De Hollandsche Lelie. Jaargang 27
(1913-1914)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdDe Concentratie-kikvorsch en de Troonrede.Indien het niet zoo heel ernstig ware, dan zou men er om kunnen schudden van den lach. Breed opgezet, met alle kracht en macht opgeblazen om de éénheid der coalitie nabij te komen en zoo machtig te worden als zij, blijkt de concentratie te zijn de zeepbel van het kind. Heel het kiezerscorps van links, en de duizenden middellui, werden opgezweept en wakker geschud door pers en leiders om te vernietigen den draak der coalitie, maar nauwelijks lag het beest te zieltogen, en scheen de overwinning behaald, of de kentering kwaal al; 't was alles wind of gas, waardoor de concentratie de zwarte koe nabijkwam, en als bomijs, begon zij al dadelijk in te zakken. De eerste stemming, en de herstemmingen waren nauwelijks afgeloopen, of de ongelijksoortige machten bleken slechts losjes aan elkaar te zitten en velen van hen die tot de concentratie bepraat waren, gingen al gauw over stag, zoodat de verkiezingen, noodig door het dwaze stellen van denzelfden persoon voor verschillende districten, en de vernieuwde verkiezing voor die districten, al dadelijk eenig verlies aan de zijde der concentratie aanwees. De berekende meerderheid kromp eenigszins in en de politieke luchtbal kreeg reeds een leelijke deuk. Voornamelijk bleek reeds de geschokte samenwerking bij de verkiezing van den Haagschen Gemeenteraad. De vrijzinninge kiesvereeniging 's Gravenhage candidateerde in een der districten een ultra-conservatief aftredend lid ter herstemming, in tegenstelling van anderen, die niet zoo sterk geprononceerde concentratie-mannen waren, en losgelaten werden. Buiten en behalve dit, kwam de scheuring nog krachtiger uit bij de keuze voor een Wethouder van den Haag. Het ging om een sociaal en een concentratie-man, en toen men uit kon rekenen, dat de vrijzinnig-demokraten, en mogelijk ook een paar unie-liberalen, den socialist hadden gestemd, kende de woede geen grens. Daar staan nu de vereenigde mogendheden; precies zijn het de Balkanstaten. Nauwelijks is die verdoemde Turk ten onder gebracht, of zij betwisten elkaar de buit! Nu hebben de socialisten in deze zaak wel schuld, want de hooge politiek spiegelt zich in 't klein af in de gemeente-politiek, en hadden de socialisten getoond durf te hebben, en waren zij niet teruggedeinsd voor hunne consequenties, dan had het Ministerie van nu niet zulke slappe lenden gehad, als thans blijkt, en vooral bewezen wordt door de Troonrede, die even wauwelig in elkaar zit, | |
[pagina 245]
| |
als elke andere Troonrede en 't begin is van het einde; het is vrijwel een in de kaart spelen van de slechts schijn-dood zijnde coalitie, een in 't gevlei komen van zwart naar de eene zijde, van rood naar de andere zijde! ‘Bevredigende regeling ter zake van de subsidieering van het bijzonder onderwijs’. Buiging naar rechts. Er zal wat gedaan worden om die subsidieering te krijgen. Een proeve ervan uit het heden, legt 't toekomstige bloot: | |
