actieve vroedschapsleven te wijden en dat anderen, die de vroedschapslasten nu eenmaal op hunne schouders hebben genomen, daaronder gebukt gaan, waardoor hunne vroedschapsenergie niet tot ontwikkeling kan komen of vermindert en misschien ook wegzinkt.
Voor een 25 jaren was het mode-wachtwoord ‘dat is sentimenteel’ en sloot de bedoeling in zich om de minderwaardigheid van het gevoelsleven in vergelijking tot het hoog geprezen verstand uit te drukken; de ervaring heeft intusschen geleerd, dat ook het menschelijk gevoel zijn rechten en plichten heeft, welke beide behooren te worden eerbiedigd op straffe van een kwijnend voortslepen van den geheelen mensch - hetzij man of vrouw.
Dat mode-wachtwoord heeft in den loop der laatste jaren iets van zijne heerschappij moeten inboeten.
Op eenigszins rijperen leeftijd beseffen wij allen, dat de eenzijdige intellectueele opleiding, waaronder wij ook nu nog al te zeer gebukt gaan, meer de eenzijdigheid en de daaraan onmiddellijk verbonden eenzelvigheid dan wel de harmonische ontwikkeling van ons gemoedsleven bevordert. Wat zeer jammer is zoowel voor het individu zelven alsook voor de gemeenschap, waartoe hij de eer heeft te behooren; de volle individualiteit hapert aan groei en bloei en de gemeenschap mag met leede oogen aanzien, dat zulke menschen in stilte verwelken evenals bloemen, welke zich niet kunnen neigen naar de plaats vanwaar het zonlicht hen tegenstraalt; de gemeenschap ontdekt hen in een hoeksken met een boeksken of bemerkt, hoe zij met angstige schraapzucht opstapelen het eene duizendtal guldens naast het andere.
Voor het bekleeden van het lidmaatschap van een raad zijn ze veel te verstandig; het peil van hun verstandsleven intusschen wordt niet opgenomen door anderen, doch door hen zelven; trouwens het vroedschapsleven deelt niet alleen hunne minachting, doch alles, waaraan moeite en verdriet zijn verbonden; zullie voeren eene ‘krentepofkepolitiek’ en vergeten - indien zij het hebben geweten, - dat 's levens moeite moet worden bevochten door het aanvaarden van de moeiten van het leven.
Het vroedschapsleven stelt zware eischen aan ons gevoelsleven, hetwelk nu eenmaal is een integreerend bestanddeel van geheel onze persoonlijkheid. En bij het denken aan die zware eischen behoeven wij nog niet in de eerste plaats aandacht te schenken aan leed door anderen ons aangedaan; want zwaarder weegt toch het besef van eigen tekortkomingen, waarvan er eentje al te veel op den voorgrond treedt en wel deze: dat wij zoo kinderachtig zijn om ons veel, of althans te veel te storen aan andermans critiek.
Een eigenaardige ondervinding heb ik onlangs opgedaan bij eene sollicitatie voor een rechterlijk ambt; de rechter, bij wien ik mijne belangen bepleitte, liet mij duidelijk voelen, was zelfs zoo oprecht om het te zeggen, dat voor een rechterlijk ambtenaar deelneming aan vroedschapspolitiek niet was gewenscht en aangezien en overwegende ik, zij het ook in lichten graad, vroedschapspolitiek meemaak, ligt de conclusie voor de hand, dat de rechterlijke aanbeveling vroedschapspolitieklooze namen inhield.
Ik ben eene andere meening toegedaan en heb steun gevonden niet in jurisprudentie, doch in een levend woord van den thans overleden Minister Regout, die tijdens de behandeling der begrooting anno 1911 heeft gezegd: ‘Jullie, Juristen, moet u niet opsluiten binnen de enge grenzen van de studeerkamer, maar jullie moet deelnemen aan het maatschappelijk leven.’
Tot dat maatschappelijk leven behoort nu eenmaal ook de vroedschapspolitiek.
De overleden Minister van Justitie had gelijk, doch groote beginselen hebben een geboorte en een strijd om het bestaan te voeren. Al had die minister anno 1911 gelijk, daarom is dat woord anno 1913 nog geen vleesch geworden.
Zoo gaat het met het vroedschapsleven ook; men voelt wel eens diep, heeft wel eens eene schoone gedachte, doch daarom vindt men nog geen steun bij de meerderheid, hoe gaarne men die ook zou verlangen.
En dan wordt men het meest in zijn gevoelsspheer getroffen; als men gelijk meent te hebben en de erkening daarvan bij vroedschaps-besluit niet kan bevorderen.
Dan staat men alleen als niet begrepen en nog minder gewaardeerd man met zijn helder inzicht, fijn gevoel en diepe gedachten, dan staat men alleen, heelemaal alleen, en mokt en mort en moppert en meer in stilte.
Dan als de sollicitant zijn naam op de rechterlijke aanbeveling mist en de vroede man wordt afgestemd.
Zie, als eene sollicitatie mislukt, dan wacht men eene andere af; als men nu ook maar inzag, dat men bij het bevorderen van