II.
De ‘democratische’ Nederlanders.
Wij doen er ons altijd zoo op te goede, dat wij een democratisch-gezind volk zijn, dat wij een fieren, vrijen aard bezitten, enz., enz. Een typisch staaltje van theorie en praktijk in dezen geeft het onderstaand bericht:
Al te familiaar.
Door den chef van den dienst der Exploitatie van Staatsspoorwegen is de volgende order uitgevaardigd:
‘Het publiek beklaagt er zich over, dat sommige conducteurs en controle-beambten, na inzage van abonnementskaarten, enz., bedanken met het woord ‘merci’ zonder meer, hetgeen aanstoot geeft, omdat het voor vele ooren te vertrouwelijk klinkt.
‘Het betrokken personeel wordt daarom verzocht, voortaan dat uitheemsche woord niet meer te gebruiken, maar eenvoudig “dank u” te zeggen.’
(Centr.)
Kan het bespottelijker, ingebeelder, dom-hoogmoediger? Dus, omdat een beambte tegen ons zegt: ‘merci’, daarom is hij te ‘familiaar’. God wat zijn we toch een vrij-denkend innerlijk-beschaafd voelend volk! Wat mij betreft, als ik in den trein zit is het me nog nooit zelfs ingevallen er ook maar op te letten, of een beambte tegen mij ‘merci’ zei, of iets anders. Zoo min als ik er ooit op let of men mij met mevrouw, juffrouw, freule, of wat ook betitelt. M.i. heeft wezenlijke hinderlijke familiariteit niets te maken met zulke uiterlijke vormen, zoo min als wezenlijke beleefdheid en wezenlijke beschaving afhangen van iemands toevalligen titel, of betrekking, of positie in de wereld. Wat moeten het beklagenswaardige, bekrompen zielen zijn, die zulke bezwaren uitvinden, en aan de betrokken directies durven meedeelen. En ook, welk een lamzalige directie die dáárop ingaat! -
In een wezenlijk vrij en democratisch land, zooals b.v. Zwitserland, kan men zich zulke nonsensige verordeningen zelfs niet vóórstellen!
ANNA DE SAVORNIN LOHMAN.