Intellectualisme.
Onze opleiding aan Gymnasium en Hoogere Burgerschool is van zeer eenzijdig verstandelijken aard en ook beweegt zich de universitaire vorming in gelijke richting. Eerst als men is ‘afgestudeerd’ begint men te beseffen, dat zoowel aan het een als aan het ander ‘iets’ hapert. Men heeft in het maatschappelijk leven ruimschoots gelegenheid om te leeren inzien, dat de man van wetenschap zoo ver afstaat van het gewone slag van menschen, die vanaf hun prille jeugd er op zijn aangewezen voor hun dagelijksch brood te werken, alsmede in hun eigen levensonderhoud te voorzien.
Het doel onzer opleiding is op ‘begrijpen’ gericht, dat vanwege de groote hoeveelheid van leerstof zich veelal bepaalt bij ‘van buiten leeren’. Indien waarlijk bij het onderwijs het ‘leeren begrijpen of verstaan’ de hoofdtoon was, dan zou dat onderwijs niet zoo slecht zijn, doch die edele begrip-kunst blijft ook na afgelegd examen bij zoo menigeen sluimeren, trots de hooge vereering, welke het intellect ten deel valt. Onze taal drukt den aard onzer studie met hare eigenaardige terminologie ‘van buiten leeren’ zoo kernachtig juist uit. Zeker, veel wat van buiten wordt geleerd, is ten eenenmale gedoemd om buiten de persoonlijkheid des menschen te blijven; het is als het ware geleend, doch eigen zal het nimmer worden en nog minder zal het de gelegenheid hebben zich met ons innigste wezen te vereenzelvigen, omdat het wel gedurende korteren of langeren tijd voortleeft, doch weldra door de groote massa van buiten komende indrukken in helderheid van voorstelling zal verflauwen en misschien ook verdwijnen.
Het is ook een merkwaardig verschijnsel, dat de leerlingen van een Gymnasium na afgelegd eind-examen zoo dapper gebruik maken van het recht om binnen zoo kort mogelijken tijd hun geheugenschat wederom te vergeten. Mag het intusschen merkwaardig zijn, het is in geen geval een pleit voor aard en wezen van de zoo hoog geprezen beteekenis onzer classieke opleiding.
Laten Latijn en Grieksch, trots voormaligen dagelijkschen toeleg, zoo weinig sporen op ons na, dat wij niet de minste roeping gevoelen om op rijperen leeftijd die studie meer intensief te hervatten?
Verreweg de meesten zullen deze vraag met de hand op hun hart in ontkennenden zin moeten beantwoorden. En als zij eerlijk willen zijn, zullen zij u belijden ‘dat het hun eigenlijk niet te doen was om langs wegen van studie en stoeren arbeid opgevoed te worden tot eene harmonische persoonlijkheid, die arbeidt ter wille van den arbeid, doch om.... ‘later op gevorderden leeftijd met minder moeite en inspanning veel meer te verdienen en vooral om wat meer in aanzien te komen’.
‘Met uitzondering van hen, die uitgezonderd dienen te worden’, om eens in een geijkten Latijnschen term mijne gedachte duidelijk uit te drukken, komt al dat geblok, gevos, gepeuter of hoe men het ook gelieft te noemen neer op geld verdienen, bij voorkeur zeer veel geld. De feiten wijzen het uit, hoe in menigeen, trots academischen titel en ondanks zijne classieke opleiding de moreele mensch ten onder gaat, hoe weinig de harmonie van denken, voelen en willen tot haar recht komt, hoe hebzucht en schraapzucht dikwerf onder het masker van naastenliefde hoogtij vieren.
Ik weet wel, dat velen liever niet hebben dat zulke woorden worden gesproken of geschreven, doch dat is hunne zaak, terwijl het mijne zaak is om te zeggen wat ik denk, niet meer en niet minder.
Wij kennen de mannen van het politiek avontuur, die het zich tot plicht rekenen om hunne politieke relaties te exploiteeren, hoe meer bezoldigde betrekkingen zij veroveren, hoe liever het hun is, zonder dat zij er naar vragen, of hunne capaciteiten en hun arbeidsvermogen eene behoorlijke vervulling hunner vele ambten of betrekkingen wel waarborgen.
Wij kennen dat enorme aanpassingsvermogen van de volksleiders om den volke de eene of andere leuze te verkondigen, ten einde te kunnen komen in het parlement of een voordeelige positie te bemachtigen.
Ook kennen wij het organiseeren van vakgenooten om hooge salarissen te bemachtigen en wel met of zonder verkrachting der wet.
Wij kennen hen en herkennen den aard hunner opleiding: het zuivere intellectualisme, hetwelk er immer op uit is de eene of andere machtspositie te veroveren, ten einde met weinig moeite veel te verdienen. Dat is immers het intellectualistisch doel: geld verdienen, liefst zooveel mogelijk.
En toch kan ons op rijperen leeftijd het betrekkelijk voordeel voor ons zelven en ons