IV.
Vorsten-dank.
Niemand minder dan de psalmist, - wien wel niemand groote wijsheid zal durven ontzeggen, - heeft reeds gezongen in een der psalmen:
- Stel op Vorsten geen Betrouwen.
- Dat heeft óók de groote Oranje-vriend, graaf van Hogendorp, ondervonden. Reeds heeft men erop gewezen, hoe de oranjegezinde anti-revolutionaire ‘Nederlander’, opzettelijk, dat gedeelte uit Van Hogendorps levensgeschiedenis verzweeg, waarin wordt meegedeeld, dat de Prins, bij zijn terugkomst in het vaderland, hem, den zieke, aan wien hij zóóveel verschuldigd was, slechts ternauwernood wilde bezoeken, hem koel op een afstand hield, - omdat hij, Hogendorp, was een eerlijk man! Thans vestigt een lezer der Holl. Lelie mijn aandacht opeen courantenverslag (ik méén geknipt uit de Haagsche Courant), waarin het volgende relaas uit eene lezing voorkomt:
Hij was een hoogbegaafd Staatsman, Nederlander in hart en nieren, volkomen vertrouwd met wat Holland noodig had. Hij was een man van diep inzicht; maar.... hij was géén staatkundig genie. Hij miste menschenkennis, de gave om met menschen om te gaan, de gave om zijn eigen denkbeelden voor een wijle op zij te zetten, met 't doel gunstiger oogenblikken voor de verwezenlijking af te wachten.
Koning Willem I heeft hem dan ook op den duur niet kunnen en niet willen gebruiken voor 't groote werk dat wachtte. De Koning had geen sympathie voor hem. Hij vreesde misschien wel in hem den onbuigzamen regentenzoon, die wellicht later de rol van een Oldenbarneveldt zou willen vervullen. Hij was hem dankbaar, maar hij begeerde niet hem zijn volle vertrouwen te geven; hij wenschte géén algemeene overgave aan zijn ietwat lastige leiding.
Hogendorp is er door gegriefd geweest; de verwijdering was hem een bittere teleurstelling.
Natuurlijk! Om een vorst (en daardoor zichzelf) te dienen, mag men niet wezen beginselvast, noch onbuigzaam, moet men kunnen likken, vleien, onoprecht-handelen, zich weten te draaien naar alle winden. Zij, die dat niet kunnen, die vergaat het als Van Hogendorp, die worden uitgeperst als een citroen, en, als men hen dan niet meer noodig heeft, als nutteloos vuil weggeworpen.
Om den Prins, den weggejaagden Prins, te helpen terugkomen, om dáárvoor goed en bloed te wagen, daarvoor was van Hogendorp dezen vorst goed genoeg, maar om van den rijken Koning den dank en de eer te ontvangen, die hem van rechtswege toekwamen.... daarvoor werd hij dezen te.... gevaarlijk. Omdat hij een eerlijk man was.
Eerlijke mannen namelijk kan geen enkele vorst gebruiken in zijn naaste omgeving.
ANNA DE SAVORNIN LOHMAN.