De Hollandsche Lelie. Jaargang 27
(1913-1914)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdGedachtenwisseling.
| |
[pagina 282]
| |
aanvoeren. Daarbij gebeurde nooit iets tegen het 7de gebod. Hoe kwam dat? Er werd niet bij gedronken; men las geen romans; en men had geleerd God voor oogen te houden - wel te weten God zelf, geen priester, die zich aanmatigt op Gods rechterstoel te zitten! 3o. Hysterie is dan ook niet het gevolg van onthouding, maar van een met haar onvereenigbare levenswijze - zie boven: fatsoen. De meisjes, die dezen zomer aan den zwemwedstrijd hier hebben deelgenomen, zullen (zoo ze niet geheel van gewoonten veranderen) er geen last van krijgen, al blijven ze ongehuwd - wat echter zeer jammer zou zijn wegens haar bijzondere geschiktheid om gezonde kinderen te krijgen en om ze verstandig op te voeden. 4o. De plaats in Lucelle is verkeerd verklaard, door niet te letten op de destijdsche inrichting van het tooneel. Er was (zie de plaat bij Wybrands) aan weerszijden een deur, met een tralievenstertje voorzien, omdat zij al naar omstandigheden een huis-, kamer- of kerkerdeur moest voorstellen. In dit geval verbeeldt een van beiden den toegang tot Lucelle's kamer. Zij en Ascagnes gaan daar binnen; en nu komt de vader, vindt de deur gesloten, en ziet door 't venstertje. Tesselschade heeft dan ook niet om dit tooneel en evenmin om andere ‘houwbollicheyden’ gelachen; zij heeft ze hoogstens verdragen (en zeker méér verdragen dan thans een vrouw als zij zou doen); Brederoo roept haar goedwilligheid in om ze hem te vergeven - zie Toeeygeninge. 5o. Gij spot met de ‘huwelijkskeuring’; zou 't niet beter zijn een ander middel tot uitroeiing van erfelijke ziekten aan te geven? En als dat u niet mogelijk is, dit te aanvaarden als in elk geval noodzakelijk kwaad? 6o. Met uw strijd tegen het biechtstelsel der Jezuïeten stemt gewis ieder weldenkende in. Maar gij levert alleen bewijzen tegen dat stelsel, niet eens tegen het celibaat. Waarom sticht dit geen kwaad in de oud-katholieke kerk? Natuurlijk allereerst, omdat zij haren priester geen wereldsche voordeelen aanbiedt; en dus niemand haar priester wordt, zonder zelf overtuigd te zijn van zijne heilige roeping; maar dan ook, omdat de oud-katholieke biechtvader geen vuile vragen heeft te stellen en dus ook niet over vuile zaken te denken. Laat staan dan, dat gij iets bewijzen zoudt tegen de christelijke of ‘overgeleverde’ zedeleer. Tegen de Juffrouw Laps-zedelijkheid, zeker; maar die is evengoed als de Jezuïetische, een spotbeeld van de christelijke of gezond opgevatte ‘overgeleverde’. Zonder gebondenheid van éénen man aan ééne vrouw - gelijke gebondenheid van beiden natuurlijk! - is er geen huisgezin, dus geen opvoeding, en weldra geen beschaving en geen menschelijkheid. Zie de Turken. Uw dw.
W. ZUIDEMA.
Toelichtingen van A.J. Servaas van Rooyen:
1o. Ik heb volstrekt geen veelwijverij gepredikt. 2o. Ik heb niet betoogd, dat de paardrift onweerstaanbaar zou zijn. 3o. Jonckbloet was hier mijn zegsman. 4o. Gelukkig noemt Dr. W. Zuidema de huwelijkskeuring een kwaad, zij 't dan ook een noodzakelijk kwaad. 5o. Te ageeren tegen het celibaat lag niet op mijn weg. Ik verafschuw echter het stelsel, indien het afgedwongen wordt. |
|