II.
Dat kan IK hem wel zeggen.
Volgens ‘het Vaderland’ heeft men op het Medisch-Congres te Londen met schrik geconstateerd, dat de krankzinnigheid overal toeneemt. Hoor maar:
Op het Internationaal Geneeskundig Congres, thans te Londen gehouden, heeft gisteren de voorzitter der Sectie voor Psychiatrie, Sir James Crighton Browne, gewezen op het ernstig gevaar dat er bestaat in de sterke toename van krankzinnigheid, die volgens hem, in alle landen welke daarover betrouwbare gegevens hebben, te constateeren valt. In Engeland bijv., zei Sir James, bedroeg in 1859 het aantal erkend krankzinnigen 36.762; dit getal was op 1 Januari 1913 gestegen tot 138.377, een vermeerdering dus met 276.4 procent, terwijl de bevolkingstoename in hetzelfde tijdverloop slechts 87.5 procent bedroeg.
Hier had men dus, zei Sir James, het onrustbarende feit, dat de vermeerdering bleef aanhouden, terwijl verscheidene van de meest werkzame factoren voor krankzinnigheid hun kracht, dadigheid verloren hadden.
Sir James erkende het verschijnsel niet te kunnen verklaren, en drong op een onderzoek aan.
Wel, het raadsel dat Sir James meedeelt niet te kunnen oplossen, daarvan kan ik, en ieder mensch, die met gezonde hersenen de teekenen des tijds aanschouwt, hem de verklaring geven. Die zit 'm namelijk daarin, dat alles er heden ten dage op is ingericht de menschen gek te maken. Sport b.v. neemt zulk een groot deel van den tijd in beslag dat het geen uitspanning meer is maar een kolossale inspanning. Daarnevens eischt het beroep meer dan ooit, dat men er zich ten volle aan geeft, omdat de concurrentie nimmer grooter was dan heden ten dage, omdat bij de van alle zijden opgedreven luxe de finantiëele moeilijkheden steeds stijgen, de strijd om het bestaan steeds ernstiger vormen aanneemt. En ondertusschen is er van de opvoedende en versterkende geest, die uitgaat van een gelukkig familie- en gezinsleven, geen sprake meer. Integendeel, alles vergadert, zit in clubs, stelt ten toon, padvindert, reist, auto't, weet ik wat. Het thuis is heden ten dage niet meer dan een slaapgelegenheid; de familie-keukens vervangen reeds de maaltijden in het gezin, voor zoover die niet worden ingenomen in de restaurants en op de school, en in tea-gelegenheden en lunch-rooms. - Kinderen, die reeds lang in hun bed behoorden te liggen, gaan, na een veel meer inspannenden schoolarbeid dan die van vroegere tijden, tegenwoordig nog fietsen, voetballen, padvinderen, dichten, musiceeren, meedoen aan liefdadigheidsvoorstellingen, en allerlei andere voor hun leeftijd en krachten ongeschikte vermaken. Moeders en vrouwen werken op kantoren, zijn nuttig of kunstdoenerig, weten geen meiden te houden, maken zich daardoor zenuwachtig en nijdig, en willen per-se meer geld verteren dan zij hebben in te komen. Mannen en echtgenooten moeten maar zien dat zij, hoe dan ook, dat vele geld verdienen in een jacht-leven, op de beurs, in de zaak, met speculaties, enz. en ondertusschen zoeken zij hunnerzijds hun fortuin buitenshuis, in kostbare liaisons en andere genoegens, daar
hunne wettige vrouwen meestal geen kinderen willen, en ook geen enkele poging doen hen in andere opzichten een gezellig interieur te bezorgen. Zoo overjacht en overspant en overwerkt zich geheel onze hedendaagsche verziekelijkte rotte maatschappij, zoowel wat genotzucht aangaat als wat arbeid betreft. - En dan vraagt het geleerde medische congres in Londen nog heel onnoozel: Hoe het komt dat er zoo veel meer krankzinnigheid is dan vroeger?
Wat den geleerden en verstandigen verborgen blijft, dat wordt den kinderkens geopenbaard - zou men hier kunnen zeggen. Of ook: groote geleerdheid leidt tot razernij.
Want heusch, een geleerd ‘onderzoek’ is hier gansch overbodig. Met open oogen om zich heen zien is voldoende om de oorzaak van het kwaad te ontdekken.
ANNA DE SAVORNIN LOHMAN.