeenkomt met de beschikbare hoeveelheid voedsel, dan is dat meer onherroepelijk gedoemd te sterven, dikwijls eerst na veel ellende (oorzaak der armoede). Daarover en over de interessante wederkeerige verhouding van geboorte en sterfte zou nog veel zijn te zeggen, doch dat laat de ruimte niet toe.
Hoe de beperking van geboorten, die reeds lang bestaat en onafwendbaar in de andere landen denzelfden graad zal bereiken als nu in Frankrijk, het beste geschiedt, daarover zijn de meeningen sterk verdeeld. De een predikt onthouding, de ander beveelt de toepassing aan van middelen ter voorkoming van zwangerschap. Ik voor mij, die van oordeel ben, dat ieder mensch het recht moest bezitten tot uitoefening zijner (of harer) geslachtsfunctie, kan mij niet vereenigen met den eersten voorslag, maar verklaar mij onvoorwaardelijk aanhanger van den tweeden, hoewel ik niet blind ben voor het tegennatuurlijke en onaangename, dat ook dáárin is gelegen. Doch waar slechts de keuze is gelaten tusschen twee kwaden, daar kies ik wat mij nog het minst groote toeschijnt. Hiermede raken we nu ook de kwestie van de personen, die wel de lusten, maar niet de lasten der geslachtsgemeenschap willen dragen. Welnu, zoolang men denkt, dat ze daarmede nadeel toebrengen aan den staat, is er reden om hen te veroordeelen, maar nu integendeel blijkt, dat zulks niet het geval is, maar hunne handelwijze eerder als voordeelig kan worden beschouwd, wijl ze indirect de sterfte helpen verminderen, nu kan men slechts zeggen: ze hebben groot gelijk. Echtparen, die in in 't geheel geene kinderen willen hebben, zullen er slechts weinigen worden gevonden en voor zeer velen is het bezit van 1 tot 3 kinderen de grens, die hunne middelen hun veroorloven om èn de kinderen een goede opvoeding te kunnen geven èn zelf ook nog een weinig van het leven te kunnen genieten. Hetgeen natuurlijk niet wegneemt, dat moeders, die wegens het najagen van vermaken of wegens hunne zoogenaamde mondaine plichten, geen tijd hebben zich met hunne kinderen te bemoeien, er liever geene moesten hebben.
H.C. MEES.