deden ze niets dan elkander vertellen van al het mooie, onbekende dat hun wachtte aan d'oevers van Amstel en Y.
‘O, zeg; en Jet heeft geschreven dat we morgen al dadelijk naar de E.N.T.O.S. gaan; dol hè?’
‘Nou en of.’
‘Weet je dat de schouwburgen ook allemaal weer spelen?’
‘Zalig! zeg; 'k zal zien dat we ook nog eens een tochtje naar Marken maken kunnen.’ Zoo ging het voort; steeds nieuwe heerlijkheden werden op 't tapijt gebracht; en toen eindelijk vroeg het blondje met iets van aarzeling in haar stem: ‘Enne.... moeten we niet ook naar de tentoonstelling ‘de Vrouw’?
‘Ja, dat moeten we zeker’ luidde 't antwoord, voor 't eerst gedurende de geheele reis zonder enthousiasme gegeven, ‘zie je 't is te gek om er niet heen te gaan; maar 't zal wel erg geleerd wezen.’
‘Ja hè, saai!’
De meisjes praatten door over andere dingen, maar mijn gedachten bleven bij 't zoo juist gehoorde. Geleerd en saai! Voor mijn oog verrees 't witte gebouwen-complex aan den Amsteldijk, de keurige tuin met zijn sierlijke bloemperken, 't oude lommerrijke geboomte, het Indische huis met de heerlijkkoele voorgalerij.
Geleerd en saai; en plotseling zag ik voor me een bekend figuur uit onze Nederlandsche vrouwenbeweging; hoorde ik haar waarschuwende woorden, gesproken op een der voorbereidingsvergaderingen: ‘Zoo'n tentoonstelling zal heel wat vooroordeelen uit den weg moeten ruimen. Laten we zorgen dat we als overwinnaars uit den strijd te voorschijn treden.’....
Vier maanden zijn er sinds de opening der tentoonstelling verloopen, en ik geloof wel dat in dien tijd de zege kwam aan de kant van haar, die ondanks felle bestrijdingen, vooropgezette tegenwerking nu en dan, haar best deden het eenmaal genomen initiatief zoo goed mogelijk in daden om te zetten...
O, ik weet het wel, te veel nog vindt men vrouwen die de op niets gebaseerde opinie van mijn beide buitenmeisjes deelen: geleerd en saai. Daarnaast echter staat een breede schare, bereid om dankbaar te erkennen dat hetgeen aan den Amsteldijk bijeen werd gebracht haar een schat van studiemateriaal heeft opgeleverd; en veel, dat tot dusver onbekend nog bleef, voor haar heeft onthuld...
O zeker, ook deze tentoonstelling vertoont leemten. Vèél wat men er gaarne vinden zou ontbreekt; maar waarom ons blind te staren op datgene wat toevallig niet aanwezig is? Laten we liever, zij 't dan ook in vogelvlucht, een blik werpen op wat in de verschillende afdeelingen, dank zij den arbeid van een dertigtal sub-commissies, te aanschouwen wordt gegeven.
Als we den drempel overschreden hebben en in de breede oprijlaan staan dienen we eerst wel even onze schreden naar links te richten. Dáár toch ligt het oude Meerhuizen, de kern als 't ware van 't geheel, de typisch-Oud-Hollandsche buitenplaats waaromheen zich de historische afdeeling en feitelijk heel de rest der tentoonstelling groepeert.
Stemmingsvol dat eenvoudige huis met den prachtigen, ouden tuin; en stemmingsvol ook het aardige grachtje waarlangs een stuk of wat Oud-Hollandsche winkels met geestige puntgeveltjes zijn geplaatst.
Is 't eigenlijk wel noodig dat ik U in het huis zelf rondgeleid? Ik geloof het niet. Ook zij, die schelden en mopperen omdat ‘de Vrouw’ niet behoort tot die categorie tentoonstellingen waar de vermakelijkheden hoofdzaak zijn, terwijl de expositie zelf als quantité négligable te beschouwen is, geven toe dat ‘Meerhuizen’ met zijn ouderwetsche meubelen, zijn typische kraamkamer waar 'n gemoedelijke oude baker bij 't aan en uitkleeden van haar wassen poppen een schat van ongevraagde wijsheid ten beste geeft, een alleraardigst stukje verleden in het heden terugbrengt....
Dus niet de huisdeur binnen gaan waar nog steeds het rose kraamkloppertje den bezoekers kond moet doen dat er een dochtertje geboren werd; en ook maar niet stilstaan bij het maîtressenschooltje en bij den naaiwinkel. Dat alles valt trouwens ook zonder nadere voorlichting den bezoeker wel als iets eigenaardigs op. Wel wil ik U even meetronen naar het gebouwtje, waar verschillende afdeelingen een denkbeeld geven van den werkkring der vrouw omstreeks 1813.
Toen de tentoonstelling geopend werd zette de presidente, Dr. Mia Boissevain, in haar rede o.a. uiteen dat het onderscheid tusschen de huidige vrouw en haar over-grootmoeder niet zoo geweldig is als velen meenen. De waarheid dezer woorden wordt op het terrein 1813 overtuigend gedemonstreerd. Statistieken, prenten en wat dies meer zij, leeren ons dat ook reeds honderd jaar geleden de vrouw uit het volk haar brood trachtte te verdienen