De Hollandsche Lelie. Jaargang 27
(1913-1914)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdNaar Loevestein, nu 't zomer is.Eindelijk was de winter voorbij met zijn natte, sombere dagen, zijn killen, guren wind, zijn regenvlagen en nevel. En de lente deed haar intrede, zij stoffeerde de naakte natuur met een fleurig gewaad van groen en veelkleurige bloemen. Mei was het volgens den almanak en Mei was het buiten; heerlijk blauw welfde zich het luchtruim over bonte weiden met grazend vee en groene bosschen en de menschen verlieten de vunzige stad en vermeiden zich in de natuur en zagen dat de wereld schoon was. Maar bewolkte luchten en regen, sombere kilheid vervingen weer de heerlijke vreugde van den stralenden zonnehemel. Juni en bijna geheel Juli gingen voorbij zonder zon, zonder zomer. Tot eindelijk kort vóór Augustus de zomerzon kwam met haar blijheid, haar stralende glans en schittering. Nu is het feest alomme! in weide en bosch, aan strand, op meer en rivier. Nu leeft wie kan buitenshuis, den ganschen dag. Een genot is het thans op de rivier te drijven op zeil- of stoomboot en de vergezichten vol afwisseling, al droomend genietend, bewonderend te aanschouwen. De breede Merwede baadt haar krullende golfjes in de gouden zonnestalen en flonkert met oogverblindenden glans, waar geen stoomboot of zeilschip haar oppervlakte klieft. Doch in de verte - hoe helder de wolkenlooze hemel moge stralen - hangt boven het flonkerend vloeiend goud een zilveren waas, geweven uit de haast onzichtbare dampen, welke van haar oppervlakte opstijgen, een waas van teere, doorzichtige mazen, waarin het zonlicht als in prisma 's wordt ontbonden in zijn verschillende tinten, doch alle verzacht, van hun harde schelheid bevrijd. Wit-violet lijkt de dampkring op 't eerste gezicht, slechts voor den aandachtigen beschouwer vertoonen zich al de kleuren van den regenboog, maar alle opgelost in den licht-paarsen hoofdtoon. In de verte, waar water en lucht, rivier en uitspansel in elkaar schijnen te vloeien, is alles voor het oog één ineenmenging van kleuren; maar nabij schieten de golfjes vonken vuur, de randen glanzen als zilver en zwart en somber steken de golfgleufjes af tegen die zilverboorden, het schuim van de raderen der boot spat als sneeuwkristal langs de donkere zijden, zeilschepen laveeren of stuiven als groote witte zwanen met uitgespreide vlerken door 't bruisend schuimende en spattende sop, terwijl de Merweboot snel haar weg vervolgt en de oevers vol afwisselend leven en vertier als in een kaleidoscoop of kinematograaf langs ons heen gaan. Vooral het Bovenveer geeft een karakteristiek dorpsgezicht op Sliedrecht. We zijn Sliedrecht gepasseerd en zoover het oog reikt rust de blik op groene weiden, waarin hier en daar een hoeve half tusschen geboomte verscholen en omgeven door hooibergen, reusachtige stapels gevuld tot het beweegbare dak met de schatten van den Biesbosch, het hooi van de eindelooze lage vlakten, van talrijke greppels doorsneden. Een ander dorp doemt in het Oosten op. Hoe vreemd vertoont het zich vanaf de rivier gezien! Als de boot aan den langen steiger aanlegt, die een honderdtal meters ver van den oever voert, ziet men huizen buiten den dijk en op den dijk, maar de meeste woningen steken alleen haar daken als koppen nieuwsgierig boven den dijk uit, achter welken het grootste gedeelte van Beneden-Hardingsveld gelegen is. Als een schilderij, grootsch en indrukwekkend, breidt zich de rivier voor ons uit over een breedte van een klein meer, nu we Noord-Brabant naderen. Vlak tegenover Werkendam aan den linkeroever ligt het | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 132]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
sierlijke Boven-Hardingsveld als een dorpje of miniatuurstadje uit een bouwdoos. Coquet steekt het torentje zijn spits uit boven het
SLIEDRECHT. - Stoomboot ‘Merwede’ op de rivier.
geboomte. Wilt ge hier de rivier overroeien van Noord-Brabant naar Zuid-Holland, van Werkendam naar Boven-Hardingsveld, dan moet ge twintig minuten lang flink uwe SLIEDRECHT. - Spoorbrug.
armen roeren. Met een ontzaglijke breedte scheidt zich zuidelijk de Nieuwe Merwede af en voert haar water naar 't Hollandsch Diep schuin door den voormaligen Biesbosch. Bij gebrek aan strand en zee spelen de kinderen hier badplaatsje aan den rivieroever; zij plassen met bloote beenen in het water, telkens terugwijkende, wanneer een passeerende stoomer het water hoog tegen den oever opstuwt. Bij alle veren (aanlegplaatsen) staan groepen mannen schijnbaar doelloos te kijken. De Merwede met haar scheepvaart en vischvangst is voor de oeverbewoners het leven, zoowel in geestelijken als in stoffelijken zin, bron van genot en afleiding evengoed | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 133]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
als van inkomsten; ouden van dagen verdroomen aan haar boorden den tijd van zonsop- tot zonsondergang, en zelfs in den
Slot Loevestein.
