In die liefde is iets zóó tragisch-aandoenlijk m.i., dat men, ondanks het laakbare er in, toch niet anders kan dan dit temperamentvolle, warme vrouwenhart bewonderen en beklagen beiden. -
Zeker, het is mogelijk, zelfs waarschijnlijk, dat Rudolfs positie van kroonprins, dat de eer als zoodanig zijne maitresse te zijn, oorspronkelijk niet vreemd waren aan Mary's begeerte hem te leeren kennen, om hem door hare schoonheid op zich verliefd te maker. - Niets echter in het verhaal van gravin Larisch wijst op eerzucht of heerschzucht harerzijds, wel op eene vasthoudende, onverklaarbare, bijna kinderachtige liefde tot den man, zonder meer, afgescheiden van zijn rang en positie. Veel waarschijnlijker is het dat de kroonprins door zijn ongelukkig hu welijk met prinses Stephanie van België voor Mary's jonge meisjesoogen omstraald werd door een buitengewoner glans van interessantheid. Dat dit huwelijk ongelukkig was, mede door de jaloezie der kroonprinses, wist iedereen in Weenen te vertellen. Stephanie's leelijkheid kon een op het punt van vrouwen reeds geblaseerden viveur als Rudolf niet boeien. Dat maakte het waarschijnlijk voor Mary tot een soort eerezaak hem harerzijds datgene te schenken wat zijn eigene vrouw hem niet vermocht te geven. In dat schenken was de volle, opofferende overgave van de hartstochtelijk liefhebbende vrouw, was niets van berekening of van begeeren voor zichzelve. Telkens leest men bij gravin Larisch, hoe ‘bovenaardsch’ bijna hare oogen straalden, wanneer zij sprak van Rudolf, sprak van hare gevoelens voor hem. Juist daardoor ook wist zij telkens opnieuw gravin Larisch te winnen voor hare geheime bijeenkomsten, en het medelijden der oudere vriendin te wekken. Alles voor Rudolf, niets voor zichzelve was blijkbaar hare leuze. En eene leuze, die zij tot in den dood is getrouw gebleven. Niets is aandoenlijker dan te lezen hoe zij gelukkig en opgewekt dien laatsten dag intrad in den Hofburg, om, na twee korte genotdagen op Meyerling, voorgoed te verdwijnen van eene aarde, die haar nog zoo veel geluk had vermogen te bereiden.
Mary kuste hare moeder schijnbaar gedachtenloos tot afscheid. Maar zoodra wij uit het boudoir waren verdween hare onverschilligheid, zij stormde de trappen af, en sprong in het rijtuig. ....Nooit zal ik de uitdrukking in hare wonderbare oogen vergeten. In hunne blauwe diepten straalde een bijna bovenaardsche liefde. ....Mary ging ongeduldig eenige oogenblikken op en neer. Toen kwam zij tot mij: Marie vergeef mij uit den grond van je hart al de zorgen die ik je gaf. Wat ook gebeuren moge, geloof nooit dat ik je heb willen bedriegen of een valsch spel heb gespeeld.
Dit zijn de laatste woorden, die gravin Larisch ooit zou hooren van Mary von Vetserá. Op datzelfde oogenblik kwam Rudolf haar weghalen - - voorgoed! Toen de deur zich achter die beiden sloot, had gravin Larisch hare vriendin voor het laatst gezien. Rudolfalleen keerde tot haar weer, om haar Mary's onherroepelijk besluit bij hem te zullen blijven te melden.
Was reeds toen de zelfmoord voorbereid? In elk geval had Mary zonder eenigen twijfel de nevengedachte haar geheele wereldsche toekomst te offeren voor hare onzalige liefde. Immers zij had, gelijk later bleek, haar schrijftafel leeggemaakt, hare sieraden achtergelaten, een briefje aan hare moeder geschreven, waarin zij haar voornemen aankondigde zich in den Donau te storten.
Ook hare laatste woorden tot gravin Larisch bewijzen dat zij zich bewust was een beslissenden stap te gaan doen. Met dien stap verloor zij alles, won alleen (en voor hoe korten tijd, ook in het beste geval) de liefde van een kroonprins, die haar nimmer langer dan voor luttelen tijd zou danken het levensoffer dat zij hem bracht. Zij was wereldwijs genoeg om dat alles te weten, te kunnen overwegen vooraf. Toch telde het bij haar niet, - omdat zij niets anders op het oog had dan hare liefde, en hare liefde alleen. -
Twee korte dagen in Meyerling! Wie zal zeggen hoeveel geluk, en hoeveel verdriet beide, zij hebben gegeven aan deze dappere jonge vrouw! -
Eerst waren de gelieven alleen, geheel alleen. Den laatsten avond kwamen Rudolfs gewone vrienden, Philip van Koburg, de ex-man der veelbesproken prinses Louise van België, graaf Hoyos, en anderen. Maar Mary noch Rudolf namen aan het feestgetij deel. Zij lieten zich in hun eigen vertrekken bedienen; de overblijfselen van het souper stonden nog op de tafel, toen de kamerdienaar hen den volgenden ochtend vond, bloedig, verminkt, zijn schedel gebroken, haar oog uitgeschoten. -
En toen, toen volgde die tragische epiloog waarin zij, aan wie zonder eenigen twijfel in elk geval verreweg de minste schuld is te wijten, werd weggestopt als een hond, werd beleedigd in haar vrouwelijk naakt lichaam,