De Hollandsche Lelie. Jaargang 27
(1913-1914)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 389]
| |
Scheveningen, 24 Nov. '13. Aan Freule Anna de Savornin Lohman, Redactrice ‘Hollandsche Lelie’, den Haag. Mejonkvrouwe, Waar ik 't geheel met U eens ben, dat de pers in vele opzichten niet is wat ze moest zijn, doch veel lijkt op ‘de veile deerne, die hare gunsten aan den meestbiedende verleent’, wil ik U kennis geven van 't navolgende. In ‘de Telegraaf’ van 13 dezer trof ik een artikel van ‘II.’ te Utrecht, waarin deze er op wees dat U eens fijn beetgenomen was, wat U wel zult hebben gelezen. Ik gevoelde mij gedrongen daartegen direct op te komen, omdat ik 't er niet mee eens was, en bovendien me ergerde aan den zich Schadenfreudevoll achter het pseudo H. verbergenden schrijver ervan. Nauwkeurig snuffelde ik alle ‘Telegrafen’ net, doch zag mijn stukje niet opgenomen; ook onder ‘Correspondentie’ geen berichtje omtrent al òf niet plaatsing. Tenslotte wachtensmoede, en begrijpende dat ik geen antwoord kreeg al wachtte ik verder, belde ik j.l. Zaterdag de redactie op, en kreeg ten antwoord: ‘Er is besloten tot niet-plaatsing, omdat het wel mystificatie was; uw stukje is verscheurd.’ Toen ik opmerkte terugzending verzocht te hebben, met bijvoeging van porto, kreeg ik ten antwoord: ‘Dat begrijp ik niet, dan zullen we nog eens zoeken.’ Daarna heb ik niets meer vernomen. Commentaar lijkt mij overbodig; ik heb o zoo een hekel aan ‘zwijgen’, doch.... ik zwijg verder over dit geval. Met alle achting, Uw dienaar P. HÜBSCHER. Hieronder volgt de copie van het bovenbedoeld door den heer Hübscher aan de Telegraaf gezonden stukje (dat ‘toevallig’ verloren was gegaan, gelijk men hierboven kan lezen; de eerlijke Telegraaf-redactie had er zeker niet op gerekend, dat de heer Hübscher copie had gehouden). Scheveningen, 13 Nov. '13. Geachte Redactie. Mag ik U voor 't onderstaande beleefd een plaatsje verzoeken in uw blad; het is bedoeld als antwoord aan ‘H’ te Utrecht. Waarom toch altijd die laffe pseudoniemen bij het aanvallen van anderen?’ Met veel dank voor de opname, Uw. dr. (was geteekend) P. HÜBSCHER. Aan H. te Utrecht. In het avondblad van heden 13 Nov. '13 der ‘Telegraaf’ hebt U kunnen goedvinden te doen opnemen een door U ingezonden artikeltje over: ‘de Onafhankelijkheidsfeesten en de Oranjelievende Nederlanders’ òf ‘Freule Anna de Savornin Lohman gemystificeerd’, en zulks naar aanleiding van het door haar in de Holl. Lelie van 15 Oct. '13 opgenomen, en door U overgenomen vers, welk laatste zóó gelezen kon worden, dat het bevat eene ‘likkerij’ òf van ‘Napoleon’ òf van ‘Oranje’ al naar gelang men de regels in één of twee kolommen plaatst. U voegt daaraan toe het door de redactrice daarbij - volgens u - ‘gillend geprofeteerde.’ Uw artikel H. (waarom staat het onder ‘Letteren’Ga naar voetnoot1) is onwáárdig en onwáár. Onwaardig en onwaar omdat er in de Lelie van 15 Oct '13, uitdrukkelijk melding van gemaakt wordt dat het ‘vers’ door een abonnée, als bewijs van likkerij van voor honderd jaar, haar is gezonden, en zóó gedrukt was dat het bevatte een likkerij van ‘Napoleon’. Ware het zóó gedrukt aan haar toegezonden dat het een likkerij van ‘Oranje’ heette, de redactrice zoude 't m.i. eveneens geplaatst hebben, immers zij tracht - en terecht - alleen aan te toonen dat er misselijk ‘gelikt’ werd; onverschillig of dat dan ‘Oranje’ of ‘Napoleon’ gold; ‘likkerij’ bleef het altijd! Maar bovendien komt in de Lelie van 5 Nov. '13 eene ‘Toelichting’ voor van Freule de Savornin Lohman, waarin zij zelve eerlijk mededeelt, datgene wat U thans, 13 November, met zooveel Schaden freude onder ‘Letteren’ als ‘ingezonden’ liet opnemen, luidende: ‘Toelichting’ (hier was het stukje uit een Lelie uitgeknipt ingelascht. Gemystificeerd of ‘fijn beetgenomen’ is freule Lohman dus geenszins. P. HÜBSCHER. Bij eventueele niet-plaatsing s.v. p. retour, waarvoor porto ingesloten. Ik teeken hierbij nog aan dat het bedoelde versje door eene abonnée was uitgeknipt uit een andere courant, en dat ik dit ook uitdrukkelijk erbij heb vermeld in de Lelie. Indien er dus sprake was van ‘beetgenomen’ zijn, dan gold die beetname dus die andere courant en niet mij. | |
[pagina 390]
| |
Datgene waarop ik hier echter uitdrukkelijk wil wijzen, is de onfatsoenlijke houding der Telegraaf-redactie, die weigert een ingezonden stuk op te nemen, waarin de heer Hübscher er op wijst, hoe in het 5 Nov: - nommer der Lelie de geheele zoogenaamde ‘vergissing’ reeds was hersteld, waarover de ‘Letteren’- rubriek der Telegraaf 13 Nov: nog ‘ingez.’ stukken plaatst, terwijl zij dan ten overvloede beweert hoe de teruggevraagde copie, bij ongeluk, is ‘zoekgeraakt.’ Inderdaad, commentaar is hier overbodig! Maar toch wil ik bij deze gelegenheid eens uitdrukkelijk openlijk vertellen, hoe gedurende mijn eigen werkzaamheid aan de Telegraaf de hoofdbezitter daarvan, de heer Holdert, Raadhuisstraat 1, Amsterdam, de directie voerend, steeds tegen mij den mond vol had over de buitengewone ‘eerlijkheid’ van zijn blad, de Telegraaf, over de onpartijdigheid die het in alle opzichten wenschte in te nemen, ook ten opzichte van zijn medewerkers en hunne vijandschappen en vriendschappen onderling, enz., enz. Nogmaals, commentaar is hier overbodig! ANNA DE SAVORNIN LOHMAN. | |
II.
| |
III.
| |
[pagina 391]
| |
uiterlijk teeken dragen zulk een groote kracht uitgaat van hun voorbeeld. Waarom hen dus niet navolgen in dezen, en daarmede aan iedereen bekennen; hoe groot het aantal is dergenen die elkaar de hand reiken in dierenliefde? Bovendien ook, bij menige dieren-mishandeling op straat zou het insigne-dragen zeer goede diensten kunnen bewijzen, daar omstanders dan terstond kunnen weten wie tot de onverschilligen behooren, en wie integendeel tot degenen op wier medewerking is te rekenen; (b.v. in zake het trekhondengemartel langs openbare wegen). ANNA DE SAVORNIN LOHMAN. | |
IV.
| |
Hofbericht.- Op Het Loo arriveerden Donderdagavond uit Duitschland generaal Röder von Diesburg; graaf Ingelheim; majoor von Bülow-Stolle; majoor von Krosigh; Freiherr von Maltzahn, en baron von Werthern. De twee eerstgenoemden werden per auto van Z.K.H. van Arnhem afgehaald, de andere heeren kwamen te 8.07 uur, en 10.08 uur aan het station aldaar aan. Zij zullen deze week de gasten zijn van Prins Hendrik, en deelnemen aan verschillende jachtpartijen. (Tel.)
Hoe ik denk over den Prins en zijn ‘jachtgenot’, ik zei het reeds in de Lelie van 26 November; - met welk artikel ik een onverhoopt veelvuldige instemming van allerlei zijden mocht ondervinden. Ik wil er thans alleen bijvoegen, hoe in-ergerlijk ik. het vind, dat Duitsche klaploopers ten onzent worden geïnviteerd door Prinz Heinrich von Mecklenburg, echtgenoot der Koningin van Holland, om op Nederlandsch terrein kosteloos te komen dieren-martelen. Waarlijk, zulk soort Duitsche vrinden kan de Prins gerust laten wààr ze zijn. Zij strekken noch hem noch hun eigen land tot eer. ANNA DE SAVORNIN LOHMAN. | |
V.
|
|