Om het subsidie te krijgen.‘De “Bode” deelt uit het verslag van den inspecteur van het lager onderwijs in de eerste inspectie mede, dat in een school eener congregratie in Noord-Brabant werkzaam waren drie onderwijzeressen van 72 en 74 jaar en in een andere school een onderwijzeres van 82 jaren. ‘Het is natuurlijk uitgesloten, dat zulke oude dames nog les geven. Maar het Rijkssubsidie sleept de geestelijke orde niettemin voor haar in de wacht’. (D.v.Z.- en 's-Gr.) Tweede buiging naar rechts: Stijging der oorlogsbegrooting voor binnenland; slagschip voor Indië. Nu met dat slagschip zal het misschien gaan als voor jaren met een andere groote oorlogs-schuitGa naar voetnoot1), die dienen moest als paradespeelgoed voor de Monarchie. Twee ministers van marine struikelden er over (of heb ik 't mis?); een derde wist het ding het zeegat in te brengen. Zoo zal 't misschien nu ook gaan. Twee honden vechten om een been, de derde loopt er rasch mêe heen. Twee buigingen naar rechts, nu ook twee naar links in de roode fractie. ‘Kiesrecht’ en ‘Staatspensioen’, maar helaas zij zijn niet rood genoeg, en... de Heeren zijn ontevreden, maar daarmede heb ik nú geen medelijden meer. Ik heb in den laatsten tijd steeds rood gestemd, hoewel ik vooruit wist (3e kiesdistrict den Haag), dat het mij niets hielp, maar nu drie Heeren voormannen in een vrijzinnigdemocratisch ministerie hadden kunnen plaats nemen, trokken zij zich terug, en geven ons daardoor den kwakkelwinter, dien we nu in de politiek tegemoet gaan. Nu is mijn stemmen op socialisten geheel uit; ik geef er de brui van en blijf stilletjes thuis en blijf bourgeois, hoewel het socialist zijn toch ook niet altijd windeieren legt, want Bebel liet 1.170.000 fr. na. Fraaie gelijke verdeeling?! De socialistische partij heeft haar eigen glazen ingeslagen, of, wilde zij hare oppositie behouden; deinsde zij terug voor hare eigen consequenties? Zij kon toch begrijpen, dat de Hoofdstukken: Huis der Koningin, Oorlog, Marine niet meer onder haar bewind op de begrooting konden voorkomen, tenzij in zeer, zeer gewijzigden vorm. En wat moest zij dan doen met Justitie? Klassen-justitie betoogt zij, maar wat zou zij er voor in de plaats geven? Doch zij (de partij) heeft niet gewild, en nu behoeft niemand meer voor het roode spook te vreezen. Veeleer voor het zwarte spook, waarvan de kracht (en macht in de toekomst) zeer zeker niet te miskennen valt. Die partij wint onder elk bewind. Dat onder den gezegenden Benedictus van den ‘Haven’ te Scheveningen, de Zuiderzee staat droog gemaakt te worden, is niet meer dan billijk. Hij is immers de vader (nu misschien stief vader) van het ontwerp uit lang verleden tijden. Moge de leliën des velds boven de verzwolgen dorpen nog eenmaal welig groeien en bloeien. De kiesrechtvrouwen, - en, dat zag ik al aankomen tijdens den kieswedstrijd, in veel beloven en weinig geven, - zijn in 't geheel niet tevreden. Zij hebben enkel 't plezier van de vijfde K genoemd te zien: kinderen, keuken, kranken, kerk; die bezigheden vond de Keizer van Duitschland voor de vrouw voldoende. Zij eischt er de vijfde k (kiesrecht) bij, en zij wordt met een kluitje in 't riet gestuurd. Eerst door de Concentratie, toen door de Constitutioneele Koningin, in de Troonrede, die aan H.M. door den ministerraad voorgeschreven werd, daarna door den Minister-premier Cort van der Linden, eindelijk door den Commissaris van politie, in haar (het instituut) rechtswege aangewezen hoofd, den Burgemeester,Ga naar voetnoot1) en in haar functionaris. | |
[pagina 246]
| |
