De Hollandsche Lelie. Jaargang 27
(1913-1914)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdActualiteiten door A.J. Servaas van Rooijen.Jachtvermaak!?Ontleend aan ‘De indrukken van een rood patrijsje’ door Alphonse Daudet (in 't Zondagsblad v.h. Dagblad v. Zuid-Holland en 's Gravenhage van 21 Juni 1913): ‘De dag liep nu ten einde. De schoten vielen verder weg en werden zeldzamer. Eindelijk zwegen zij geheel... Het was afgeloopen. Wij gingen langzaam naar de vlakte terug om te zien hoe het met ons troepje stond. Maar toen we het huisje in het bosch voorbij kwamen zag ik iets vreeselijks. Op den rand van een sloot lagen de hazen met hun rossigen pels en de grijze konijnen met hun witten staart naast elkaar gerangschikt. Het waren allemaal in den dood vereenigde pootjes en die om genade schenen te smeeken, - omsluierde oogen, die schenen te weenen; dan volgden roode en grijze patrijzen, met het hoefijzer, zooals mijn vriend en dan jongen van dit jaar, zooals ik die nog dons onder de veeren hadden. Is er iets droevigers denkbaar dan een doode vogel? Vleugels spreken van leven! Koud en opgevouwen doen zij rillen... Een prachtige groote reebok scheen kalm te slapen; het roode tongetje hing uit den bek als wilde hij nog likken... En daar waren ook de jagers; zij hingen over dat moordtafereel en telden den buit en duwden al die bloedige pootjes en al die gehavende vleugels in hun weitasch, zonder eenigen eerbied voor de versche wonden. De honden, al gekoppeld voor den terugkeer, plooiden de lippen als stonden zij gereed om zich opnieuw in het hakhout te werpen. O, hoe vervloekte, hoe verachtte ik die allen, menschen en dieren, - heel die bende, - toen zij bij zonsondergang heengingen, uitgeput en hun lange schaduw werpend op de aardkluiten en de paden, nu vochtig van den dauw... Mijn metgezel en ik, wij missen den moed om zooals anders een afscheidsgroet te brengen aan den scheidenden dag. Op onzen weg kwamen wij nog allerlei ongelukkige kleine dieren tegen, die bij toeval getroffen werden en overgelaten werden aan mieren en veldmuizen; eksters en zwaluwen, in de vlucht geraakt, lagen daar op hun rug, de stijve pootjes opstekend naar den nacht, die, zooals altijd in den herfst, - helder, koud en vochtig neerkwam. Maar het | |
[pagina 107]
| |
treurigste van alles was om aan den boschzoom, aan den weiderand en daar ginds tusschen de wilgen aan de rivier dat angstige, droevige, zich naar alle zijden verspreidende geroep te hooren, dat niet meer werd beantwoord.’ | |
Wat kost de kroon ons?De nieuwe, - als 't ontwerp wet wordt, - de ‘nieuwe’ grondwet zegt het ons. Herinneren wij er aan, dat zij zoowat uit dezelfde fabriek komt. Zoon Theo geeft vader Jan allerminst iets toe in behoudenheid. Zal het ‘ontwerp’ wet worden? Wat zal het twee-jarig rapport uitwerken? Het is het beste, om er ons, met het oog op Juni, - maar niet over te bekommeren, maar toch meen ik er op te mogen wijzen, dat er zoo iets in voorkomt van 't zoet gefluit van den vogelaar. Mr. S. van Houten zal het u zeggen. In zijn jongsten Staatkundigen BriefGa naar voetnoot1) zegt hij: ‘Tot bereiking van zijn (des Ministers) doel gebruikt hij voorts eenige kleine middelen om ten slotte Kroon en Kamerleden over bedenkingen te doen heenstappen. Het inkomen der Kroon wordt met f 200.000 per jaar verhoogdGa naar voetnoot2); voor de paleizen zal f 50.000 per jaar meer worden besteed, de Juliana-quaestieGa naar voetnoot3) zal worden opgelost; de leden van de Tweede Kamer zullen f 3000.- ontvangen, inplaats van f 2000.- en hun zal zelfs een bij de wet, feitelijk misschien door hen zelf, te regelen pensioen worden toegekend; de vergoeding hunner reiskosten zal ruimer worden; ook worden uitgebreid die voor het bij wonen [wegblijven]Ga naar voetnoot4) van commissiën; de voorzitter der Tweede Kamer zal f 5000.- extraGa naar voetnoot5) ontvangen.’ Terecht zegt de briefschrijver: ‘Zulke kleine geschenken onderhouden de vriendschap.’ Ik voeg hieraan niets toe. Ik erken, dat het Koningschap al niet veel duurder is dan een Presidents-luxe, zooals in Frankrijk; de eerste ambtenaar van den staat moet een wedde ontvangen als ieder ander ambtenaar, maar, of nu de voorgenomen verhooging, waar de belastingen toch al zoo hoog zijn, en nieuwe verhoogingen in uitzicht zijn, redelijk is, laat ik aan ieder onbevooroordeeld onderdaan over te beslissen. |
|