grenzenlooze onverschrokkenheid en waaghalzerij als door onzeggelijke wreedheid en brutaliteit, (gaan die eigenschappen niet trouwens altijd samen waar het de zóógenaamde ‘heldhaftigheid’ in den oorlog geldt?), werd het vreemdenlegioen afgestaan, tegen betaling van 1 millioen frank, aan Spanje, om den opstand van Don Carlos te dempen. 92 procent bleven, na afloop, achter op Spaanschen bodem! Een cijfer zóó ontzettend dat het spreekt voor zichzelf! Nochtans gelukte het opnieuw manschappen bijeen te scharrelen, - de wereld is immers vol van ongelukkige, mislukte, verarmde existenzen, - aan wier ‘dapperheid’ vervolgens de verovering was te danken van Constantine. - Daarna zijn het de veldtochten van Napoleon III geweest die het Legion étrangère gelegenheid gaven zich te onderscheiden. Ook in 1870 moest het meevechten -, met uitzondering van hen die konden bewijzen tot de Duitsche nationaliteit te behooren. - De tegenwoordige samenstelling geschiedde naar aanleiding van de verovering van Tonkin (83-85); twee ‘regimenten’ vormen sinds dien tijd het ‘Legion étrangère, welke regimenten zijn verdeeld in 4 bataillons, en die bataillons weer in 4 compagnieën.
Dat in '93 nog een vijfde bataillon aan elk dezer regimenten kon worden toegevoegd, bewijst wèl hoezeer de aanmeldingen toe in plaats van afnemen, ondanks alle waarschuwingen en alle gevaren, - en alle aanklachten van hen die terugkwamen. Trouwens, in dezen zelfden zomer van 1913, waarin de Duitsche pers met een zoo ongehoorden ijver te weer trekt tegen de immoraliteit en de schandelijke onwaardige behandeling den manschappen, speciaal den Duitschen, aangedaan in het Legion-étrangère, hebben, diens ondanks, in de enkele maand van Augustus niet minder dan 28 jonge Duitschers zich vrijwillig aangemeld om in dienst te treden van het Legion-étrangère!
Geen wonder ook, - dunkt mij, - waar armoede en gebrek, zoowel als misdaad en diefstal, hand over hand toenemen, gelijk de statistiek uitwijst, en daardoor, jaar op jaar, steeds meer mannen noodzaken zich òf dood te schieten (iets waartoe men niet zoo gemakkelijk komt - als men jong is vooral), òf, coute que coute, zich over te geven op genade of ongenade aan den eenigen uitweg die er overblijft, die eener vlucht naar een land, dat noch naam, noch afkomst, noch verleden wenscht te weten, dat voorspiegelt een toekomst van ‘eer’ door ‘de wapenen’, welke ‘eer’ uitwischt het droevig verleden, een land dat aanbiedt een heden van onder-dakzijn, gekleed-, gevoed-, verzorgd-worden. -
Hoè dat alles toegaat, als men eenmaal den beslissenden stap heeft gedaan en zich heeft aangesloten bij het Legion-étrangère, in hoeverre dan de werkelijkheid overeenkomt met het belóófde, Gg. Mentler's levensbeschrijving vertelt het U in nuchtere, geen overdreven haat-predikende, met feiten gestaafde bewoordingen. - Hij is geen ex-misdadiger, dien het harde-moeten noodzaakte tot een overhaaste vlucht. Op weg naar Metz, - waar hij als vrijwilliger zou dienen in het Kgl. Beiersche 8ste infanterie-regiment, - maakte hij kennis in Straatsburg met een paar ‘heeren’, die hem overhaalden in stede daarvan met hen naar Frankrijk te gaan, waar zij hem een ‘goede betrekking’ zouden bezorgen. - Die ‘goede betrekking’ - onnoodig het nog te zeggen, - was natuurlijk eene aanwerving bij het vreemden-legioen. Eenmaal over de Fransche grenzen, in Nancy, liet de jonge man, wien het aan àlle geldmiddelen ontbrak, - en die hoogstwaarschijnlijk op de bekende ronselaarsmanier was dronken-gemaakt óók nog - zich heel gemakkelijk overhalen op het ‘bureau de recrutement’ zich te verbinden tot den stap die hem weldra zoo bitter zou berouwen. - Immers, vanaf dat oogenblik begon eene ware gevangenschap, onder onophoudelijk levensgevaar natuurlijk, gevangenschap die vijf jaren moest duren, en waaruit dientengevolge slechts zeer weinigen levend terugkeeren. Met Gg. Mentler werden dienzelfden dag nog 6 andere jongelui in de kazerne gebracht, en, alvorens de afreis naar Algiers, vanuit het fort St. Jean in Marseille, plaats had, volgde nog steeds nieuwe aangroei van recruten, zoodat 75 man tenslotte werden ingescheept. Met het oog op de mogelijkheid van vlucht, - waartoe reeds toen verscheidene dier ongelukkigen geneigd waren, - ging de marsch naar de haven onder militaire bedekking! -
‘Zonder deze militaire bedekking’ - aldus schrijft Gg. Mentler - ‘zonde geen derde deel der aangeworvenen aan boord zijn gegaan. Wij allen hadden reeds zoo veel genoten van de vreugde van het legioen-leven, dat wij er meer dan genoeg van hadden.’ -
- - Intusschen, de vraag is gewettigd: hebben de Duitschers-zelf het zooveel beter, wat behandeling aangaat, dan de recruten