als oudste in jaren, de eerste zitting der Tweede Kamer presideerende, de nieuwe leden (niet minder dan 29 in getal) welkom heette, en de leden, die heengegaan waren, herdacht, viel een pijnlijk incident voor. Toen de tijdelijke voorzitter de woorden sprak: ‘Deze verkiezing is voorafgegaan, zoo als wel tedenken was, door een groote, een machtige werking in het land. Er is oneindig geredeneerd, gedebatteerd, er is zelfs gebeden voorde gunstvan de stembus’, viel de heer De Savornin Lohman in met een: ‘En gelogen!’
En nu vragen wij: Waar moet dat heen? Men begrijpe toch wel, dat wat de heer Lohman zich op dien dag veroorloofde eenvoudig niet te qualificeeren is, en een treurig misbruik maken was van het feit, dat er een tijdelijke voorzitter zat, die uit den aard der zaak niemand tot de orde kan roepen of wil roepen. Het is dan ook nog nooit in Nederland gebeurd, dat een lid der Kamer den Nestor in zijn openingsspeech interrumpeerde; dat heeft niemand zich ooit kunnen voorstellen dat zou gebeuren, laat staan op zoo grove wijze.
Het is niet onaardig, in verband met deze terechtwijzing van Het Vaderland, hier in herinnering te brengen, hoe diep verontwaardigd deze zelfde Jhr. Mr. de Savornin Lohman zich aanstelde, toen een zijner eigene partijgenooten werd aangevallen - ik méén door den heer Schaper - met de ironische opmerking, dat zekere rechterzijde-minister in zijn jonge jaren niet bepaald heeft behoord tot de ‘vromen’. De heer de Savornin Lohman maakte van die uiting een groot misbaar, verklaarde dat iemands particulier leven buiten het debat moest blijven, en stelde zich, in een woord, aan alsof een groot vergrijp ware gepleegd tegen de welvoegelijkheid, niettegenstaande het toen slechts gold een volstrekt niet hatelijk bedoelde soort van ‘geestigheid’. (Maar eene die ad rem was.) Zelve heb ik den heer de Savornin Lohman in particulier gesprek, naar aanleiding van ditzelfde feit, hooren uitvaren over de ontaarding van ons parlement tot dergelijke ‘fransche’ gebruiken, die volgens hem met alle kracht dienden te worden geweerd. Enz., enz.
Dat alles was toen. Want, toen was de Rechterzijde baas. En toen liet de heer de Savornin Lohman, die de drijfkracht was van het Rechterzijde-ministerie, niets toe dat ook maar leek op eene miskenning van die vrome regeerders.
Maar nu is de Kamer ‘om’.
En nu is niemand onder al de rechtzinnige politici zoo boos en zoo teleurgesteld, en zoo geslagen ook in zijn eigen chr. hist. partij, als de heer de Savornin Lohman. En nu ontziet hij zich dientengevolge niet gebruik te maken van eene gelegenheid, waarbij hij niet tot de orde kan worden geroepen, en waarbij het geldt eene gelegenheids-speech, om op de meest grove en ‘fransche’ manier lucht te geven aan zijn eigene woede en verbittering, door woorden te bezigen veel erger en veel beleedigender, dan die indertijd gericht door het socialistisch Kamerlid aan het adres van den toenmaligen minister. - -
Waarlijk, de tuchtiging van het Vaderland is welverdiend.
ANNA DE SAVORNIN LOHMAN.