Het blijkt dat de c, in tegenstelling van de k hier een groote rol speelt, weshalve ik der kiesrechtvrouwen in haar tegenslag, een welgemeende Condoleantie-visite maak. En wat heeft dit Ministerie en deze 2e kamer, in beider kort dagbestaan nu al verricht? Mr. Heemskerk, de afgetreden ministerpresident is voor zijn leven bezorgd; hèt heet wel ‘opgesloten’, maar dat is de courantentaal voor ‘afgesloten’, uitgesloten van de ‘politiek’. Hooggeroemde neutraliteit, maar 't is immers vaste gewoonte om elkaar de vette brokken toe te gooien. Broêr, - het kamerlid, niet herkozen, - werd al eerder ‘opgeborgen’. Een ander vet brokje kwam ten goede aan den coalitie-minister van Buitenl. Zaken. Lees eerst de afrekening met hem in de N.R. Ct. tijdens de verkiezingen, en vergelijk daarmede dan den volgenden juichtoon van de in-conservatieve ‘Nieuwe Courant’ tot de concentratie behoord hebbende: | |
‘De nieuwe gezant te Londen.De Nieuwe Courant schrijft: Het besluit om een onzer belangrijkste diplomatieke posten, dien te Londen, door den juist afgetreden minister van Buitenlandsche Zaken, jhr. De Marees van Swinderen, te doen bezetten, is een regeeringsdaad die zeker algemeene instemming zal vinden. Reeds lang werd deze benoeming verwacht; zij is een van de eerste daden van den heer Loudon, nu hij uit Washington is teruggekeerd en zijn ambt heeft aanvaard. Dat een man, die in het samenstel Van de geheele buitenlandsche politiek en van de plaats die Nederland, als Europeesch en als koloniaal rijk, daarin inneemt, zoo goed is ingewijd als de heer Van Swinderen, ons land na zijn vijfjarig ministerschap juist te Londen gaat vertegenwoordigen, achten wij van groot belang. Hij zal er, gelooven wij, de gelegenheid vinden om grootere diensten aan zijn land te bewijzen dan te Parijs - voor welken post hij reeds werd gedoodverfd als opvolger van den heer De Stuers, van wiens aftreden echter nog geen sprake schijnt te zijn. Ook in maatschappelijk opzicht lijkt ons de heer Van Swinderen de bij uitstek geschikte persoon om, bijgestaan door zijn echtgenoote (naar men weet een Amerikaansche van geboorte) voor het Nederlandsche gezantschap het aanzien en de plaats te herwinnen die het een een twintigtal jaren geleden onder graaf Van Belandt in de Engelsche Society innam. Het geldt hier een element van beteekenis dat laatstelijk niet tot zijn recht is gekomen en waarvan de waarde, zoowel voor de uitgebreide Hollandsche kolonie te Londen als voor den invloed dien het gezantschap bij voorkomende gelegenheid bij de Engelsche regeering kan doen gelden, niet te miskennen valt. Ook om deze reden juichen wij de benoeming van den heer Van Swinderen toe.’ En nu de Kamer? Waar bij de eerste en tweede stemming voor een ‘Vaderland’-liberaal candidaat voor het voorzittersschapGa naar voetnoot1) en een socialistisch candidaat rechts zich onthield, was de tegenpartij niet op wraak belust, en de rechtsche (Roomsche) van Nispen werd met bijna algemeene stemmen (91 van de 98 aanwezige leden) 3e candidaat. Dat is neutraliteit oftewel verdraagzaamheid, maar wacht maar eens als de Heeren aan den slag komen! De concentratie is de kikvorsch uit de fabel. Tegenover de coalitie zal zij het misschien, wie weet binnen welk een korten tijd, afleggen, en dan kan het beestje nederzitten op hare uiteengescheurde ledematen zooals eenmaal Jeremias zijn klaagliederen zong op de puinhoopen van Jeruzalem. Zou ik dan de coalitie weer meester willen zien van het terrein? In geenen deele, maar als het gebeurt dan hebben niet ik, en de andere zich warm geloopen hebbende kiezers de schuld, maar de partijen onder de liberalen, die liberaal zijn, zoolang het in hun kraam, hun ambt, hunne vooraanzitting te pas komt. A.J. SERVAAS VAN ROOYEN. 's-Grav. 18/9 '13. |
|