Gedachtenwisseling.
(Buiten verantwoordelijkheid der Redactie).
Zeer geachte redactrice,
Den Heer J.B. Naaktgeboren (zie Ged. w. in de H.L. van 20 Aug. l.l.) behoef ik niet ‘uit te kleeden’, maar ik wil ZEd. in een spiksplinternieuw pak steken. Ik ga ZEd. dus ‘aankleeden’.
1o. leest ZEd. slecht, of wil niet lezen, want ik vraag (Ged.w. in de H.L. van 30 Juli l.l.) afdoend antwoord, ‘zonder eenige heftigheid’, en nu geeft ZEd. mij steenen inplaats van brood.
2o. argumenteert ZEd. niet, maar scheldt mij uit voor krenterig en kleinzielig.
3o. citeert ZEd. op de ‘meer en meer gebruikelijke wijze’, en rukt den zin, welke ZEd. bruikbaar leek, uit zijn verband.
4o. ziet ZEd. voorbij, dat U, als redactrice, mij volkomen gelijk hebt gegeven (Corr. aan Mimosa, in H.L. van 13 Aug. ll.; bl. 112, 2e kolom.)
5o. moest ZEd. als ‘journalist’ weten, dat de N.R. Ct. van 18 Juli l.l. Ochtendblad A, een even waardig protestGa naar voetnoot1) brengt van de hand van den Heer J.H. Maronier, als ik in mijn Ged.w. heb trachten te geven.
6o. dat ik niet betwist aan de Koningin den mensch van Rossum te ontvangen, maar wel den Kardinaal v.R. met al de pompe, welke de Roomschen hem kunnen geven, maar wij hem niet mogen geven.
7o. dat de beteekenis Protestant zijn den protestant Naaktgeboren schijnt te ontgaan, en ZEd. zich stekeblind of O.I.-doof houdt voor de waarschuwingen, die van waarachtige protestanten in den lande voortdurend opgaan tegen het knielen voor de ‘Roomsigheid’.
Hoogachtend,
Uw Dw.
A.J. SERVAAS VAN ROOIJEN.
's Grav. 21/8 1913.