Vrede door Recht buiten het Jodendom.
In dat uittreksel staan frazen, die den vredesapostel kenmerken. Waren zij niet onder de oogen van het algemeen gebracht, men liet hem spreken, alsof hij binnen het vredespaleis aan den gang was. Baat het niet, het schaadt niet. Zijn aanhang is gering.
Maar nu zijn er wanbegrippen verspreid, die niet onweersproken mogen blijven.
Alinea 1.
‘Wij, Nederlanders in het algemeen en de Nederlandsche Joden in 't bijzonder, hebben ontegenzeggelijk veel te danken aan het doorluchtig Vorstenhuis, dat ons reeds in de tijden, toen alom vervolging en achterstelling vanwege den geloove algemeen regel was, de volle vrijheid schonk en waarborgde, om geheel overeenkomstig de voorschriften van onzen godsdienst te leven en ons als burgers bij anderen daarom niet ten achter stelde.’
Dat spat op van onjuistheden, zoodat men niet weet aan welke men het eerst zal beginnen.
Laat ons er een grijpen.
Mr. de Pinto spreekt van Nederlandsche Joden.
Dat is in den mond van Mr. de Pinto een weergalooze ketterij.
Hij staat op voet van oorlog, vanwege den vrede weet u, met de Zionisten, waartoe het intellectueele Jodendom en de intellectueele Jodenheid (onderscheid naar godsdienst en volk) behoort, erkent geen Joden als eenheid, maar Nederlanders, waartoe ook Joodsche Nederlanders behooren en gebruikt nu een terminologie, waarbij hij de Joodsche Volkseenheid erkent, die eenheid verdeelend naar het staatkundig begrip Nederlandsch. Dat is zoo zuiver Zionistisch mogelijk.
Zou de vrede bij Mr. de Pinto in aantocht zijn?
De Joodsche Nederlanders dan hebben volgens hem veel te danken aan Oranje.
Bewijzen geven doet hij niet, alleen frazeeren.
Nergens blijkt uit de geschiedenis, dat de Joden ook maar iets genoten hebben van Oranje.
Het Volk was in een zekere mate meer verdraagzaam tegenover de Joden dan andere Volken, maar Oranje heeft wel de Joodsche geldschieters geëxploiteerd.
Er bestaat een kleine, heel kleine Joodsche adel.
Geen de Pinto's behooren er toe, maar toch Portugeesch uitgeweken Joden, de Lopus Suasso's. Dat zijn de menschen, die het geld aan stadhouder Willem III hebben gegeven, om koning van Engeland te worden. Zij kregen er een Jhr.-titel voor terug.
IJdelheid, want er bestaat geen volk heden ten dage met oudere cultuur en oudere voorouders dan Joden. Daarom hebben zij de oudste adel. Ouder dan Oranje.
Van Napoleon hebben de Joden rechten en plichten, zelfs namen gekregen.
100.000 Joden wonen in Nederland, waarvan 70.000 in Amsterdam.
Als er dus over Joden gesproken wordt, hebben wij het eerst het oog te richten naar hen. En hoe was hun toestand de laatste 100 jaar?
Schreiden en schreien de woningtoestanden onder de Joden in de 3 grootste steden niet ten hemel?
Is de grootste helft niet bedeeld, armlastig?
Is er een land waar de Joden % gewijze gesproken in slechter oeconomische verhoudingen verkeeren dan in Nederland?
Berlijn heeft alleen 90.000 Joden. En een Jood met groentenkar of sinaasappelwagen zoekt men er met een lichtje.
Waar is meer Joodsch proletariaat dan hier? Staat niet iedere buitenlandsche Jood, zelfs de Russische, verstomd over hetgeen te Amsterdam aan Joodsche misère valt waar te nemen.
Waar mannen als Mr. de Pinto Joodsch autoriteitje willen spelen, mag het wel eens gezegd worden, dat zij met en zonder Oranje de belangen der Joden schromelijk hebben verwaarloosd.
Brood vroegen de menschen en zij kregen frazen.
Die autoriteiten hebben slechts aan hun bekrompen gezagsmanie gedacht. De Joden ook zijn wijzer geworden.
Henri Polak was een der broodbrengers. En zij lieten Mr. de Pinto stilletjes voor vredesapostel buiten het Jodendom spelen, hem daarbij stroop latende smeren in aanwezigheid van Russische autoriteiten, Nelidof c.s., die de broeders en zusters van Mr. de Pinto lieten vermoorden, verbannen en uitroeien.
Met dat soort volk beraadslaagde hij over Vrede.
Of de Joden vrijheid van godsdienst hadden? De Portugeesch-Israëlitische kerk in den Haag staat in een achterbuurtje, Jan Evertstraatje, en aan den Boschkant is zij verborgen achter huizen, opdat men toch vooral niet openlijk zou zien, dat er een Synagoge was. En zoo was en is het door het gansche land.
Achterstelling vanwege het geloof bestaat heden ten dage in hooge mate.
Een sterk sprekend voorbeeld:
Tot voor enkele jaren bevatte de Haagsche schoolcommissie, die 45 leden telde, geen enkele Jood, tot ik er de aandacht op vestigde en Mr. de Pinto er inkwam. En dan is deze geen door de Joden erkenden vertegenwoordiger. Immers hij behoort tot een klein groepje Portugeezen, terwijl de Duitsche Joden hier de overwegende meerderheid hebben.
Maar waarin ziet men den Jood qua Jood niet achtergesteld?
Is de Jood godsdienstig en dingt hij in Nederland naar een ambt, dan kan hij dat op grond van de wet wel worden in theorie, maar wil hij de praktijk leeren kennen, dan moet hij zijn geloof aan den kapstok hangen in het vrije Nederland en anders zijn keel. Daarom moet de godsdienstige Jood in ons land schacheren als koopman.
Maar waar zijn de ongodsdienstige Joden in de hoogere rangen van het leger?
Waar is toch de weerga van Roete's Burgemeester of van Londensch Lord-Mayor? Waar is de Joodsche Commissaris der Koningin?
Waar is de Joodsche volksvertegenwoordiger, die weten wil dat hij Jood is, en waar is zijn godsdienst?
Een hooge uitzondering, een witte raaf vormt staatsraad Oppenheim. Staat daartegenover niet,