winter of bij stormweer staren de menschen naar de hooggaande golven van den wassenden of ebbenden stroom. Aan de rivier meten zij de hevigheid en kracht van den wind en hun blik schijnt geboeid door het machtig aangrijpend spel der fel bewogen wateren. Met veel zeemansschap heeft de bodt onder 't oversteken van Boven-Hardingsveld naar Werkendam een reusachtige beschreven en legt nu te Werkendam voor wier bewoners zij het eenige middel van verkeer is met de overige wereld. Wij zien de zalmvisscherijen bezig de netten met een stoombootje uit te zetten en weer in te nemen en slaan met belangstelling gade hoe zelden de zijden mazen een zilveren buit binnenhalen. Te Gorinchem gekomen, ligt vlak naast de aanlegplaats van de salonboot, die we nu verlaten, het stoom- of veerbootje op Loevestein en nauwelijks zijn we aan boord of we zetten koers naar de plaats, waar Maas en Waal te samen spoelden - de Maas heeft thans een andere monding. Voorbij Gorinchem wordt de rivier vooral niet minder druk bevaren, ook de schepen en booten die door 't Merwede-kanaal (de Keulsche vaart) naar Amsterdam gaan, passeeren ons hier. Rechts zien we de kleine bijna Middeleeuwsche sterkte, het stadje Woudrichem verrijzen, door de inwoners zelve Woerkum geheeten, juist waar de Maas met de Waal tot Merwede samenspoelt. Een hooge muur of steenen kade beschermt het tegen de rivier, een poort, de Waterpoort, geeft toegang tot de oude en ouderwetsche veste, zoo klein, dat er behalve de hoofdstraat, die haar van 't noorden naar 't zuiden doorsnijdt, slechts een paar zijstraten zijn, die tegen de wallen doodloopen. Aan alle zijden toch, behalve aan den waterkant, sluiten breede wallen het visschersplaatsje in. 't Is of we ons bevinden in een van de stadjes uit de Middeleeuwen, wier trots en heerlijkheid het was zich ter verdediging met muren en wallen te omringen, en wier bewoners huisden in hooge huisjes met trapgeveltjes en ijzeren ankers in de muren. Zeer oude gebouwtjes, op het oog nog gaaf, uit het begin der zeventiende en 't laatst der zestiende eeuw, zooals we lezen uit de ijzeren jaartallen in de spitse gevels, treffen ons oog. Nergens passen deze antiquiteiten zoo volkomen bij hun omgeving als in dit bekrompen stadje, waar alles oud en oudmodisch is, zoodat een enkel modern winkelhuisje zonderling afsteekt bij het antieke geheel. Maar ik zou vergeten u te vertellen, dat het veerbootje op Loevestein Woudrichem niet aandoet (wat erg jammer is.) Wil men dit geconserveerd stukje oudheid bezoeken, dan moet men dit doen per veerboot, die van Gorinchem op Woudrichem vaart. Wij laten dus Woerkum rechts liggen en vergasten onze oogen aan den ontzaglijken Loevestein, die zijn twee vierkante torens met achtkante spitsen boven de hooge boomen verheft, welke de sterkte omringen. Op de landtong, het Monnikenland genaamd, die tusschen Waal en Maas spits in de Merwede uitloopt, ligt aan den Waaloever de hooge burcht als beheerscher van twee stroomen.Naar de bouworde te oordeelen, is hij gesticht door de Noormannen. Later kregen de heeren van Altena het kasteel in eigendom. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 134]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De vrouw van een dier heeren heette Johanna van Leuven of (Fr.) Louvain en haar ter eere zou haar gemaal den burcht Louvainstein hebben genoemd, (stein = steen = kasteel, sterkte). Misschien ook is de naam afkomstig van loeven (= bijdraaien), omdat de schepen, die de Waal op- of afzeilden, hier moesten bijdraaien tot het betalen van tol. Een derde lezing geeft als oorsprong den naam Leeuwenstein naar den Leeuwensteen, een zerk met ijzeren ring, die vroeger op den Voorhof lag en waarop men het in Gothische letters gebeitelde opschrift las: ‘Den Löwenstyne’. Op dezen Leeuwensteen werden de terdoodveroordeelden terechtgesteld. In 't jaar 1332 kocht Willem III de Goede, graaf van Holland, de heerlijkheid Altena, waaronder Loevestein behoorde, van Diederik, graaf van Kleef, zoodat de burcht sedert aan Holland behoorde. Thans is hij Rijkseigendom. In 't jaar 1575 werd het gebouw met wallen en grachten omringd: men kan het dus nu ook wel fort Loevestein noemen. De inwoners van Woudrichem betitelen het steeds met den naam: het Kasteel. De boot legt aan vlak bij het fort en wij gaan door de poort Loevestein binnen. 