De Hollandsche Lelie. Jaargang 27
(1913-1914)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdTooneeloverzicht door Stella Mare.K.V. Het Nederlandsch Tooneel.Ga naar voetnoot*)
| |
[pagina 444]
| |
blauw en van oranje, van Oranje vooral. Het volk zwelgt (door de oranje-bitter) in Onafhankelijkheid, en - van dit standpunt uit, is het uitstekend van den Raad van Beheer gezien een stuk op het repertoire te nemen van H.J. Schimmel, dat speelt ten tijde van de laatste dagen der Fransche Overheersching, dat eveneens op de Gala-voorstelling voor de Koningin zal opgevoerd worden. Het stuk zelf zou stellig met minder belangstelling gevolgd worden ware het niet, dat het spel in alle opzichten zoo voortreffelijk was. Waar wij ons vaak bij de K.V. ‘Het Nederlandsch Tooneel’, beklaagd hebben over gemis aan eenheid in spel, en waar het ons herhaaldelijk onaangenaam treft, hoe het soms den schijn heeft, dat ieder op zichzelf speelt zonder een flauwe ‘Ahnung’ ervan te hebben wat de anderen beweren, was juist de volkomen eenheid, het als het ware te zamen opgaan in het stuk een hoogst verblijdend verschijnsel, dat hoop ik in het vervolg ook bij meer degelijke en waardevolle stukken zal worden waargenomen. Ieder deed zijn best. Overigens vinden acteurs en actrices het heerlijk 'em eens echt ‘van Jetje te kunnen geven’ - zooals ze dit noemen. Vooral Louis de Vries, was als de tirannieke maire, als een imitatie-Napoleon hier echt in zijn element. Hoe prachtig weet hij in zijn haat tegen baron Goudaan, met wiens vroegere dienstbode hij is gehuwd, te spelen als de kat met de muis. Hij roept hem en zijn zoontje Willem onder de wapens, maar daar er zich onder de troepen vele Hollanders bevonden, die graag het juk der Franschen wilden afschudden, en ook Van Hogendorp en zijne vrienden op het geschikte oogenblik het ‘Oranje-Boven’ weerklank wisten te doen vinden in de harten van vele Nederlanders, werd baron van Goudaan en Willem aan hunne nu zeer verheugde familie teruggegeven. Het publiek is zeer verheugd, wanneer ten slotte de maire voor al zijn snoodheid gestraft wordt, doordat hij, in de waan dat hij Willem doodschoot, zijn eigen zoon Brutus doodde. Bedenkt men nu, dat dit alles gepaard ging met waaiende vlaggen, rood, wit, blauw en Oranje, tromgeroffel en geschiet, en last not least met Wilhelmus van Nassaue, dan kan men nagaan hoe er gesmuld is door vele vaderlandslievenden. | |
N.V. Tooneelvereeniging,
| |
[pagina 445]
| |
tot dat doel slechts van een list heeft bediend. Niettegenstaande Marc-Arron weet, dat hem den volgenden morgen de dood wacht, gaat hij rustig slapen. Door zooveel onverschrokkenheid geïmponeerd, Voelt Alaine plotseling eene hevige liefde voor den heldhaftigen man en zij roept hem in haar kamer. Als de volgende morgen aanbreekt, meldt Marc-Arron zich aan om zich te laten fusileeren. De commissaris der Conventie, die weet dat zùlke helden niet gemist kunnen worden, tracht hem nog te redden, maar hij weigert. Zelf geeft hij den soldaten bevel te vuren. En hij valt dood neer. Dit gruwelijke en navrante tooneelspel zou door zijn opeenvolging van actie-volle, pakkende tafereelen uitstekend voor een bioscoop-voorstelling geschikt zijn. ‘Men’ zou er heen stroòmen. Als stuk voldeed het mij niet. Het was te snijdend, tè gruwelijk - te geheel zonder verfijning, om mij te treffen. Alaine de l'Estoiles werd door Pine Belder met ingetogen gratie gespeeld. Maurits de Vries was als Ernest de Trésailles minder gelukkig. Wìllem van der Veer was een prachtige Marc-Arron in de beide eerste bedrijven, in het laatste bedrijf werd zijn spel, waarschijnlijk door te groote krachtsinspanning van het vorige bedrijf, wat rumoerig. Constant van Kerkhoven wist den dweepzieken, plichtsgetrouwen Burger-commissaris der Conventie èn in spel èn in grime uitstekend weer te geven. | |
Tenslotte nog een paar woorden over:
|