De Hollandsche Lelie. Jaargang 27
(1913-1914)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 103]
| |
las - geschreven door Cornelis Veth (ophemeling ongeteekend). Van diezelfde Telegraaf is de ‘criticus’ op litterair gebied.... Cornelis Veth. Commentaar overbodig. Hetzelfde feit kan men, ook wat andere couranten en tijdschriften betreft, gedurig nagaan. De uitgever echter drukt later zoo'n eerlijke(!) recensie af in zijn prospectussen met de plechtige bijvoeging: De ‘Telegraaf’, of welk Blad dan ook... En het publiek is de dupe - - - En verdient trouwens ook niet beter, van wege zijn onnoozelheid in dit opzicht. ANNA DE SAVORNIN LOHMAN. | |
II.
| |
III.
| |
[pagina 104]
| |
Zeg, had je 't durven droomen,
Dat jij, 't verleen ten spijt,
Nog eens zoudt mogen lunchen
Bij hare Majesteit?
O! Pieter Jelles Troelstra!
Nu ben je 'n deftig man;
Het staat in alle kranten
Hoe goed je buigen kan.
Ja, wèl ben je ‘hoffähig’ -
In burgerlijken zin!
Je rok zat als geschilderd,
Er zat geen kreukje in.
Ach nee! die toekomst-heilstaat
Die levert nù geen duit, -
Daarom trok jij al spoedig
Je rooie plunje uit.
Daarom werd jij ‘verstandig’,
Sprak van ‘geleidelijkheid’,
Dat bracht je in de Kamer,
Dat bracht je òòk: profijt.
Nu heb je zelfs gegeten
Aan 't hof - bij een vorstin;
Bediend door hoflakeien....
Zeg, heb je nu je zin?
Of rust je niet voordat je
De éérste bent in 't land,
En 't voorbeeld na kunt volgen
Van ‘citoyen’ Briand?
SATER.
Op een andere plaats wordt, onder den titel: ‘Dat vrije Volk zijn wij’, zeer terecht gewezen op het lamzalige ‘onafhankelijkheidsgedoe’ dierzelfde ‘vrije Batavieren’, die, toen Napoleon ons de baas was, hem likten en in den zak kropen precies even lustig als zij 't iedereen doen die baantjes vergeeft en ridderorden uitdeelt: Als de doode Napoleon eens éénmaal nog slechts kon aanschouwen, hoe het nakroost zijner aanbidders, die zich voor hem bogen en kronkelden in allerlei bochten in eigen minheidsbesef, thans schreeuwt over hun ‘onafhankelijkheid’ en spuwt naar zijn monument - hij zou zeker verlangen nog eenmaal in het leven te kunnen wederkeeren om die onafhankelijkheids-blaaskaken nog eens weer te doen gevoelen de zwaarte van zijn ijzeren vuist, en opnieuw voor zich te zien kronkelen en buigen, en hen dan uit te lachen. En als het nog eens zal gebeuren dat de ‘Pickelhauben’ hier de baas spelen, dan zal men weer hetzelfde walgelijke tooneel zich zien herhalen: wat eens schreeuwde over Oranje en Spanje, onafhankelijkheid en bataafsche afkomst, zal dan geknield liggen aan de voeten van Wilhelm om die allernederigst te kussen. Och, als hij maar zoo wijs is hen te overladen met lintjes en vette baantjes; daarvoor moet zelfs de onwankelbaarst-trouwe oranjeklant zwichten, - natuurlijk met behoud van zijn ‘onafhankelijkheidszin’ en ‘bataafsche afkomst’, dat spreekt vanzelf. Dat zijn ware, rake, welverdiende, naaktware woorden. Juist daarom echter vrees ik, dat zij maar moeilijk ingang zullen vinden bij een over het algemeen alles behalve op waarheid gesteld publiek. Moge het uitgever en redactie gelukken voor hun Blad een plaats te veroveren, ik wensch hun dit toe, indien zij hun programma getrouw blijven. Echter, een spotblad dient voor en boven alles geestig te zijn. In dat opzicht zij de redactie voorzichtig door niet alles te plaatsen; b.v. de causerietjes van Dronken Tienus hebben niets aanbevelenswaardigs; zij zijn plat, flauw en onbenullig. Daarentegen beviel mij de bijdrage in poëzie: ‘Huizen des Kwaads’. Zulke gevoelige versjes hebben beteekenis, zeggen wat. ANNA DE SAVORNIN LOHMAN. |
|