't Is verboden op de wallen te wandelen. Bij de poort hangt een bel en op ons luiden is een bejaarde vrouw te voorschijn gekomen, die ons geleidt door de verschillende zalen van het kasteel en op den bekenden, door 't gebruik geijkten, zangerigen deun de geschiedenis vertelt van 't gebouw en wie er in de onderscheidene vertrekken gevangen hebben gezeten, hoe lang en om welke reden en of zij er gestorven, ontslagen of ontvlucht zijn. Eenige zalen mogen niet meer worden betreden, omdat de vloer niet betrouwbaar is. Ook tot de torens, den Waal en den Maastoren, wordt men niet meer toegelaten. Vreeselijk somber en haveloos, vervallen, ontredderd en bouwvallig is het inwendige van deze geduchte sterkte, die toch een belangrijk monument is van onze geschiedenis, onze Bastille of Tower. Laat ons hopen dat de burcht spoedig gerestaureerd en geoutilleerd zal worden, evenals het Muiderslot, ter wille van zijn historische waarde. Naar wij vernemen bestaat het plan hiertoe. Ziehier de rij van mannen, welke als staatsmisdadigers, krijgsgevangenen of wegens godsdiensttwisten in dezen burcht in gevangenschap hebben gezucht:
Het treft ons, dat vele dezer heeren uit den Loevestein ontsnapt zijn en 't is met een waar gevoel van verlichting dat we dit blijde nieuws uit den zangerigen mond onzer | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 135]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gids vernemen. Verrukkelijk schoon is het panorama uit de vensters der tweede verdieping, naar het Oosten over Monnikenland, Waal en Maas, westwaarts over de Merwede, waar ‘Gorcum rijst van ver’ en des te heftiger moet dit verlokkend uitzicht het verlangen naar vrijheid hebben opgewekt bij de in dezen somberen steenklomp levend begravenen. Heerlijk vinden we 't, als we door de zware poortdeur naar buiten treden en het oude uilennest achter ons gesloten wordt. Met wellust ademen we de frissche zomerlucht in en spoeden we ons naar 't veerbootje, dat weldra weder het water van de Waal en van de Merwede schuimend doet opspatten en ons voert door een bedrijvige wereld van vrijheid en schoonheid, door het mooie Holland met zijn kleurenrijke luchten. Op de Fop-Smitboot gekomen, die ons te Gorcum wacht, zoeken we op het dek een zitje in de luwte - overal zijn glazen schermen aangebracht - zoodat we, 't is inmiddels bijna 7 uur geworden, bovenop kunnen genieten van de lekkere lucht en 't gezicht op het water. Onderweg zien we de zon prachtig ondergaan als voorspelling van een nieuwen zonnigen dag. Welke streek zullen we morgen bezoeken? Mooier tocht dan vandaag kan 't moeilijk zijn. Wie volop van de vaart naar en 't bezoek op Loevestein wil genieten, koope en leze vooraf: 1o. een bootboekje van Fop Smit's reederij (Rotterdam), waarin Reisbeschrijving; 2o. Loevestein, onze Staatsgevangenis, Geschiedkundige aanteekeningen door P.J. Verlee, Uitg. J.H. Knierum te Gorinchem, prijs: 15 cts. De bezoeker, die ‘Loevestein’, geschiedkundige roman van Oltmans, gelezen heeft, ondervindt een groote teleurstelling bij het lezen van bovenstaand boekje. Toen ik jaren geleden het kasteel bezocht, vertelde de gids, dat een der verdedigingstorens, die den voormuur flankeerden, met Herman de Ruyter in de lucht was gevlogenGa naar voetnoot*) - de andere staat er nog en heet Kruittoren. Toen ik onze geleidster bij mijn laatste bezoek vroeg of zij niet vergat aan de dames en heeren dit interessante feit mede te deelen, zeide zij, dat de hoofdonderwijzer van Gorcum, genoemde schrijver, haar had medegedeeld dat dit niet juist was. De eigenlijke toedracht leest men in 't boekje. 't Is een desillusie. 't Spijt me om Herman de Ruyter en om onze geschiedenis. Deze held, want dit blijft hij ook bij de nieuwe lezing van zijn moedige daad, deze held had waarlijk wel den roem van Karel Josephus van Speyk verdiend. Bevredigender daarentegen in het boekje is het verhaal over Hugo de Groot's ontsnapping; dat doet het vaderlandlievend hart goed. Laat men toch niet al te veel in onze historie wroeten: al 't mooie verdwijnt. Wij kunnen nu nog helden vereeren en daden van zelfopoffering bewonderen. Maar wat zal er overblijven, als we maar steeds blijven onderzoeken en nasporen? Ik stel voor: handen af van ons roemruchtig verleden! Sliedrecht. C. GROUSTRA. |
|